Tuinbouw - De appel bloesemsnuitkever Verwelkingsziekte bij augurken PAG. 5 DE LANDSTAND 4 JUNI 1043 (Antonomus pomorum) F LK jaar hoort men de fruittelers en boomgaard- bezitters spreken over de schade, door de appelbloe- semsnuitkevers aangericht, zoo ook dit jaar. Vele telers zeggen belangrijke schade te ondervinden, andere weer zeggen, dat er een mooie bloemdunning ontstaat, waar door weer besparing op arbeid bij de vruchtdunning. Alvorens hierop nader in te gaan eerst iets over de levenswijze. De kever overwintert tusschen en onder schorsschubben, in spleten van steunpalen etc. Dit behoeft niet in den boomgaard zelf te zijn. Ongeveer midden Maart verlaat de kever zijn schuilplaats, wanneer dit precies is, valt zoo niet op te geven, daar dit sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden. Wil men controle, en die kan nuttig zijn, dan legge men vangbanden aan en controleere die regelmatig. Tijdens koud, nat weer zijn de kevers onder de banden te vinden, terwijl ze bij zonnig, warm weer op de takken bij de zwellende knop pen te vinden zijn. De kevers zijn dan niet bij de knoppen om hun eieren al af te zetten, doch om voedsel tot zich te nemen. We kunnen dan vele zwellende knoppen vinden met een bruin gaatje, waaruit vocht kan komen. Deze gaatjes zijn er door de „snuit"kevers in gestoken voor voedselopname. Zonder deze voedsel- opname kunnen zij niet geslachtsrijp worden en geen goede eieren afzetten. Als de knoppen beginnen uit te loopen, in het vroege groene knopstadium, schijnt het wijfje in de dan nog zeer kleine bloemknoppen, één ei a te zetten. In totaal kan één wijfje tot 100 eieren leggen. Van 5 tot 8 dagen na den ei-afzet komen de larfjes te voorschijn, die zich voeden met de meeldraden en stamper. De bloem blaadjes worden aan den voet beschadigd, waardoor zij gesloten blijven en het z.g.n. „kappertje" ontstaat. Daar elk wijfje tot 100 eieren kan leggen kan de schade, bij een voor de larve gunstige perode, vrij groot zijn, kunnen althans veel bloemen verloren gaan. Na 2 4 weken is de larve volwassen en verpopt dan in het „kappertje". De poptoestand duurt ongeveer 8 dagen. Het jonge kevertje vreet een gaatje in de verdorde bloemblaadjes en verlaat zoo de plaats waar het van ei tot kever opgroeide. De jonge kever neemt voedsel tot zich en schaaft, meestal aan de onderzijde, de bla deren af. Deze zomervraat is niet zoo heel belangrijken zal zelden of nooit schadelijk zijn vroor de ontwikkeling der boomen. Na Juli schijnt de kever géén voedsel meer tot zich te nemen en zoekt in den herfst een over winteringsplaats op. Zooals reeds eerder gezegd werd, behoefde die schuilplaats niet de boomgaard zelf te zijn, bok in de nabijheid liggende bosschen kunnen daarvoor dienen, of bijv. oude dichte heggen knotwilgen etc. Alvorens de bestrijdingswijzen te bespreken, moeten we ons afvragen is de kever werkelijk schadelijk en kan het loonend zijn tot bestrijding over te gaan. Een af doend antwoord is moeilijk te geven en hangt geheel van de omstandigheden af. Bij een rijken bloei en weinig keverlarven zal er in het geheel geen schade zijn. Is de bloei matig en het aantal keverlarven groot en zijn de omstandigheden voor de larven gunstig, dan kan er werkelijk schade ontstaan, Wanneer zijn de omstandig heden voor de larven gunstig? zal men zich afvragen. Het antwoord is vrij eenvoudig. Als er heel veel tijd verloopt tusschen ei-afzet en het opengaan der bloemen is dit het geval. De larven hebben dan allen tijd om zich te ontwikkelen, dit is niet het geval als de ontwikkeling van knop tot bloem snel verloopt, zooals dit brjv. in 1943 het geval is geweest. De aantasting zal dit jaar een gemiddelde van 10 k 20 niet te boven gaan. Een ieder kan dit controleeren door bijv. een 100 bloemen te tellen; het percentage „kappertjes" is dan gemakkelijk vast te stellen. Heeft men enkele malen geteld, dan kan men gaan schatten en dan zal blijken, dat het percentage aangetaste bloemen zoo om en de bij de 15 zal bedragen. Hoe kan men den appelsnuitkever bestrijden? Een aantal mogelijkheden. In de eerste plaats zorge men door een goede ontwate ring, snoei, bemesting en ziektenbestrijding voor ge zonde boomen, die veel en krachtige bloemen kunnen ontwikkelen. De ontwikkeling van knop tot bloem kan dan, afgezien van de weersomstandigheden, vlot verloopen en dit zal de kans op schade geringer doen worden. In de tweede plaats moeten wy ons afvragen: komt er in de ontwikkeling een zwakke plek voor en zoo ja kunnen wij dan tot een doeltref fende bestrijding komen? Het wil my toe schenen dat deze zwakke plek in het voorjaar te vinden is tydens de periode, dat de kever voedsel tot zich neemt uit de zwellende knop pen. De practijk heeft ons al geleerd dat een laat uitgevoerde bespuiting met één dor boom kleurstoffen baat kan geven. We zullen dan vry laat moeten spuiten tijdens zonnig weer. Een vangbandeontröle kan ons helpen; zijn er wei nig kevers onder de banden dan moeten zy op de boomen te vinden zyn en kan een bespuiting ook doeltreffend zijn. Komen er VééL SNUIT- KEVERS ONDER DE BANDEN voor, dan is een bespuiting WAARDELOOS tegen den appelbloesemsnuitkever, daar men ze dan niet kan raken. Sproeien we tydens mooi zonnig weer, als er weinig kevers onder de banden voorkomen, dan is de kans ,dat we een groot aantal kevers raken groot en ruimen we veel kevers op. Een tweede zwakke plek kan de periode zyn dat de jonge kever van het bladmoes vreet. Zoo men dan De teelt van resistente rassen Door voortdurende selectie van voor het vruchtvuur on vatbare augurken is men er tenslotte in geslaagd een ras van Venlosche Nietplekkers te kweeken, dat tegen deze kwaal bestand was. Helaas is dit ras niet bestand tegen een andere kwaal der augurken, n.l. de verwelkings ziekte, die toch ook voor de teelt van augurken van groote beteekenis is. In het vorige jaar b.v. is de augurkenteelt als gevolg van de verwelkingsziekte practisch geheel mis lukt. Het is dus voor ons van groot belang om of wel een bestrijdingswijze te vinden, die betrouwbaar is en weinig kost, of wel om te komen tot een augurkenras, dat niet aan de verwelkingsziekte onderhevig is. Bn nu is dat eerste vrijwel niet mogelijk. De kwaal wordt n.l. veroorzaakt door een virus, en men weet hoe moeilijk de virusziekten te bestrijden zijn. Virusziekten duiken bij telkens nieuwe cultuurplanten op; het lijkt een kwaal van den modernen tijd en het is in elk geval een zeer geheim zinnige ziekte, waarover nog heel wat zal worden gedacht en geschreven voor we achter den waren aard van deze kwaal zijn. Ook de virusziekte van dejaugürk, bekend als het bont of het mozaiek, of in haar meest venijnigen vorm als de verwelkingsziekte, is nog betrekkelijk jong: zy werd voor het eerst in 1880 opgemerkt en wel in de Venen, waar ook in die dagen reeds veel augurken werden geteeld. In 1900 of enkele jaren nadien bracht de verwelkingsziekte groote schade toe aan de augurkencultures in de omgeving van Venlo en in de jaren tusschen 1908 en 1914 deed Ir. Sprenger vruchtelooze pogingen om door verandering van bemestingswijze verbetering in den gezondheidstoestand der augurken te brengen. Eerst in de laatste jaren is de strijd tegen het mozaiek weer opgevat en ditmaal gaat men den anderen weg, den eenigen, die ons voorloopig bij de bestrijding van de virus ziekten openstaat: men tracht rassen te vinden, die tegen de smetstof bestand zijn, die een aangeboren weerstand er tegen hebben, en zoo mogelijk zelfs volkomen onvat baar voor de aantasting zijn. Verwelkingsverschynselen treden bij de augurk trouwens ook op als gevolg van een wortelrot veroorzaakt door een of anderen in den grond levenden schimmel. Deze verwel kingsziekte is echter een kwaal, die uitsluit nd voor komt in de omgeving van Roelofarendsveen. De schade is dik wijls niet onbeduidend, maar van grooter beteekenis is de mozaiekverwelking. die haast overal voor komt, waar augurken worden geteeld en vooral schadelijk is in Noord Limburg en in de Venen, maar ook in de Beemster, zij het in mindere mate. 't Bont en verwelking zijn één By de verwelkingsziekte, die door een virus wordt veroor zaakt, is er een zeer groote variatie in het ziektebeeld. Dat komt, omdat het weer daarbij een groote rol speelt en misschien ook nog andere factoren, zooals structuur en vochtigheid van den grond. Het begint meestal met de vorming van gele cn donkergroene vlekjes op de jonge bladeren van de plant, de groei raakt er vervolgens uit, de ranken blijven kort, het blad klein en de plant ziet er soms als een echte dwergplant uit. Ooi: op de vruchten ontstaan gele vlekken; soms zijn zij geheel geelgroen tot wit, met groene plekken, die er als knobbels of wratten uitsteken. Wanneer de weersomstandigheden daartoe gunstig zijn, d.w.z. by een dagtemperatuur van ongeveer 25 gr. C. gedurende enkele dagen van de daarvoor gevoelige periode, tydens koele donkere dagen dus, treden de verwelkings verschynselen op. Het begint aan den bladrand en aan Het werk van den tuinder in deze week Eenige raadgevingen voor verschillende teelten. Op open gronden kunnen op het oogenblik nog met succes boerenkool en knol- of koolrapen worden gezaaid. Deze gewassen worden uitgeplant op iaat leeggekomen land, onder andere na vroege aard appelen, vroege bloemkool, sla en spinazie. Verder is het nu de tyd om alle soorten boonen te leggen en om augurken en tomaten op beschutte plaatsen uit te planten. Ook winterwortelen kunnen nog worden gezaaid. Sla kan men eens per 14 dagen op regels zaaien. Men heeft dan geregeld oogstbare kroppen. gezorgd heeft voor een zorgvuldig uitgevoerde arseni- cumbestrijding, waarbij vooral de onderzijde der blade ren geraakt moet zijn, bestaat de mogelijkheid dat vele kevers vergiftigd worden. Een derde gelegenheid wordt ons in den herfst ge boden. De kevers zoeken dan een overwinteringsplaats op. Deze kunnen wij hun verschaffen door eerst alle stammen af te schrappen; de schorsschubben waaronder de kever kan overwinteren gaan er dan af. Daarna leggen we jute vangbanden aan, waaronder de kever gaarne wegkruipt. Zoo men deze vangbanden, regel matig naziet en de kevers dood maakt, b.v. door de vangbanden in kokend water te dompelen, kan men vele kevers vernietigen. Door de cultuurmaatregelen en de bestrijdingswijzen zal men in staat zyn een appelbloesemsnuitkeverplaag te voorkomen doch men moet grondig te werk gaan en zich er niet met een „Jantje van Leiden" afmaken. K. DIKSTAAL. de toppen der ranken. De randen der jonge b'.ai-en ver dorren en soms sterft de geheele plant af. Natuurlijk is het mogelijk, dat de mensch bij het plukken der augurken de smetstof van de eene plant naar do andere overbrengt, maar in het algemeen is hef" toch do luis, die de aal verspreidt, en onder de luizen is het de perzik bladluis, die de grootste misdadigster is, gelijk haast altijd, waar het virusziekten betreft. Een uiterst fyn druppeltje sap uit de deelen van een aangetaste plant is voldoende om de kwaal naar een nog gezonde plant over te brengen en proeven onder glas hebben onomstootelijk bewezen, dat de' perzikbladluis daarbij een rol speelt. Trouwens, dit staat ook op andere gro-nden vast: toen in 1939 de luizen in grooten getale optraden, verspreidde de verwelkingsziekte zich snel en over grooten afstand; in 2940 daarentegen, een jaar met heel weinig luis, trad de ziekte niet of slechts in zeer geringe mate op. Het is overigens niet uitgesloten, dat ook andere luizen dan de perzikluis in staat zijn om de smetstof te verspreiden. Een duister punt Een duister punt by de mozaïekziekte is de vraag hoe het virus door den winter komt. In het zaad overwintevt de smetstof niet en ook niet in den grond. Vele tuinders meenen, dat de kwaal zich via den grond verspreidt, maar by de teelt van augurken onder kooien van kaasdoek is gebleken, dat daarvan beslist geen sprake is. Ware deze meening juist, dan zouden onder kaasdoek geteelde plan ten immers even sterk zijn aangetast als de planten op het open bed er naast. Aangenomen mag worden, dat de ziekte niet in het lichaam van de luizen zelf overwintert, want die overleven den winter doorgaans niet. En ook met de eieren zal het virus wel niet overgaan. Er moet dus een zoogenaamde „waardplant" zijn, van waaruit de ver welkingsziekte zich in het voorjaar verbreidt. Nu komt de mozaïekziekte der augurken in meer of min der gewyzigden vorm voor bij komkommers, meloenen, pom poenen, tabak, paprika, gele lupinen en bepaalde spinazie- variëteiten, n.l. Nobel en Koning van Denemarken, maar het klinkt niet erg aannemelijk, dat een dezer planten de winterhaard der virusaantasting is. Ook wij zijn niet in staat om helderheid te schaffen t.a.v. dit duistere punt in het leven van luis of augurk; evenmin als bij de virus ziekte der boomen, waarover wij eenigen tijd geleden schreven, weten wij by de augurk, wat de winterwaard van de virusziekte is. Èen bestrijding van de kwaal door uitroeiing der winterhaarden wordt hierdoor natuurlyk onmogelijk. Biyft daarom als eenige mogelijkheid voorloopig de resistentieteelt, het telen van rassen, die tegen de verwelkingsziekte be stand zijn. Het Nederlandsche sortiment bestaat op het oogenblik uit selecties uit de Venlosche Nietplekkers.- Vroe ger hadden we hier nog andere variëteiten, voor een deel behoorende tot de „scherpe" augurken, met korte stekelige vruchten. Men heelt thans nagegaan in hoeverre er onder de in ons land nog voorhanden variëteiten en de oudere rassen, waarvan nog zaad beschikbaar is, zooal3 de Kleine Hollatidsche en de Ruige Beemster, wellicht nog rassen voorkomen, die weinig vatbaar zijn voor de verwel kingsziekte. Al de onderzochte variëteiten bleken echter even gevoelig te zijn. Ook onder het buitenlandsche sortiment werd gezocht en daar werd inderdaad een zekere weerstand tegen virus besmetting gevonden. (Vervolg zie pag. 6)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 5