Tuinbouw
De ziekten der boonen
Meeldauw, luis in perziken en liet gieten
van druiven
Rivalen van de snijboon
De augurkenteelt
VRIJDAG 14 MEI 1943
DE LANDSTAN
II (Slot).
Stoksnijboonen en stokslaboonen hebben in het alge
meen hoofdzakelijk van de virusziekten te lijden en
wel van dezelfde, waaraan de stamslaboonen onder
hevig zijn. Van schimmelziekten hebben-zij minder
last, omdat zij hooger opgroeien en minder onder
hevig zijn aan de inwerking van het vocht.
De witte pronkers, die veel geteeld worden, omdat zij
geen last hebben van de virusziekten, hebben soms
te lijden van fusarium. Dat is een schimmel, die in
den bodem over blijft en dan via de wortels in de
plant binnendringt. Voor zoover deze dan niet be
zwijkt aan de voetziekte, gaat zij ten slotte te gronde
aan de verwelkingsziektede schimmel doorwoekert
nl. den stengel, waarbij ook de vastbundels verstopt
raken, zoodat de plant verwelkt.
Voor zoover wij hebben kunnen vast stellen, aldus Ir.
Hubbeling, treedt deze schimmel vooral op koude,
natte gronden op. Op lichte droge gronden komt deze
ziekte dus practisch niet voor. Overigens wordt de
kwaal ook door onvoldoende vruchtwisseling in de
hand gewerkt.
De kievitsboon, die in de veenstreken veel verbouwd
wordt, komt hier en daar op de zandgronden ook voor.
Men vindt ze ook als beschutting voor de tabak, hoe
wel daarvoor ook de roode en witte pronkers kunnen
dienen. Deze boon heeft ook weinig last van virus
ziekten, maar lijdt wel aan de vetvlekkenziekte. Kie-
vitsstokboonen hebben wederom iets minder last dan
de stamkievitsboonen; maar niettemin kan ook bij de
stokboonen de schade nog aanzienlijk zijn.
Dan rest ons nog de landbouwstamboonen te bespre
ken, die als droge boonen worden geoogst. Het zijn
de witte en bruine boenen, de citroenboonen, de gele
en niet te vergeten de Groninger stroogele. Bij die
landbouwstamboonen speelt de
vetvlekkenziekte
de voornaamste rol. Het is een bacterieziekte, die in
dit geval overgaat met het zaad. De kiemen zijn in
de zaadhuid aanwezig. Ook hierbij is met een of
anderen droogontsmetter weinig of geen resultaat te
boeken.
Wij moeten ons er bij dit gewas voorloopig nog toe
bepalen de boonen zoo goed mogelyk te verplegen en
uit te gaan van gezond zaadgoed. De kwaal wordt
vaak verward met de gewone vlekkenziekte, waarop
zij bij droog weer veel gelijkt. Bij nat weer kan men
echter het verschil goed zien: dan vormen zich op de
peulen doorschijnende vlekken) waaraan de ziekte
haar naam te danken heeft. Bij koel en vochtig weer
kunnen de planten er veel van te lijden hebben.
Het meest geteelde ras, de Ceca bruine boon, is zeer
vatbaar. De Groninger stroogele is echter minder
vatbaar en er zrjn reeds practisch onvatbare rassen.
Zoo hebben de Noord-Hollandsche bruine boon en de
witte krombek er heel weinig last van, al komt er
een matige aantasting in voor'.
Ook bij deze boonenrassen de zelfde schimmelziekten
en hetzelfde mozaiek als bij de slaboonen. Van de
virusziekten hebben zij echter in het algemeen niet
zooveel last, wellicht omdat zij op gronden worden
geteeld, waar de luis niet zoo algemeen is of niet zoo
vroeg optreedt.
AI deze kwalen, met uitzondering van de
roodneuzigheid, zijn niet met bestrijdings
middelen of op eenige andere wijze te
bestrijden. Wjj hebben het geprobeerd met
warm water en dachten daarmee het
zaad te kunnen ontsmetten, maar dat
blijkt pi-actisch niet mogelijk te zijn,
omdat het zaad door zulk een behandeling
doorgaans een flink stuk van zijn klem-
kracht inboet.
Een mogelijkheid, waarover in vakkringen
nog wel eens gesproken wordt, is de ont
smetting van de kiemplanten. In streken,
waar de boonen onder glas worden gekuild
en later uitgeplant, kunnen de planten
worden behandeld met een nat-ontsmetter.
Wat In den intensieven tuinbouw mogelijk
is, is echter voor den landbouw uitge
sloten.
De oplossing, aldus besloot Ir. Hubbeling, is ten slotte
te vinden in de veredeling van de boon, in het telen
van rassen die resistent zijn tegen de verschillende
In den regel worden de augurken om
streeks midden Mei als jonge planten
in den grond gezet. Daartoe wordt
het zaad in de laatste helft van April
geweekt in lauwwarm water of een
wollen lap en vervolgens onder glas
uitgestrooid, liefst op een warmen
voet. Bij het uitleggen der zaden
nemen we den afstand niet te nauw,
omdat de jonge augurken snel groeien.
De pitten worden licht afgedekt en
zoodra dé planten boven den grond
staan, worden zy verspeend en wordt
met afharden begonnen, Nadat de
eerste bladeren gevormd zyn, kunnen
de augurken in potjes worden gezet.
Hoewel de meeningen daar nog al
over uiteen loopen en de een de voor
keur geeft aan oudere planten, die
vruchtbaarder zouden zijn, de ander
echter aan jonge planten, die sterker
groei vertoonen, is men het er in het
algemeen over eens, dat planten door
overstaan aan waarde verliezen.
Komt er na drie of vier weken een
koude periode, zooals wij die ditmaal
in de eerste helft van Mei hebben ge
had, dan verdient het geen aanbeve
ling om de jonge planten uit te zetten.
Ze zouden kapot waaien en te gronde
gaan. Het kan dan gebeuren, dat onze
planten door het wachten sterk ach
teruit gaan. Om dit gevaar te onder
vangen, zaait men daarom dikwijls
tweemaal. Eventueel plant men dan
de jonge augurken rechtstreeks uit
het zaaibakje uit, zonder voorafgaande
verspening.
Voor het ultplanten kiest men
doorgaans regenweer. Men zet
twee planten bijeen en plant
ze tot de kiembladeren in den
grond. Men geeft zoo mogelijk
wat beschutting en giet, als
dat noodig mocht zijn, niet
met koud water. Het verdient
aanbeveling wat planten in re
serve te houden om eventueele
wegvallers aan te vullen.
Blijft het weer ongunstig, dan kan
het zin hebben de augurken een tijd
lang onder glas te houden. We ne
men dan later de ramen er af, om
dat de vruchtzetting onder glas eenigs-
zins te wenschen overlaat.
Komt er in ae tweede helft van Mei
een gunstige verander n_ in het weer
zoodat het aan de eischen voldoet,
die de augurkenteelt stelt, dan kun
nen we zonder bezwaar de augurken
ter plaatse uitzaaien. De augurk ver
langt warmte en vocht en heeft een
hekel aan wind, waardoor ze van den
wortel draait. Daarom pleegt men
ze te telen tusschen tuinboonen, erw
ten of peulen. Laatstgenoemde com
binatie is de meest gebruikelijke teelt
in de venen. Het afgedragen erwten-
stroo wordt dan ever den grond uit
gespreid, zoodat de augurken niet
met de vochtige aarde in beroering
komen.
Wij leggen de pitten uit met een rij
afstand van 120 tot 150 cm. en op
de ry om de 15 cm. enkele zaden
bijeen. Daarvan worden er ten slotte
zooveel weggesneden, tot er om de
30 cm. een stevige plant staat. Heel
diep behoeft het zaad niet te liggen.
In vochtige aarde is een paar cm. al
voldoende. Bij het dunnen mogen we
niet trekken, maar moeten de overtol
lige planten worden weggesneden.
Men zal goed doen met het zaaien
te wachten, tot de gemiddelde dag
temperatuur ongeveer 12 tot 18 gr.
C. is en daar zijn we in deze eerste
helft van Mei nog lang niet aan toe.
Wat de verdere morgen voor de augurk
betreft, deze komen hierop neer, dat
de grond zoo lang mogelijk wordt ge
schoffeld. Augurken wortelen ondiep.
Om de planten aan te drijven tot
vorming van zijscheuten, kunnen de
toppen der uitloopers worden inge
nepen. Daarbij dient men in het oog
te houden, dat het meerendeel der
vrouwelijke bloemen ontstaat aan de
zijscheuten. Moet er gegoten wor
den, dan moet dit niet vlak om het
hart van de plan' geschieden, omdat
de wortels zich over een-groot opper
vlak uitstrekken. Bij het oogsten van
de vruchten, die begin Juli verschij
nen, moet er op gelet worden, dat de
ranken niet worden vertrapt. Daar
voor is de augurk bijzonder gevoelig.
