Boerenplicht voor heden en toekomst Indrukken en gedachten Boerengeriefhout De Landstand in Zeeland JUNI 1943 DE LANDSTAND PAG. 2 E Hoofdredacteur heeft in zijn artikel „Indrukken en gedachten No. 38" in „De Landstand", dd. 21 Mei 1943, den boeren voor oogen gesteld, welke voor rechten zij in deze tijden genieten vergeleken bij de andere bevolkingsgroepen. Deze voorrechten zijn wel Jh het bijzonder de volgende: De boer als werker voor de voedselvoorziening kan zijn arbeid hier te lande blyven verrichten; zijn bedrijf wordt niet gesloten, zooals vele in de stad en ook op het platteland, wegens gebrek aan grondstoffen of als zijnde overbodig voor het economisch leven. Daarnaast komt het zeker zeer groote voorrecht voor den boer te beschikken over voldoende levensmiddelen voor zich en de zijnen. Dit laatste is naar mijn meening wel het grootste voorrecht. Vervolgens wees de heer Ter Haar den boeren op de speciale verplichtingen, met name op het zoo hoog mogelijk opvoeren van de productie, vooral van die producten, welke ons volk noodig heeft voor zijn voeding. Zeer terecht werd daarbij gewezen op het feit, dat op zeer vele bedrijven door bijv. melkcontróle. vee verbetering. door het gebruik van beter en ontsmet zaaizaad en pootgoed, door grondverbetering en betere grondbewerking de bodemproductie nog zeer zeker kan worden opgevoerd. Een zoo hoog mogelijke productie is absoluut noodig te achten in den huidigen oorlogstijd, welke een af sluiting van de grenzen meebrengt, waardoor de enorme invoer van graan en oliezaden is stopgezet. Hiei'door kreeg de Nederlandsche boer de moeilijke, doch grootsche opdracht in werkelijkheid te zyn „de voeder van ons volk". Laat elke boer, elkeen, die meewerkt aan de voedsel voorziening van ons volk zich wel voor oogen houden den ernst van deze opdracht en bedenken, dat per consument, d-i. per Nederlander, slechts ongeveer 30 are cultuurgrond ter beschikking is. Niettemin, na 3ya jaar oorlogsomstandigheden, mag geconstateerd worden, dat, wat vrijwel uitgesloten leek, toch mogelijk is gebleken, zij het dan met zeer karige rantsoenen: ons volk kan worden gevoed van eigen bodem- Onmogelijk lijkt het thans geenszins, zoo elke boer zich ten volle inzet en de weersomstandigheden gunstig (Vervolg van pag. 1) U wy even de financieele uitkomsten van het boerenbedrijf aanroerden, denken wy onwillekeurig aan de belastingpolitiek. Ook op vele grootere boerenbe drijven zijn de inkomsten geflatteerd. Het noodzakelijke onderhoud en de vernieuwing van gebouwen en werk tuigen is door gebrek aan materiaal onmogelijk gewor den. De grond we schreven er reeds eerder over wordt uitgemergeld. Hierdoor ontstaat waardever mindering en achterstand, welke later hersteld moet worden. Het zou zeker rechtvaardig zijn toe te staan dat thans jaarlijks belastingvrije reserve wordt ge vormd. Men zou daarvoor een zeker percentage kunnen vaststellen in verhouding tot hetgeen er In voor-oor- logsche jaren voor werd besteed. We hoorden in dit verband de gedachte opperen van 1 van het be drijfskapitaal. Wij willen daar niet aan vast houden, maar wel verdient het aanbeveling deze aangelegen heid nader te bezien, ook door de belastingspecialisten. T" ENSr.OTTE lazen <aU dezer dagen In de couran ten enkele uittreksels van jaarverslagen van sommige coöperatieve boerenleenbanken. Daaruit bleek dat er over. 1942 aanmerkelijk meer geld is ingelegd dan in het vorig jaar. Deze hoogere inlage houdt verband met hetgeen wy hierboven opmerkten met betrekking tot het onderhoud van gehouwen en werktuigen en het uitmergelen van den grond. Het houdt ook verband met de inkrimping van den veestapel, die straks weer moet worden aangevuld. Zal dan dat geld er nog z\jn, of zal dit deel van het bedrijfskapitaal, dat tijdelijk niet gebruikt kan worden, dan zijn ingeteerd? Wij hopen dat dit voorkomen wordt. In elk geval hebben wy met het bovenstaande in korte trekken duidelyk willen maken dat deze hoogere inla gen niet is te betitelen als winst, die de boeren maken. Dit ter voorkoming van het trekken van onjuiste con clusies. TER HAAR zijn, om de rantsoenen van de voornaamste levensmid-# delen te zijner tijd iets verhoogd te krijgen. „Nederland voedt zichzelf" was de slagzin van dr. Posthuma. Het is werkelijkheid, dank zij den inzet en de bereidwilligheid van het overgroote deel onzer Nederlandsche boeren. De boerenstand heeft hiervoor ook haar offers gebracht. Denken we slechts aan de veelevering tegen zeer zeker onbevredigende prijzen en aan het scheuren van zeker een 200.000 h.a. groenland, waardoor zeer veel kon worden geproduceerd, ten koste van groote reserves aan plan ten voedsel, welke zijn en worden onttrokken aan de bedrijven. Nog afgezien van het feit, dat na korteren of langeren tijd een groot deel van dit ge- gescheurde groenland weer als grasland zal moeten worden aangelegd. Tot zoover was dit alles opgelegd en werd het ver richt als zijnde noodzakelijk voor onze voedselvoor ziening in oorlogstijd. We mogen in deze tijdswende echter zeer zeker wel eens overdenken, wat in de toekomst van den Neder- landsohen boer zal worden gevraagd. Laat ons daar voor eens terugtasten in het verleden, opdat de ver schillende omstandigheden van voorheen en thans ons duidelijk voor oogen komen to staan. Sinds enkele tientallen jaren, slechts tijdelijk onder broken door den vorigen wereldoorlog, was een groot deel van onze bedrijven er op ingesteld door aankoop van veel buitenlandsch krachtvoer, veel rundvee, veel varkens en veel pluimvee te houden. Dit buitenlandsche graan, hetwelk bij millioenen tonnen werd ingevoerd, werd omgezet in boter, kaas, e.a. zuivelproducten, vleesch en eieren voor export en ook voor de behoefte van eigen volk. Enorme hoeveelheden traan en olie werden eveneens ingevoerd voor de bereiding van margarine voor eigen volk, terwijl de roomboter voor ongeveer de helft werd geëxporteerd. De export van voedingsmiddelen bracht echter niet op, wat voor den import van grondstoffen noodig was. Dit verschil kon alleen worden gedekt doordat ons volk een rijk volk was. Veel geld was belegd in het buitenland, waarvoor rente binnenkwam. Ónze schip pers en zeevaarders werden w"fel genoemd de vracht vaarders van Europa. En dan ten slotte, niet in de laatste plaats: we hadden het profyt van de rijke in komstenbron: Indië! Dit alles verliep, door liberaal-materialistisehen bril bezien, wel bevredigend tot ongeveer 1930. We zien dan hoe Engeland zich door de overeenkomst van Ottawa bond aan zijn koloniën en Europa den rug toekeerde. Hierdoor werd de invoer vanuit ons land drastisch beperkt, waardoor ook ons land met groote, niet af te zetten kwantums groenten, vleesch en boter kwam te zitten. Exporteeren naar Duitschland werd om politieke redenen onmogelijk gemaakt. Vernieti ging op zeer groote schaal, het storten op de zgn. wereldmarkt tegen zeer lage pxijzen, dit alles was het gevolg met voor den boer wel buitengewoon slechte en arme tijden. De thans nog woedende wereldkrijg heeft aan dezen toestand een eind gemaakt. Ons volk verloor zijn buitenlandsch bezit, zijn schepen en zijn rijke koloniën. De tijd, waarin het Nederlandsche volk door verschil lende rijke bronnen van inkomsten van overzeesche ge bieden in staat was zorgeloos een goed leven te leiden, 'n groot aantal werkloozen en renteniers te onderhou den en daarbij eigen bodem en producten te laten verwaarloozen en vernietigen, is ook definitief voorbij. Meer da* ooit zijn we als een grondstofarm land de eerste jaren aangewezen op eigen bodem en op arbeid voor anderen. Het voorgaande overdenkende, ligt duidelijk en klaar de taak van den boer voor ons. De Nederlandsche boer is er niet klaar mee te verklaren, dat de land- en tuinbouw in ons land aan de spits staat van de ons omringende landen. We weten zeer goed, hoe nog duizenden ha's bouwland en ook groenland nog heden ten dage een zeer grooten overlast van water onder vinden, hoe de opbrengst van duizenden ha's met sprongen zou stijgen, wanneer ze op de juiste manier werden ontgonnen of wanneer beter zaaizaad en poot goed er aan werd toevertrouwd enz. Het gaat er om, ook in de toekomst, zooveel mogelijk van onzen cultuurgrond te halen. Wat bij ons zelf groeit, behoeft niet gekocht te worden en we zullen niet beschikken over ruime middelen om te koopen. Daarbij zal alle9 er op gezet dienen te worden, dat we, zoo we dan zijn de beste boeren van Europa, meer nog dan heden, de leveranciers zullen zyn van elite zaaizaad en pootgoed, van het beste fokvee, van de beste groente voor consumptie. Wordt dit werkelijk heid, dan weten we ook, dat e» hier weer meerdere jongemannen ingezet kunnen worden in het productie proces, dat er ook weer vooral meerdere kansen zijn voor de kleine boeren. Voor de meer veredelde produc ten, welke naar andere deelen van Europa gezonden worden, kan een grooter kwantum broodgraan en andere grondstoffen terug verkregen worden. Dit alles zal een bydrage kunnen zijn tot eenigen meerderen welstand van ons volk. We weten verder, dat we zullen moeten nagaan, in zake de voeding van ons rundvee en onze varkens, op welke wijze we, door gebruik van voeder verkregen van eigen bodem, kunnen voorzien in het tekort aan voedergraan. Een zeer ruim arbeidsveld ligt hier voor den Neder- landschen Landstand om de basis te vormen, waarop in de toekomst de boer onze volksgemeenschap het beste kan dienen. Hoe nu de boer en het algemeen landbouwbedrijfs leven voor te bereiden, in te stellen op de nieuwe taak in onze gemeenschap van Europeesche volkeren? Hier ligt ook een taak voor den Voorlichtingsdienst van de Directie van den Landbouw, waarmede Hoofd- afd. n van den Landstand nauw zal samenwerken. We weten, hoe alreeds de Directie van den Landbouw het plan heeft een groot aantal lagere landbouwscho len te stichten, hoe door den Voorlichtingsdienst en den Landstand den laatsten tijd tal van bedrijfsver- eenigingen zyn opgericht. Dit zijn instituten tot ontwikkeling van den Jongen Boerenstand en ter voorlichting van de bedrijfsleiders. Zooveel mogelijk zal er naar gestreefd worden in den a.s. winter korte cursussen in het leven te roepen, in denzelfdey vorm als de tallooze cursussen, welke in Drenthe en elders plaats vonden in kennis van plan tenziekten en selectie; een en ander met medewerking van den plantenziektenkundigen Dienst en van den N.A.K. We zouden door kunnen gaan en wijzen op verschil lende andere zaken, welke in afwijking van voorheen, thans door Overheid en Landstand tot stand komen. We willen nog noemen de voorlichting en bemiddeling inzake den verbouw en oogst van het zoo belangrijke koolzaad. Als voorbeeld willen we nog wijzen op Drenthe, waar de Landjeugd tientallen proefvelden heeft gesticht en thans onderhoudt, geheel onder lei ding van beproefde leeraren van de Landbouwscholen. Hier ziet men wat goede organisatie vermag. We zijn er van overtuigd, dat zoo de boer het goede wil, voor hem een dankbare^taak en een goede plaats in onze volksgemeenschap zal zijn weggelegd. E. J. d. VEEN, Hoofd van Hoofdafd. U. Hiermede zij hét volgende ter kennis gebracht: le. Het wei-k in de dennenbosschen en daarmede dus de velling of dunning, is thans, behoudens wel licht enkele uitzonderingen, als geëindigd te be schouwen. Dit houdt in, dat de voorraden gerief- hout bij de dennenhoutvergunninghouders in het algemeen voor dit seizoen niet meer zullen worden aangevuld. 2e. Indien hier en daar ondanks het vergevorderde seizoen nog vraag naar geriefhout binnenkomt of in de reeds binnengekomen vraag nog niet ten volle is voorzien, dan verzoeke men de levering van het benoodigde aan het Staatsbosch beheer, Museumlaan 2, Utrecht of aan de Nederl. Heide Mij., Sickezplein 1, Arnhem. In verband met de kosten van het transport komen hiervoor slechts grootere, resp. gecombineerde aanvragen in aanmerking. Naar medegedeeld is beschikt de Ned. Heide Mij. in ieder geval nog over voldoende hoeveelheden geriefhout. 3e. Wanneer in de betreffende provincie of in de om geving de voorraad bij de dennenhoutvergunning houders is uitgeput, dan wende men zich voor populieren- of wilgengeriefhout tot de waterschap pen, polderbesturen of de bezitters van soortge lijk hakhout in de betreffende omgeving. Aan deze adressen, welke bevoegd zijn zonder verdere ver gunning het benoodigde aan directe verbruikers, dus de boeren, af te leveren, Is in het algemeen nog veel geriefhout aanwezig. W. G. Nieuwenkamp, Afd. Bosch- en Jachtwezen. Redactie-adres: Groote Markt 28, Goes, Tel 2345 (toestel 05), Uitgave: Uitgeverij „Volk en Bodem", Postbus 281, Den Haag. Advertenties: Losse plaatsing 25 ct. per m.m., in alle edities 75 ct. per m.m. Abonnementen: Voor niet-leden van den Nederland- schen Landstand f 5.— per jaar of 1.25 per 3 maanden. Alle briefwisseling betreffende exploitatie, adver tenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag, Telefoon 11.65-88.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 2