Waarschuwingen van den Plantenziekten-
kundigen Dienst
Het seleeteeren van aardappelen
ter verkrijging van goed
pootgoed
Let op den Coloradokever
Vreterij van de larven van den
aaskever en die van liet schild
padtorretje in bieten
Wat doen we met liet gras
in den boomgaard?
Zorg voor de aardbei voor
gezond plantgoed!
Hoe voorkomt men liet ver
stuiven van liet land?
VRIJDAG 14 MEI 1943
DE LANDSTAND
PAG. 8
Het optreden van virusziekten als blad rol, mozaïek,
stippelstreep, enz. in het aardappelgewas, kan de op
brengst aanzienlijk verlagen
Daarom is het noodig, dat er maatregelen genomen
worden om het optreden dezer ziekten te voorkomen.
Van genoemde ziekten nu is bekend, dat zij met het
pootgoed worden overgebracht en dat zij gedurende het
groeiseizoen o.a. door middel van bladluizen van plar.t
op plant worden overgebracht. Hieruit volgt, dat, wil
men poters oogsten, die een gezonde nateelt opleveren,
het noodzakelijk is alleen pootgoed te nemen van ge
zonde planten. Waar echtei ook besmetting van plant
tot plant kan plaats nebben, is het evenzeer noodig om
de smetstofbronnen, dus de zieke planten, tijdig uit het
gewas te verwijderen.
Het resultaat, dat bij ae toepassing van deze maatre
gelen. selectie genoemd, vei kregen wordt, hangt echter
in hooge mate af van de wijze, waarop wordt geselec
teerd en niet minder van het tijdstip, waarop met de
selectie wordt begonnen. Noodig is, dat de selectie met
de grootst mogelijke nauwkeurigheid plaats heeft, dat
dus alle zieke planten, waaronder ook die, welke slechts
in geringe mate ziekteverschijnselen vertoonen, alsmede
de verdachte planten, worden verwijderd. Deze planten,
noch de moederknol, of reeds gevormde nieuwe knollen,
mogen op het veld achterblijven, in de sloot geworpen
worden of op de slootwallen gedeponeerd. Dadelijk na
het veiwijderen der zieke pianten worden deze in een
zak gedaan en ver van het perceel onschadelijk gemaakt.
De selectie moet meermalen herhaald worden, terwijl
in het laatst ook gelet moet worden op het optreden
van nieuwe (primaire) besmetting.
Een fout, die nog maai al te vaak wordt gemaakt, is het
niet op tijd beginnen met de selectie, terwijl het toch
duidelijk moet zijn, dat hoe vroeger de smetstof bronnen
worden weggenomen, noe geringer de kans wordt op
besmetting van de gezonde planten.
Men beginne daarom met dt- selectie, zoodra de zieke
planten als zoodanig herkend kunnen worden en herhale
deze spoedig. Men bedenke hierbij ook, dat het verwij
deren en vervoeren van kleine planten veel gemakke
lijker is dan dat van groote. Alleen wanneer zeer vroeg
met seleeteeren wordt begonnen, de selectie tot aan het
eind wordt voortgezet en er nauwkeurig wordt gewerkt,
kan goed resultaat verwacht worden. Dit wordt nog in
hooge mate bevorderd, wanneer dan ook nog het uit
stekende hulpmiddel ter verkrijging van goed pootgoed,
het vroeg rooien, wordt toegepast.
Gegevens over de ziekten, waarop bij de selectie dient
te worden gelet, zijn te vinden in Mededeeling No. 6:
„Ziekten en beschadigingen van het aardappelloof" van
den Plantenziektenkundigen Dienst en aldaar voor den
prijs van 0.30 verkrijgbaar Ook kan in dezen geraad
pleegd worden Vlugschrift No. 53: „Virusziekten bij
aardappelen en het winnen van gezond pootgoed", ver
krijgbaar voor den prijs van 4 cents.
Nadere inlichtingen worden verstrekt door dezen Dienst
te Wageningen, alsmede door de Rijksland- en Rijks-
tuin bouwconsulenten.
Door de gunstige weersgesteldheid is het mogelijk dat
de Coloradokever dit jaar aanmerkelijk vroeger ver
schijnt, dan in de voorgaande jaren het geval geweest
is. In 1942 zijn de eerstè kevers in de laatste dagen vaa
Mei waargenomen, zoodat wij ze nu misschien reeds
omstreeks of kort na het midden van Mei kunnen ver
wachten.
Daar het voor de bestrijding van het insect van zeer
groot belang is, dat het op alle plaatsen, waar het
voorkomt, opgespoord wordt, moet elke aardappelver
bouwer geregeld aandacht aan zijn gewas wijden en van
elke vondst Wf als hij de aanwezigheid van den kever
of de larven er van vermoedt, daarvan mededeeling doen
aan het gemeentehuis. Kevers moeten dadelijk ter
plaatse gevangen en gedooo worden, om verspreiding
er van te voorkomen. Elk geval wordt door den Plan
tenziektenkundigen Dienst, na ontvangst van de mel
ding, ter plaatse onmiddellijk onderzocht en alle noodige
bestrijdingsmaatregelen worden dan door den Dienst
genomen. De aardappelverbouwers, dus ook die van
kleine perceelen, behoeven dus niets anders te doen,
dan geregeld aandacht aan hun gewas te wijden en elk
geval of elk vermoeden van de aanwezigheid van het
insect direct te melden.
Het is voor onze aardappelteelt van het hoogste belang,
dat ieder daartoe medewerkt. Tot nu toe is het gelukt
de vermeerdering van den Coloradokever in ons land
te voorkomen, maar hier en daar kan het insect toch
optreden, vooral doordat net bij warm weer uit de Zui
delijke landen naar ons land vliegt. Die plaatselijke
gevallen kunnen dadelijk uitgeroeid worden, mits zij
gemeld worden. Ieder verleene daarom zijn medewerking
daarbij.
De Coloradokever is ongeveer 1 cm. groot, ovaal van
vorm en heeft gele dekschilden, waarop tien overlang-
sche zwarte strepen voorkomen. Aan deze korte beschrij
ving kan het insect zeer goed herkend worden. De
kevers vreten gaten in net blad van de aardappelplant.
Men moet dus bij het zoeken in het aardappelveld ook
naar de aanwezigheid van gaten in de bladeren uit
zien en als men deze vindt op de betreffende plant en
"de omgevende nauwkeurig naar den kever zoeken. Uit
de door den kever aan de onderzijde der bladeren gelegde
oranjekleurige eieren komen eerst donkerrood, later
oranjerood gekleurde larven, die eveneens gaten in het
blad vreten. Men moet dus. als men gaten in de blade
ren waarneemt, ook naar de aanwezigheid van larven
zoeken. Daar de larven zich zeer weinig verplaatsen,
behoeft men er niet dadelijk wat tegen te doen, maar
wel moét men hun aanwezigheid direct melden.
Daar het optreden vanden Coloradokever tot nu toe
in hoofdzaak tot het gedeelte van ons land ten Zuiden
van de Maas beperkt is gebleven, is het vooral »n dat
gedeèlte. dat nauwkeurig naar het insect gezocht moet
worden. In verband piet de mogelijkheid, is het echter
noodig, dat ook in het gedeelte ten Noorden van da
Regeling Oogst 1943 voor Hooi-, Stroo
en Ruwvoeder
Binnenkort ontvangen de boeren via den Provincialen
Voedselcommissaris in hun district een aanvraagformu
lier voor aankoopvergunning of voor toewijzing van str^o
uit eigen oogst".
Aan genoemd formulier bevindt zich een geperforeerd®
uiteenzetting, waarin o.m. de navolgende onderwerpen
worden behandeld.
Hooi-, erwten-, graan- en peulvruchtenstroo
Voederbieten, knollen en voederpeenen
Voederaardappelen, natte pulp en aardappelvezels;
Strooprijzen
Bewaarloon
Inleveringsplicht voor gebruikt persdraad;
Stroopryzen
Levering via den handel
Gelegenheid om van boer tot boer te koopen.
De bedoeling is, dat bij inlevering van het ingevulde en
ondergeteekende aanvraagformulier bij den P.B.H. de ge
perforeerde handleiding wordt afgescheurd en door den
boer behouden wordt, zoodat hij volledig inlichtingen te
zijner beschikking heeft aangaande voornoemde artikelen
op den weg van producent tot consument.
De boer is er voor aansprakelijk, dat er geen
aardappels verloren gaan
In verband met het warme weer verdient het aanbeveling,
dat de boeren regelmatig hun aardappel bewaarplaatsen
controleeren, teneinde die partijen te ruimen, waarvan
verwacht wordt, dat ze niet meer „houdbaar" zijn.
In dat geval stelle men zich terstond in verbinding met
den P.B.H. Deze zorgt, dat ten spoedigste een controleur
aanwezig is.
Indien uit de controle blijkt, dat verlies voor menschelijke
consumptie door langere bewaring niet uitgesloten is te
achten, dan wordt aan de V.B.N.A. opdracht gegeven om
de betreffende partyen onverwijld voor consumptie af te
nemen.
De aardappelen, welke voor consumptie worden afgenomen,
moeten boven 28 mm vierkantsmaat zijn. Voor aardappelen
beneden de maat 28 mm kan dus zonder bezwaar direct
een veevoederverklaring worden afgegeven.
Maas alle aandacht aan het aardappelgewas wordt
gewijd.
De Plantenziektenkundige Dienst roept dus de mede
werking van alle aardappelverbouwers in bij het op
sporen van den Coloradokever om een succesvolle
bestrijding van dit insect mogelijk te maken.
In 1942 werd veel vreterij aan de jonge bietenplantjes
waargenomen. Deze werd veroorzaakt door larven van
den aaskever en de schildpadtorretjes. De larven van
den aaskever kwamen hoofdzakelijk voor in bieten-
perceelen op de zandgronden, terwijl de schildpadtor
retjes en de larven hiervan meer in het Zuiden des
lands van belang waren.
In verband hiermede acht de Plantenziektenkundige
Dienst het gewenscht, nu reeds de aandacht op deze
schadelijke insecten en de bestrijding ervan te vestigen.
De larven van den aaskever zijn plat en zwart van
kleur. Zij vreten, wanneer het gewas nog jong is,
soms de bladeren in hun geheel op; van oudere bladeren
laten zij alleen de hoofdnerven over.
Het schildpadtorretje en zijn larven vreten gaten in
de bladeren, zoodat deze er erg gehavend uitzien. Voor
uitvoeriger gegevens over deze parasieten kunnen wij
verwijzen naar Mededeeling no. 92 van den Planten
ziektenkundigen Dienst: Overzicht van de belang
rijkste ziekten en plagen van landbouwgewassen en hun
bestrijding.
De bestrijding van beide insecten kan geschieden door
het gewas te bespuiten met arsenicumhóudende mid
delen, zooals Parijschgroen, loodarsenaat en Calciumar-
senaat Hoewel deze middelen zeer waarschijnlijk niet
meer verkrijgbaar zijn, geven wrj voor hen, die nog
eenigen voorraad er van hebben of die nog wat
kunnen krijjgen, de gebruiksaanwijzing hierbij. Parijsch
groen wordt aangewend in een verhouding van 1 op
1000 (dus 1 gram op 1 liter water), waaraan wat kalk
van 0.3 pCt. (dus 300 gram op 100 liter water).
Een goede menging en verdeeling wordt verkregen
door eerst van het benoodigde Parijschgroen met een
weinig water en kalk een papje te maken en dit papje
door de rest van het water te roeren. Bij aanwending
van het brijachtige loodarsenaat wordt gespoten met
een oplossing ter sterkte van pCt. (Y2 kg. op 100
iiter water), maar bij gebruik van poedervormig lood-
of calciumarsenaat neemt men een oplossing ter sterkte
van 0.3 pCt. (dus 300 gram oplOO liter water).
Het bereiden van de vloeistof geschiedt als boven aan
gegeven is voor Parijschgroen, maar zonder toevoeging
van kalk.
De vloeistof moet met behulp van een pulverisateur over
het gewas verspoten worden.
Daar zoowel Parijschgroen als lood- en calcium-arse-
naat zware maaggiften zijn, betrachtte men de noodige
voorzichtigheid bij het gebruik er van. Nadere inlich
tingen worden verstrekt door den Plantenziektenkundi
gen Dienst te Wageningen, alsmede door de Rijksland-
bouwconsulenten.
Tuinbouw (slot)
Het werk van den fruitteler in deze week
Het is thans tU*1 om het gras In den boomgaard
voor den eersten keer te maaien. Dit moet geschie
den bij bedekte lucht lm niet te sterk drogend weer.
Na liet maaien blijft liet, gras uitgespreid op den
bodem achter. B(J onvoldoende uitspreiding of
wat nog erger is maaien bij sterk uitdrogend
weer bestaat de mogelijkheid, dat de hoornen het
te droog krijgen, dit. kan soms zelfs aanleiding geven
tot bet afvallen van de jonge vruchtjes.
Onder de huidige omstandigheden ryst de vraag of
het niet beter is bet gras uit den boomgaard als
hooi te gebruiken. Wil men dit doen, dan stuit men
bierbij "I> groote bezwaren, omdat dit gebeuren moet
tijdens sterk drogend weer. Toch zou ecu compro
mis iu het belang zyn van de voedselvoorziening
van bet vee. Men kan het gras zonder bezwaar voor
de vruchtboomen inkuilen; het moet dan bij niet te
zonnig weer gemaaid worden en kan zonder moei
lijkheden weggehaald worden.
Wel dient men er op te letten, dat niet te kort wordt
afgesneden en dat. het niet te laat geschiedt.. Boven
dien mogen er op het gras geen resten zitten van
giftige sproeimiddelen.
Tegen eind Mei als het warm en droog gaat worden
is de bodem dan weer met jong gras bedekt.
Het werk van den tuinder in deze week
Op *t oogenblik zijn in de aardbeien verschillende
afwijkingen op te merken. Deze zyn voor een deel
het gevolg van weersinvloeden; ook ziekten kunnen
echter de oorzaak zU«. Wil men nieuwe planten
winnen, dan moet men nu reeds beginnen te selee
teeren. Aan de daarvoor in aanmerking komende
bollen moeten hooge eischen worden gesteld. Z\j
moeten soorteeht en vrjj van ziekte zijn, de groei
dient goed te zijn en zU moeten een bevredigend
aantal goede vruchten opleveren.
Men kan deze planten merken door er een stokje
bij te steken, later kunnen dan uitloopers hiervan
gewonnen. Het spreekt vanzelf, dat men de planten
In den loop der groeiperiode nog eens nagaat; onge
twijfeld zullen dan nog enkele niet bevredigende
planten moeten verdwijnen.
Na een langdurige droogte kan men op sommige
tuinen, vooral bij die welke op zandgrond zjjn ge
legen. het land gaan stuiven.
De. pas gezaaide ukker9 loopen dan het gevaar,
dat het zand weer bloot waalt of verstuift. Om dit
te voorkomen maakt men gebruik van: le. ver
dunde koegier, die In verhouding van 1 deel op
3 deelen water over het land wordt uitgespreid.
2e. Het steken van bosjesstroo.
Se. Het afdekken met rijshout.