Waarschuwing no. 4
„Meeldauw" in tomaten
Jaarlijks treedt in stook- en koude tomaten de z.g.
meeldauw Cladosporium vulvum op, een blad
ziekte, die groote schade kan aanrichten. De groei gaat
uit de planten, de vruchten blijven klein en de
opbrengst loopt sterk terug. Gebleken is dat deze
schimmel de planten in elk groeistadium kan aantas
ten, wanneer de omstandigheden daarvoor gunstig zijn.
De ziekte wordt sterk in de hand gewerkt door een
hooge luchtvochtigheid, gepaard gaande met voldoende
hooge temperatuur b.v. 60 k 65 gr. F. Het laat zich
aanzien, dat er voor dit seizoen geen of althans heel
weinig bestrijdingsmiddelen tegen .meeldauw" ver
krijgbaar zullen zijn. Daarom moeten alle pogingen in
het werk gesteld worden om een aantasting te voor
komen of tot een minimum te beperken. Hiertoe moe
ten de volgende regels in acht genomen worden:
1. De plantafstand moet voldoende zijn in verband
met grond, bemesting en soort.
2. Alleen gieten en over den kop broezen vóór 4 uur,
zoodat het 's avonds droog is.
3. In veurtjes gieten is veel beter dan het nat maken
van den geheelen grond
4. Op tyd „dieven" en de onderste bladeren afpluk
ken, om luchtcirculatie te bevorderen.
5. Alle afval direct in de mand en de kas uit.
6. Bij stooktomaten 's nachts vooral tegen den
morgen de temperatuur boven 65 gr. F. hou
den, zoodat het gewas droog blijft. Hierdoor wordt
dauwvorming voorkomen.
7. Ruim luchten overdag, ook iets luchten 's nachts.
Calcid tegen luis in perziken
Wanneer het gewas niet te veel jonge teere groeipun-
ten meer vertoont, kan men de lui9 in de perziken
thans heel goed bestrijden door een behandeling met
Calcid. Hierdoor kan veel kostbare nicotine bespaard
worden.
Men gebruikt *4 gram Calcid per m3. kasinhoud, dat
is per kas van 40 m. lengte en 8 m. breedte 125 gr.
Calcid.
(Teekening: Proeftuin Z.H. Glasdistrict)
Men moet echter voorzichtig zyn met deze behande
ling, want het maken van kleine fouten kan bescha
diging geven. Om dit te voorkomen moeten de vol
gende regels nauwkeurig in acht genomen worden:
1. De grond en het gewas moeten droog zyn. Dit is
een ^gebiedende eisch. Veurtjes of kringen rond de
boomen, waarin min of meer regelmatig gego
ten wordt, moeten enkele dagen voorèf opgeharkt
worden om goed te kunnen drogen.
2. Alleen uitvoeren bij windstil en droog weer.
3. Toepassen 's avonds na zonsondergang. De tem
peratuur in de kas mag niet hooger zijn dan 70
gr. F., andei's bestaat er gevaar voor beschadi
ging.
4. Men mag alleen Calcid gebruiken bij vast weer,
dus niet als eventueel regen op komst is. Mócht
men hiermee overvallen worden wanneer de kas
in behandeling is, dan moet de kas direct ruim
gelucht worden met ramen en deuren, om bescha
diging te voorkomen.
Den volgenden morgen voor zonsopgang de kas
ruim luchten.
Druiven gieten na de voorteelt
Door het bezigen van een voorteelt in de druivenkas-
sen moet er dikwijls veel gegoten worden. Dit geldt
speciaal voor de onderteelt van bloemkool en koolrabi.
Na het oogsten van de voorteelt wordt dan tevens het
gieten gestaakt. Dit kan voor de druiven nadeelige ge
volgen hebben. De wortels van de druivenboomen, die
zich in het voorjaar in de bovenste grondlaag ontwik
keld hebben, krijgen gebrek aan vocht. Dit kan tot
ernstige groeistofstoornissen aanleiding geven. Het
verdient aanbeveling, den kasgrond regelmatig vol
doende vochtig te houden. Het beste kan in oppervlak
kig gemaakte veurtjes gegoten worden.
De Rijkstuinbouwconsulent
IR. J. RIEMENS