Winter
wortelen
De geschiedenis van de erwt
7
noemde in den handel gebrachte nieuwe
erwt Bouquet, een kruising tusschen
Wonder van Witham en het ouderas
Turksche Kroon zeer resistent was tegen
bovengenoemde verwelkingsziekte. De
Bouquet wordt daarom gebruikt als uit
gangsmateriaal voor nieuwe kruisingen.
Men vindt echter ook andere goede
eigenschappen bij de oude rassen, bv.
robusten groei, goede opbrengst en kwa
liteitsfactoren. Deze eigenschappen kun
nen bij kruisingen uitstekende diensten
verrichten.
Om iets te bereiken is zoowel het een
noodig als het ander, zoowel kennis van
het materiaal als van de eischen van
de markt. Spreker vat daarom ten slotte
zijn rede samen in één pakkenden slag
zin: Kweekers kent uw planten en kent
uw klanten! Daarnaast is het noodig
zich op de hoogte te houden van de
uitkomsten van het wetenschappelijk"
onderzoek.
Wellicht doelt spreker hier op den
volgenden tekst:
Erwten zonder schellen zijn medesoor
ten van deze Gróote Erwten, de welcke
grooter zijn dan de gemeyne erwte
De haeuwen zijn heel morw en hebben
geen vliesachtig vel gelijck de ghemeyne
erwten: ende daarom mach mense rauw
oft ghesoden zijnde heel eten zonder
de moeyte te doen om die middelste vel
len weck te worpenDese Erwt
Haeuwe sonder schorse, seydt Lobel, is
onlancx ghebrocht gheweest wt een stad
ghenomt Wilna oft Wilde bij Pruyssen."
Dodonaeus, 1608.
Redactie
acht uur na den pluk moeten zijn ver
werkt. Wellicht bestaan ook op dit
punt verschillen tusschen de rassen.
In het algemeen moeten voor de con-
servenindustrie
1. die rassen worden gekozen, die
afgezien van uiterlijke invloeden,
bij toetsing het beste voldoen;
2. rassen, die elders hebben voldaan,
ook hier geprobeerd worden;
3. doelbewuste kruisingen worden
verricht.
Tot voor enkele jaren was de toestand
zoo, dat vooral ten aanzien van de dop
erwten de verschillende conservenfabrie-
ken zelfstandig naar de beste rassen
zochten en er zelfs toe overgingen, de
door hen geprefereerde rassen in con
tractteelt te laten telen. De teeltrege
lingen hebben hieraan echter een einde
gemaakt, zoodat wijzigingen in het sor
timent thans na gezamenlijk overleg
dienen te worden gepropageerd. Spre
ker kan niet adviseeren, dat rassen,
welke elders hebben voldaan, zonder
nader onderzoek voor conserveering
hier worden aanbevolen, omdat de
andere groeiomstandigheden ?in ons land
tot volkomen andere resultaten kunnen
leiden. Bovendien mogen wij er niet bij
blijven staan, naar nieuwe rassen te
zoeken, wij moeten tevens onderzoeken
of andere teeltwijze, andere wijze van
oogsten of vervoeren, misschien ook
andere conserveeringswijze, wellicht tot
betere uitkomsten leiden bij de bestaan
de, reeds in cultuur zijnde rassen. Zoo
heeft b.v. stikstofbemesting een ver
meerdering tengevolge van het suiker
gehalte, en een vermindering van het
gehalte aan zetmeel.
Welke eischen stelt de
conservenindustrie
Voor de verschillende peulvruchten kun
nen criteria worden opgesteld, waar
aan de verschillende rassen moeten vol
doen om als een goed ras voor de con
servenindustrie te worden aangemerkt.
Zoo gelden voor de doppers b.v. de vol
gende eischen:
1. er dient een aantal rassen te zijn,
dat in oogsttijd op elkaar aansluit;
2. conservenrassen moeten veel erw
ten bevatten per peul;
3. zij moeten by het doppen een hoog
rendement hebben;
4. voor het geval met stroo en al
wordt gedopt, moeten alle doppen
-gelijktijdig rijp zijn en mag het
stroo niet te lang zijn;
5. de peulen mogen niet te plat zijn,
omdat ze dan niet geschikt zijn om
machinaal te worden gedopt;
6. na de bewerking moeten de erw
ten groen van kleur blijven. Dit is
overigens slechts een uiterlijke
kwestie; de smaak kan ook bij
andere erwten goed zijn; ze zijn
dan echter minder gewild;
7. het uiterlijk der erwten moet aan
bepaalde eischen voldoen;
8. zjj moeten bij rijping suikerhou
dend zijn en niet gauw melig wor
den. Vaststelling van het juiste tijd
stip voor het oogsten is van be
lang;
9. het gevaar voor geleeren moet wor
den geëlimineerd;
10. zij moeten niet snel broeien, zoo
dat de tijd tusschen oogst en ver
werking langer kan worden;
11. z\j dienen bestand te zijn tegen
heet weer;
12. bezit van het typische doperwten
aroma is gewenscht;
13. een hoog gehalte aan belangrijke
voedingsstoffen is noodig;
14. de voedende bestanddeelen mogen
door voorbehandeling of bewerking
niet verloren gaan;
15. een zekere resistentie tegen worm
stekigheid zou een schoon ideaal
zijn.
Voor peulen gelden als eischen: de
afwezigheid van vlies, malsche peul,
goede vorm, kleine zaden, zoete smaak,
zuiver aroma, frissche kleur, geen nei
ging tot troebleering of geleering der
vloeistof.
Slaboonen moeten voldoen aan deze
voorschriften: draadloosheid, rechte
vorm i.v.m. machinaal afpunten, mal
sche, niet slappe of taaie peul, groene,
niet verkleurde peul, zuivere boonen-
smaak, niet te dikke zaden, afwezigheid
van uiterlijke misvormingen of ontsie
ringen.
Aan snyboonen worden door de conser
venindustrie de volgende eischen ge
steld: zy moeten geen neiging hebben
tot vliezigheid, rechte lange scheden
hebben (die zonder bezwaar machinaal
verwerkt kunnen worden), glad, malsch,
maar niet week zijn, geen verkleuring
van de vloeistof te weeg brengen, goe
den snrjboonensmaak bezitten, kleine
zaden hebben, en zonder draad zijn.
Voor tuinboonen gelden ten slotte soort
gelijke voorschriften: de bruine of
zwarte verkleuring is sterk gebonden
aan het ras, dat men gebruikt. Drie
maal wit heeft deze fout niet, maar
mist den typischen tuinboonensmaak en
is wat hard van consistentie.
In het algemeen bestaat de neiging om
in verband met den prijs over te gaan
tot conserveering van de grovere pro
ducten. Daarbij komt de smaak evenals
de kwaliteit in het gedrang. Meer dan
tot dusver zal bij de selectie van ras
sen voor de conservenindustrie moeten
worden gelet op de voedingswaarde van
het product.
ongeveer 2 x zoo dik, als die van de
normale peul.
Volgens Lamprecht moeten wij deze peu
len laten groeien, tot de erwten bijkans
volgroeid zijn. Zy zyn dan te gebrui
ken als slaboontjes. Hij noemt ze dan
ook breekerwt.
Hij heeft thans 2 typen in aanbouw n.l.
Apollo en Olympia, die hoofdzakelijk
verschillen in hoogte en groei van de
peul.
Verder is Lamprecht bezig met het win
nen van rassen met rechte peul, omdat
deze bij transport, verpakking en con
serveering grooter voordeelen biedt dan
de kromme peul. Hij legt zich verder
toe op het telen van erwten met zeer
uiteenloopenden oogsttijd.
Karei de Groote, die ons
volk met het overgroote
gedeelte onzer tuinbouw-
gewassen In kennis heeft
gebracht, moet ook ge
noemd worden als degccn,
die hier de erwt heeft in
gevoerd. Op de l(jst van
plantennamen, die in 812
werd opgesteld als teelt-
plan voor één van zjjn
modelboerderijen, wordt de
erwt uitdrukkelijk ge
noemd met haar Latjjn-
sclien naam Pisum.
Het is merkwaardig, dat
juist de taal ons zooveel
over de oude geschiedenis
van de erwt verhaalt. Het
Germaansche woord erwt
komt in het Engelsch niet
voor. Daar gebruikt men
het woordje „pea", dat
klaarblijkelijk van 't JLa-
tijnscli Is afgeleid. Toen
Engeland door de Angelen
en Saksen werd veroverd,
was de erwt dus klaar
blijkelijk aan de verove
raars nog niet bekend. ZU
Is er eerst later door pries
ters en kloosterlingen ge
ïmporteerd.
De erwten zyn hier ~via de
landen In den Oostelijken
hoek der Middelland sche
Zee ingevoerd. Reeds 2000
jaar voor Christus was de
erwt ln Egypte een ge
wild gerecht, gelijk blijkt
uit voedselresten, die men
heeft gevonden in de oud-
Egyptische koningsgraven.
Op hun reis naar de onder
wereld kregen de dooden
toen onder meer een maal
tje erwten mee.
Ook ln de ruïnes van het
oude Troje heeft men ver
koolde resten gevonden
van de erwt. In die dagen
was de erwt daar een zeer
verbreid cultuurgewas.
Benoorden de Alpen zijn
de erwten reeds in het
Steenen Tijdperk versche
nen. Bij de paalwoningen
in de Zwitscrsche meren
heeft men verkoolde erw
tenzaden gevonden. Er be
stond toen een levendig
handelsverkeer over de
Zwitsersche bergpassen en
langs deze handelswegen
vla den Gemmipas en den
Funka-pas en langs aller
lei andere passen, die
thans voor een deel door
gletsjers zijn verspreid,
kwamen de erwten naar
Midden-Europa. Aan Karei
den Grooten de eer ze ook
in Noord-Europa te heb
ben ingevoerd.
Eeuwenlang heeft men de
erwt uitsluitend als rijp
geoogst product gegeten.
Wij Hollanders zijn het
geweest, die de doppers
hebben uitgevonden. In
de omgeving van Arnhem
aten we al In 1516 „afge-
rheyde ertten" en in de
zeventiende eeuw had zich
de faam van onze lekkere
doperwten over een groot
deel van Europa verspreid.
Het was 'n lekkernij voor
de allerrijksten, voor den
allerhoogsten adel. In
Frankrijk betaalde men
voor een liter doppers eens
zelfs 100 francs, Ja selfs
lezen wij prijzen van 200
francs per acht-tiende
liter. De kinderen van
Lodewyk XIV waren er
verzot op en Fran^oise
d'Aubigné schrijft daar
over, dat de prinsen zicli
slechts verheugden in drie
dingen: zij verheugden zicli
er over groene erwten te
zullen eten, zij verheugden
zich ze te hebben gegeten
en verder verheugden zy
zich er over, ze binnenkort
weer te zullen eten. Ma
dame de Pompadour kocht
herhaaldelijk alle groene
erwten op om Lodewyk XV
aan zyn lievelingsmaaltje
te kunnen helpen.
Omstreeks het jaar 1400
moeten de peulen zyn in
gevoerd. Zij worden als
suikererwten" genoemd
In Arnhemsche bescheiden
uit het jaar 1450. Zy zou
den oorspronkelijk uit
Wilna ln Polen zijn inge
voerd.
Hoe het zij: reeds in
het midden van de zes
tiende eeuw was het ge
bruik van doppers en peu
len hier algemeen bekend
en toen al verschenen onze
Hollandsche erwten als
bijzondere lekkerny op de
tafels dev rijken zoowel In
Frankryk als In Engeland
In deze maand kunnen nog wel winter
wortelen gezaaid worden, doch men
moet hier niet te lang meer mee wach
ten. Het zaad ligt n.l. betrekkelijk lang
en ook in de eerste weken na de kie
ming is deze ontwikkeling uiterst lang
zaam. Eerst eind Juli begin Augustus
komt er schot in en in anderhalf
twee maanden hebben de planten dan
dikke, vleezige wortels gevormd. Of men
door thans nog te zaaien een goede oftr
brengst zal krijgen, hangt dus voor
namelijk af van het weer in den nazomer
en herfst. Bij mooi zonnig weer in Sep
tember en October kan men de wortels
lang laten doorgroeien en bereiken ze
nog wel een flinke dikte.
Voor het zaaien wordt de grond nog
maals bewerkt met eg, cultivator of
hark, om een fijn zaaibed te verkrijgen.
Aangezien het zaad lang ligt en ver
drogen niet uitgesloten is, kan men het
voorkweeken zoo ver laten komen, dat
het witte wortelpuntje even zichtbaar
is. Met vochtig zand vermengd laat
het -zich dan goed uitzaaien en zoo
doende hebben wij weer enkele weken
groeitijd gewonnen. Van het begin af
aan moet rekening gehouden worden,
met het onkruid. Juist door de aanvan
kelijk trage ontwikkeling is dit noodig.
Zoo mogelijk schoon land kiezen dus.
Velen vermengen het wortelzaad met
zaad van sla, radijs of andere snel-
klemende planten. Men kan dan nog
rijen zien en er tusschen hakken of
schoffelen. Echter dienen dan -de
slaplanten verwijderd te worden
zoodra de wortelen goed zichtbaar
zijn. Laat men ze uitgroeien tot
groote kroppen, dan ondervindt het
wortelgewas er te veel hinder van.
Bij vroeg zaaien herstelt het zich
nog wel, maar thans is het gevaar
grooter.
De aanhangels, de z.g. oaarden, zijn
erg hinderlijk en kunnen door wrijven
verwijderd woiden. Bij machinaal zaaien
is dit zeker noodzakelijk. Meestal zaait
men met een handmachine, die ook bij
bieten, gebruikt wordt. Men neemt den
rijenafstand dan op 20 cm. Later bij het
(Foto: C.N.F.-Sagers)
op éénzetten neemt men op de rij 15 cm.
Het is n.l. niet te doen om groote bonken,
doch om middelgroote, regelmatige, niet
vertakte of doorgeschoten wortels; dus
nemen wij de afstanden niet te groot,
vooral niet bij laat zaaien.Het op één
zetten geschiedt met de hand, nadat ze
eerst met een breeden hak doorgeslagen
zijn. Men kruipt tusschen de rijen door,
waarbij opgelet moet worden dat men
niets vertrapt. Het is een tydroovend
werkje, doch absoluut noodzakelijk. Te
gelijkertijd kan men het onkruid uit
trekken. Ook de in de rijen staande sla
planten e.d moet men verwijderen, be
halve natuurlijk op leege plekken. Zijn
de wortelen gedund, dan is de eerste zorg
v verder aan den groei te krjjgen.
Een lichte overbemesting met stikstof
b.v. 250 kg. kalkammonsalpeter, is dan
op haar plaats. De overige cultuur-
zorgen zijn geregeld hakken of schoffe
len, tot het veld dichtgegroeid is. Bij de
eerste zaaisels is dit ongeveer eind
Juli. Dar heeft man er niets meer aan
te doen, aangezien ook het onkruid er
grootendeels onder verstikt Een enkele
melde of nachtschade, die boven het
gewas 'uit zou komen, wordt natuur
lijk direct verwijderd.