Limburgsche grotten IN DE Aanaarden bij de teelt van aardappelen 9 De Champignonteelt in gevaar „De champignonteelt in de Limburgsche grotten", aldus deelt men ons mede, „wordt op bescheiden schaal uitgeoefend op enkele kweekerijen te St. Pieters berg, Gronsveld en Valkenburg en om geving. De cultuur dateert van ongeveer 1910. Het is mogelijk, dat er ook vroeger al champignons geteeld werden maar daar over staan ons weinig gegevens ter be schikking. Wat de grotten voor de champignons zoo buitengewoon geschikt maakt, is het feit, dat de temperatuur constant ongeveer 10 graden C. bedraagt. Feite lijk is dat voor de teelt van champig nons aan den lagen kant. Elders in het land worden champignons in kassen, kelders en schuren of bakken geteeld, meest bij wat meer warmte n.l. 15 a 16 graden en daar verloopt de groei wat sneller en verkrijgt men een hoogere productie Dat is ten minste de meening die men hier in Limburg koestert. AaD den anderen kant zegt men, dat men bij lagere temperaturen minder last heeft van ziekten, van de cham- pignorivlieg er andere kwalen en para sieten. De lagere temperatuur in de grotten is echter op dit oogenblik een be langrijk nadeel voor de Limburg sche champignonteelt. Vroeger be trok men zijn broed uit Frankrijk, het was dan speciaal besterad voor de teelt bij lage temperatuur. De Franschen hebben hun broed sterk gespecialiseerd naar verschillende groeiomstandigheden. Zij bezitten een tiental rassen, waarvan elk is aangepast aan bepaalde omstan digheden en onder die omstandig heden het best voldoet. Het myce lium, dat men thans uit Naaldwijk betrekt, is beter geschikt voor de teelt bij een warmte van 15 16 graden, maar is voor de teelt bij 10 graden, gelijk in de grotten, minder geschikt. Dientengevolge neemt de productie m de Limburgsche grotten sterk af; vele champignontelers hebben op de teelt al verloren en zijn er reeds toe overge gaan de champignonteelt op te geven. Daarbij komt, dat de champignon eigen lijk een bijzonder lastig ding is. Wij weten er veel te weinig van. Wij moeten fentelijk #maar een beetje raden, naar hetgeen het mycelium in het gegeven stadiun van zijn ontwikkeling noodig heeft aan warmte en vochtigheid, en wij weten maar heel weinig van den invloed, dien de samenstelling van den gebruikten paardenmest op de vorming der paddestoelen heeft. De onzekerste factor na het mycelium is de paardenmest, die vooral op het oogenblik niet aan de eischen voldoet. Goede champignonmest behoort een hoog eiwitgehalte te hebben. Hij moet afkomstig zijn van goed gevoederde paarden en vrij zijn van nadeelige schimmels en andere verontreinigingen De kweekers in Limburg betrokken hun mest vroeger uit de artilleriekazernes van Luik. De paarden werden daar met haver gevoerd en de mest was met stroo vermengd. