Oekraïne, land der zwarte aarde
Loonregeling 1942
PAG. 5
DE LANDSTAND
VRIJDAG 14 MEI 1943
VI.
Een Nederlandsche boer vertelt van zijn ervaringen in Rusland
De taak van den Stiitzpunktleiter"
(Steunpuntleider)
D AGELIJKS moet de Steunpuntleider groote afstan-
den afleggen, want, hoewel de voorzitters en de land
bouwkundigen hem ter beschikking staan, dient hij het
verloop van sommige werkzaamheden zelf na te gaan
en er zich door middel van steekproeven van te ver
gewissen, dat alles overeenkomstig zijn wenschen wordt
uitgevoerd.
In het bijzonder dient hij te letten op het oogsten en
vooral op het dorschen van het graan. Vroeger ge
beurde het menigmaal, dat men de dorschmachine zoo
danig afstelde, dat veel koren in het kaf terecht kwam.
's Avonds werd dan het koren door de kolchosniki uit
het kaf gezocht en voor eigen gebruik meegenomen.
Dat was in dien tijd niet meer dan natuurlijk, want
de vroegere vrije boeren, die tot toetreding tot de
kolchoze waren gedwongen, kregen ternauwernood vol
doende brood voor hun gezinnen. Schuld hieraan had
de Communistische Partij, die boven het bestuur van
elke kolchoze een „Activist" had aangesteld, die
nauwkeurig controleerde of alle van boven gedecre
teerde bevelen werden uitgevoerd. Het jaarlijksche
teeltplan voor de kolchoze werd zuiver bureaucratisch
in elkaar gezet. Zonder te letten op de steeds wisse
lende weersomstandigheden moest op de daarvoor vast
gestelde dagen worden geploegd, gezaaid en geoogst.
Vaak kwam het dan voor, dat het graan te vroeg of
te laat gezaaid of geoogst werd en daardoor de oogst
geheel of gedeeltelijk mislukte. Evenwel moest onder
alle omstandigheden ^het voorgeschreven kwantum
graan aan den Staat worden afgeleverd. Afwijkingen
golden als sabotage: alles moest volgens programma
worden afgewerkt.
De Staat eischte in ieder geval een vierde tot een
derde van den totalen oogst op; het M.T.E. (Motoren-
Tractoren-Station) dat tractoren en dorschmachines
in bruikleen afstond, 15 tot 20 pet; voor zaadgoed moest
10 tot 15 pet. bewaard blijven, terwijl voor het vee
ook een zeker percentage moest worden gereserveerd.
Voor de boeren bleef er dus bitter weinig over en
ofschoon er zware straffen op stonden, zon men steeds
op nieuwe middelen om aan het benoodigde voedsel te
komen. Daarbij kwam nog, dat de Staat voor het
afgeleverde graan slechts 8 kopeken per kg. betaalde,
terwijl de boeren het van hun eigen graan gebakken
brood in de coöperatieve winkels, voor 90 kopeken per
kg. moesten koopen.
Met zijn loon stond het ook betreurenswaardig. Hij
verdiende 100 tot 180 Roebel per jaar en kreeg dan
als toegift 400 kg. graan. Als men bedenkt, dat een
costuüm in Rusland 500 tot 600 Roebel kostte, een
overjas 350 Roebel, een paar molières 180 Roebel en
een werkpak 70 Roebel, dan is het geen wonder, dat
diefstal en berooving aan de orde van den dag waren.
Door de nieuwe Duitsche verordeningen is nu alles
anders geworden. De loonen zijn belangrijk verbeterd
en de vlijtige boeren krijgen zelfs weer land toege
wezen.
De Steunpuntleider moet echter me^jiet bovenstaande
goed rekening houden en nauwlettend toezien, dat de
nieüwe voorschriften behoorlijk worden nageleefd.
De aandacht van den Steunpuntleider wordt verder
nog gevraagd voor een juiste indeeling van de hand
en spankrachten op de kolchozen. Men had vroeger
reeds te kampen met een tekort aan paarden en vooral
aan tractoren, maar nu is deze toestand nog verscherpt,
omdat de Sowjets de beste paarden meegenomen en de
meeste tractoren onbruikbaar gemaakt hebben. Welis
waar zijn diverse tractoronderdeelen uit Duitschland
gehaald, waardoor een aantal machines weer kan
draaien, maar nochtans blijft op dit gebied een ge
brek bestaan.
