de
Blijf boer!
Ten onrechte beschuldigd Telerspremies
en afgunst Visschers naar Oostland
ZEELAND
2de Jaargang No. 19
Vrijdag 14 Mei 1943
anastana
D rust en orde op ons platteland is hersteld, een
ieder werkt weer op den akker en verzorgt het vee
en nu de boeren, die een oogenblik het rechte pad
verlieten, van de dwalingen huns weegs zijn terug
gekeerd, wil ik voor de toekomst een waarschuwend
woord laten hooien, meer in het bijzonder tot hen,
die onrust hebben veroorzaakt.
De laatste 20 jaren hebben onze boeren een tyd door
gemaakt van opeenvolgende crises en de afbraak van
onzen boerenstand was zoo groot, dat er in menig
gezin groote zorgen, ja, armoede en ellende neerschten.
Echter is de tijd van 1930-1940 wel het zwaarste ge
weest; toen werd boer en tuinder afhankelijk van
overheidsbemoeiing, van uit den grond gestampte
crisisinstellingen, waar de scepter werd gezwaaid door
profiteerende grootkapitalisten.
Gelaten hebben onze boeren dit onrecht aanvaard.
Met ijver en toewijding bewerkten zy den oodem, ver
zorgden hun producten als bekwame vaklieden met
de meeste zorg en na deze ter bestemde plaatse te
hebben afgeleverd, werd heel veel gedenatureerd of
vernietigd.
Niettegenstaande deze vernietiging en voortschrijdende
verarming van den boerenstand, werd toch ieder jaar
weer geploegd, gezaaid en geoogst.
In 1940 werd ons volk betrokken in den grooten
strijd,^ welke toen reeds 8 maanden in Europa woedde.
N drie jaar oorlog zonder invoer* hebben onze boeren
de prestatie geleverd, negen millioen mensehen aan
het eten te houden, wat geen kleinigheid is, wanneer
we bedenken, dat in ons land 275 mensehen per vier
kanten kilometer moeten worden gevoed.
Wij hebben onze paarden geleverd, onzen veestapel zien
inkrimpen, den pluimveestapel zien verdwijnen. Dit
moest gebeuren en was noodzakelijk voor de oorlog
voering en voor de voedselvoorziening. Maar er is een
grens en aan de grens van het mogelijke zijn wij ge
komen. Onze boeren hebben hun grasland in bouwland
omgelegd; pl.m. 50.000 H.A. koolzaad staat te velde,
het zal blijken, dat de aardappelteelt is uitgebreid.
Er is tekort aan landbouwgereedschap en de oogst
zal slechts met veèl inspanning kunnen worden ge
borgen.
Niettegenstaande deze moeilijkheden moeten en zullen
we gezamenlijk zorgen, dat alles blijft draaien, dat de
voedselvoorziening van ons volk voor zoover dat
aan ons ligt verzekerd blijft. We kunnen vaststel
len, dat tot 30 April 1943 de boeren op voorbeeldige
wijze aan hun verplichtingen tegenover hun volk
hebben voldaan; naar mijn meening wordt hieraan
door sommigen wel eens te weinig aandacht besteed.
Helaas hebben vorige week ook boeren zich door
onverantwoordelijke lieden laten verleiden af te wij
ken van hunne stoer betrachte plichtsvervulling
In het belang van ons volk moest natuurlijk aan deze
plichtsverzaking een duidelijk halt worden toegeroepen
ik geloof, het was duidelijk.
Inmiddels hebben wij tegenover ons volk zeer zeker
by het weldenkende deel aan gezag en waardeering
ingeboet; ik ben echter overtuigd, dat elke boer zich
met mij over het wangedrag van een aantal onzer
schaamt, met my de waardigheid van onzen boeren
stand voelt aangetast.
Geleid door deze gevoelens hebben vele van onze
Buurtboerenleiders onder toezicht van den Boeren
leider hunner Provincie ingegrepen en den dwalenden,
onwillig^n of nog ergeren op hun plicht gewezen en
zoo noodig verdere maatregelen genomen. Met vol
doening kan worden vastgesteld, dat hun optreden
veelal voldoende was om zich vergetende boeren in
het goede spoor terug te brengen.
Intusschen hebben wy kunnen lezen in de officieele
publicaties, dat het boter- en vleeschrantsoen tijdelijk
Is verminderd.
Afgezien van het feit, of deze vermindering niet even
goed ware gekomen, krijgen nu de boeren hiervan de
schuld. Ik kan deze wijze van publiceeren niet bepaald
Indrukken en gedachten (XXXVII)
i R is den boerenstand onrecht aangedaan. Dezer
dagen werd achtereenvolgens bekend gemaakt, dat zoo
wel de perioden voor den boterbon als van het vleesch-
rantsoen, verlengd moesten worden. De motiveering
hier voor werd gelijktijdig in het bericht genoemd. Deze
maatregelen waren noodig, omdat een deel van de
Nederlandsche boeren als gevolg van de plaats gehad
hebbende stakingsacties in gebreke waren gebleven hun
producten te bestemder plaatse af te leveren. Het moet
ons van het hart, dat we pijnlijk door deze motiveering
zijn getroffen. En nog meer door het commentaar, dat
de Haagsche Courant daarop heeft gegeven, al Is dit
een gevolg geweest van de onjuiste motiveering in de
officieele publicaties. Voormelde courant schreef name
lijk: „Wy hadden ons eerlijk gezegd den invloed van
den Landstand op den boei sterker gedacht dan deze
is gebleken te zijn aan de hand van den in de be
treffende eommuniqué's aangeduide» onwil der boeren,
waardoor ons volk thans gedurende eenige weken met
een schimmetje vleesch en boter genoegen moet
nemen"
Zoo is een officieel bericht aanleiding tot het in dis-
crediet brengen van Landstand en boerenstand, zulks
echter geheel ten onrechte.
Weliswaar kan niet ontkend worden, dat een deel van
onzen boerenstand zich heeft laten overhalen tot sta
ken, waardoor hier en daar de voedselvoorziening
haperde, maar de schuldigen moeten niet onder de
boeren gezocht worden. Dat zijn in de eerste plaats
menschen uit bepaalde intellectueele kringen, terwijl
er daarnaast overal oproerige elementen worden ge
vonden, die direct van de partij zijn als er herrie ge
maakt moet worden. Gewone bolsjewisten dus, die met
de salon-bolsjewieken (waaronder velen zich noemende
anti-revolutionairen) dit keer, hoe vreemd het moge
klinken en zooiets voorheen nooit zou kunnen worden
verondersteld, samenwerkten om ons economisch leven
in het honderd te sturen. Zij leefden in de naïeve ver
onderstelling, dat daardoor de bezettingsmacht wel
spoedig zou ophoepelen. Alsof die niet voor heetere
vuren heeft gestaan en alsof juist de gevoerde actie
niet veel van de vrijheid die we hadden in een bezet
bewonderen, want de waardeering voor elkander wordt
er door geschaad.
Hadden alle boeren echter, zooals tot voor kort, hun
plicht gedaan, dan was deze blaam niet op ons neer
gekomen en hadden anderen hiervoor de verantwoor
ding moeten dragen.
Boeren van Nederland, toont, dat Uw standseer U
na aan het hart ligt en onthoudt U voortaan van
onverantwoordelijke daden. Onze Boerenleider riep U
verleden week toe: Blijf nuchter! ik zeg tot U: Blijf
boer!
De plaatsvervangend Boerenleider,
KOLHORN, 10 MEI 1943.
land, kon doen verspelen. In elk geval zijn deze men
schen oorzaak van het niet op tijd inleveren van melk
en vee door sommige boeren. Gelukkig hebben ook
deze boeren hun gezond verstand spoedig terug ge
kregen en ingezien dat met staking niets gewonnen
en wel veel verloren kon worden. Intusschen zijn hier
en daar bloed en tranen gevloeid en krygt vooral de
stedelijke bevolking minder vet en vleesch bovendien.
De ophitsers zitten weer achter de schermen en de
boeren krijgen de schuld. DE boer behoeft dat echter
niet te nemen. DE boer gaat vrij uit. Een groot deel
heeft melk geleverd en in elk geval hebben de meesten
wel melk willen leveren, maar kwam de melkryder
niet of weigerde het personeel op hun zuivelfabriek te
werken. In de tweede plaats waren er boeren die vee
wilden leveren, maar geen geleidebiljet bij hun P.B.H.'s
konden krijgen. In de derde plaats zijn er de echte
bolsjewisten geweest die de melkwagens molesteerden,
de melk over de straat deden vloeien en er hier en
daar met melk en melkbussen van door gingen
Ten slotte was er dan nog en klein percentage onder
de boeren zelf, dat opgezet heeft tot staken, nadat zij
daarvoor consignes van geloofsgenooten uit andere
kringen hadden ontvangen. Zelf durfden deze „helden"
dat echter lang rifet altijd uit te voeren. Ze hadden daar
toe huurlingen die moesten aanzeggen bij anderen, dat
er gestaakt moest worden.
Uit het vorenstaande moge blijken, dat den boer inder
daad niet meer schuld treft dan het overige deel van
ons Nederlandsche volk voor hét haperen der voedsel
voorziening en dat in de officieele publicaties ten on
rechte zijn naam is genoemd. Nu blijkt dat DE boer
geen schuld heeft aan het gebeurde, kan meteen wor
den vastgesteld dat de naam van den Landstand zeker
ten onrechte In discrediet is gebracht bij de lezers van
de Haagsche Cpurant. wij uiten de verwachting, dat
de betreffende instanties de door ons gewraakte woor
den derhalve zullen herroepen, ten einde te voorkomen,
dat de verhoudingen in ons volk nog meer vertroebeld
worden.
(3 VER die verhoudingen in ons volk, willen we nog
iets meer zeggen, met name in verband met de telers
premies die de boerenstand ontvangt en die in den
laatsten tijd in het geding zijn gebracht, zelfs door
nation aal-socialistische persorganen. Veroorlooft ons,
lezers en lezeressen allereerst een aanloopje.
In het Hiuiehuis te Havelte, daar waar vele leden van
de Jonge Landstand in het voorbije winterseizoen ziju
te zarnen geweest voor meerdere ontwikkeling, lazen
wy een spreuk aan den wand, die veel waarheid bevat
n.l.: „De boer is graag boer al mag hy ook nog zooveel
klagen
De boer klaagt altijd, zegt de een en hij gelooft niet
wat de boer hem vertelt. De boer heeft recht tot klagen
gehad, zegt een ander, die beter op de hoogte is en
het boereninkomen vergeleken heeft met dat van ge
lijkwaardige volksgenooten. De boer klaagt thans ten
onrechte, zegt menigeen die het boerenleven van naby
niet zoo kent en jaloersch is op de levensmiddelen die
de boer zoo kort bij heeft. Maar, als jaloerschheid niet
de kop wordt ingedrukt, komt er haat voor in de
plaats en wat komt er dan terecht van een hechte
volksgemeenschap
Er is een tijd geweest dat de boer met den nek werd
aangezien, dat er heelemaal geen rekening met hem
werd gehouden, dat men den grond liever braak wilde
laten liggen. Het was in den tijd dat de Boerenbonden
ontstonden, waaruit in het noorden van ons land vooral,
maar ook in Holland en Zeeland, „Landbouw en Maat
schappij" werd geboren. De boer had reeht tot klagen,
zijn belooning was veranderd in verlies, maar de boer
bleef boer, onidat hy zijn arbeid mint tot, gelyk met