Daarom zal hij bijzondere aandacht moeten besteden
aan den opfok van paarden en trekossen. Zoo moge
lijk moet al het voorhanden zijnde materiaal hiervoor
beschikbaar komen. Alle veulens en kalveren, die hier
voor in aanmerking komen, moeten aangekocht en in
speciale opfokbedrijven ondergebracht worden. Bij ge
brek aan goed dekmateriaal wordt veel gebruik ge
maakt van de kunstmatige bevruchting. Deze nieuwe
methode, die ook in Nederland en elders in Europa
reeds met succes wordt toegepast, had in Rusland het
laatste jaar een belangrijke toename van jongvee ten
gevolge. Vooral door het veelvuldig voorkomen van de
Trigomonade-ziekte, waardoor natuurlijke bevruchting
zeer bezwaarlijk is, is deze vinding een groote uit
komst.
Om een beeld te krijgen hoe de Sowjets de paarden-
stapel in de Oekraine en Wit-Rusland hebben gedund,
diene, dat er in 1927 voor men overging tot de stich
ting van kolchozen, nog ruim 9.000.000 paarden waren.
In 1933 was dit getal nog 5.000.000 om in 1935 te dalen
tot 2.500.000. In dat jaar werd echter een groot aantal
door de Weermacht gevorderd, zoodat de opfok krach
tiger ter hand genomen werd. In 1938 bedroeg het aan~
tal paarden weer 4.500.000, waarvan natuurlijk op het
oogenblik weinig meer over is. Een juist getal te noe
men is ondoenlijk, doch men schat dat dit nauwelijks
1.000.000 zal bedragen, waarbij de 2-jarige paarden, die
over het algemeen als volwaardige dieren mee moeten
doen, medegerekend zijn. Behalve om het tekort aa.
trekkracht aan te vullen is de vergrooting van het vee
bestand ook noodig voor de bemesting van het land.
Want men spreekt altijd van de geweldig dikke humus-
laag in de Oekraine, waardoor bemesting eigenlijk niet
noodig zou zijn, maar op sommige plaatsen is door
het ontbreken van het bacteriënleven, de humus zoo
dood als een pier. Nu heeft men wel een procédé ge
vonden, dat door een bepaalde chemische werking het
bacteriënleven bevordert, maar de natuurlijke weg is
toch altijd de beste gebleken en zal dit ongetwijfeld
ook op dit gebied wel zyn.
Rohatschof, 3-4-'43 J. v. d. B.
Solo ewitsj schrijft in één van zyn boeken, da de posi
tie van Sowjet-activist in het leven was geroepen voor drie
doeleii denspionneeren, uitpersen en berooven. De spion-
nage moest doordringen in alle poriën var het volksorga
nisme. ï>n da* doet zij ook. Maar spionnage zonder een
daaropvolgend uitpersen is onvoldoende en nutteloos. Daar
om volgt na de spionnage een systeem van genadelooza
onderdrukking. De kaders der activisten voeren dagelijks,
met weinig opvallende routine, beroovingen uit. De GPOe
staat aan het hoofd van dit systeem, raar daalt niet af
tot in de volksmassa.Daarin treden uitsluitend activisten
op en zij doen dat zonder controle «m zonder dat er ver
haal op bestaat. Om zich jaar in, jaar uit, met zulke zaken
te kunnen bezighouden, moet men een daarvoor passend
karakter hebbe Men noemde hen daarom welSchurken
met een sterke ziel! Om een boer te ..ontkoelakken" (van
zijn bezit te berooven) had men geen groot verstand noo
dig, maar wel stalen kaken en een wolvengreep
Het ontslagbeivijs
3lNDS 1 April van dit jaar is
het volgens de op dien datum door
den Gemachtigde voor den Arbeid
afgekondigde Loonregeling den
werkgever verboden om arbeiders
in dienst te nemen, die niet een
geldig ontslagbewijs kunnen too-
nen, afgegeven door hun vorigen
werkgever, waaruit blijkt, dat zij
op regelmatige wijze diens dienst
verlaten hebben. Dit is voortaan
de algemeene regel, die beoogt om
het weg koopen van arbeiders door
de werkgevers te verhinderen en
het wegloopen der arbeiders zon
der inachtneming der voor beëin
diging der dienstbetrekking gel
dende bepalingen tegen te gaan,
doordat zij in dat geval niet bij
een anderen werkgever .in dienst
kunnen treden, zonder dat deze
zich aan een overtreding schuldig
maakt.
Uitzondering op dezen regel vormt
natuurlijk de plaatsing door be
middeling van een Arbeidsbureau,
waarbij iedere werknemer inge
schreven is, zoodra hij zonder
werk is.
Door het in bovenstaand artikel
bepaalde is dus de* werkgever straf
baar gesteld, indien hij een arbei
der in dienst neemt, die niet een
ontslagbewijs heeft of die niet via
de arbeidsbemiddeling komt. Maar,
zoo vraagt men, mag dan een
arbeider wel vrij den dienst opzeg
gen en bij een ander aan het werk
gaan?
En het antwoord i3: Neen, net zoo
min, maar dit is rtiet in de Loon
regeling, maar in de algemeene
Verordening op het aapnemen en
ontslaan van personeel geregeld.
Deze Verordening bepaalt name
lijk, dat iedere werkgever en werk-
nemer, indien zy de dienstbetrek
king willen opzeggen, daartoe van
te voren toestemming aan het
Arbeidsbureau n^oeten vragen. Een
gedane opzegging öf van den kant
van den werkgever óf van den
arbeider, is dus ongeldig, indien
hiertoe geen voorafgaande toestem
ming van het Arbeidsbureau was
verkregen.
Men ziet, dat voor het geven of
nemen van ontslag dus een geheel
andere regeling geldt dan tot nu
toe, waarbij men voor een ontslag
in bepaalde gevallen een vergun
ning noodig had van de Arbeids-.
inspectie, welke vergunning ech
ter alleen maar door den werk
gever en dan nog vaak achteraf
kon worden aangevraagd.
Nu moeten dus beide partijen, zoo
wel wekgever als arbeider, eerst
toestemming hebben, alvorens zij
de dienstbetrekking mogen gaan
opzeggen!
Bovengenoemde Verordening geldt
voor alle bedrijven, ook voor alle
bedrijven in deu Land- en Tuin
bouw.
Wat echter niet voor de Land- en
Tuinbouwbedrijven geldt, is het
bepaalde in de Verordening, dat
ook voor het in dienst nemen van
arbeiders of het in dienst treden
door arbeiders voorafgaande toe
stemming van het Arbeidsbureau
noodig is. De Land- en Tuinbouw
is van dit voorschrift nl. uitdruk
kelijk vrijgesteld, naar wij aanne-
men om de voorziening van de
Land- en Tuinbouwbedrijven met
arbeidskrachten in het belang van
de voedselvoorziening niet te be
lemmeren.
Om echter onregelmatigheden en
uitwassen, zooals die zich het
vorige jaar hebben voorgedaan, te
voorkomen en deff bonafide werk
gever en arbeider te beschermen,
is in de Loonregeling van dit jaar
onder artikel 6 een bepaling opge
nomen, die verbiedt een arbeider
in dienst te nemen, die niet zijn
vorige dienstbetrekking op regel
matige wijze verlaten heeft, zoo
dat niet de bedrijven zelf de voed
selvoorziening in gevaar kunnen
brengen door weglokken van
eikaars arbeiders, terwijl de arbei
der, die zijn vorigen werkgever in
den steek heeft gelaten, nergens
anders op regelmatige wijze werk
kan vinden. J
Een voorbeeld moge den gang var-
zaken verduidelijken: Arbeider A
wil weg bij boer B om in dienst
te kunnen treden bij Tuinder C,
waar hij meer kan verdienen en
korter hoeft te werken;
A moet dan, alvorens op te zeg
gen, toestemming vragen aan het
Arbeidsbureau, dat behoort te gaan
onderzoeken, of B den arbeider A
kan en wil missen. Wil B dat niet
en blijkt bijv., dat A nog langen
tijd werk zou hebben by B, dan
geeft het Arbeidsbureau geen toe
stemming en A moet blijven. Gaat
hij toch weg, dan wordt hij straf
baar, want B maakt van een en
ander melding en A ontgaat zijn
straf niet.
B geeft A nu natuurlijk geen ont
slagbewijs, hetgeen ten gevolge
heeft, dat C, indien hij A toch in
middels in dienst zou nemen, zich
schuldig zou maken aan overtre
ding van he*: in art. 6 van de
Loonregeling bepaalde, waarvoor hij
door den Gemachtigde voor den
Arbeid gestraft zou worden, in
welk geval Hechtenisstraf of Geld
boete tot een zeer hoog bedrag op
gelegd kunnen worden.
Zoowel arbeider als weglokkende
werkgever worden dus strafbaar.
Toch blijft op deze wijze de werk
gever bevrijd van de voor hem
lastige wijze om alleen met toe
stemming van het Arbeidsbureau
arbeiders aan te kunnen nemen.
Tracht hij zich, bijv. voor den oogst
wèl met behulp van het Arbeids
bureau van arbeiders te voorzien,
hetgeen iedere goede boer doet, en
wel tijdig, dan behoeft hij zich om
ontslagbewijzen niet te bekomme
ren, want dan is de indiensttreding
vanzelfsprekend in orde. Wel moet
hij dan den arbeiders, zoodra het
werk afgeloopen is en het Arbeids
bureau natuurlijk toestemming
geeft om op te zeggen en te ont
slaan, een geldig ontslagbewijs ge
ven, zoodat zij zonder moeite weer
in dienst van een volgenden werk
gever kunnen treden.
Bij dit alles rijst één vraag en wel,
hoa het gaat met losse arbeiders,
die vooi een bepaalden tijd van
korter dan drie maanden zijn aan
genomen. De dienstbetrekking van
deze arbeiders eindigt immers,
evenals wanneer zij zijn aangeno
men voor een bepaald werk, door
het enkele verloop van den over
eengekomen tijd of het gereed
komen van het werk, en van op
zegging is dus -geen sprake, zoo
dat ook moeilijk toestemming tot
opzeggin#- aan het Arbeidsbureau
kan worden gevraagd.
Art. 6 van de Loonregeling geeft
althans een voorloopige practische
oplossing. Een ontslagbewijs moet
ook in deze gevallen worden ge
geven, waardoor een volgende werk
gever volkomen verantwoord is,
indien hij die arbeiders in dienst
neemt, terwijl de arbeiders kunnen
bewijzen, dat zij hun vorige dienst
betrekking op regelmatige wijze
verlaten hebben.
Of de oorspronkelijke werkgever
toch toestemming tot ontslag van
bovengenoemde arbeiders had moe
ten vragen, is nog een vraag, hoe
wel naar mijn meening de werk
gever volledig zijn plicht doet door
in dit geval een ontslagbewijs af
te geven zonder meer.
Moeilijkheden zouden natuurlijk
het eerst daar ontstaan, waar een
arbeider zou beweren voor onbe-
paalden tijd in dienst genomen te
zijn, terwijl de werkgever beweert
van voor bepaalden tijd.
Een schriftelijke arbeidsovereen
komst kan dit gevaar afwenden!
Voor het overige zien wij de prac
tische ontwikkeling van een en
ander met belangstelling tegemoet.
Ik verzoek een ieder, die in of bui
ten den Landstand met de uitvoe
ring en toepassing van de Loon
regeling 1943 te maken heeft of
krijgt, aandacht te besteden aan
het ontslagbewijs, zooals voorge
schreven in artikel 6, aangezien
een juiste doorvoering hiervan van
groot belang zal zijn voor het be
houd van den arbeidsvrede in het
bedrijf en van een regelmatige
arbeidersvoorziening in den Land
en Tuinbouw!
Mr. D. P. de Jong.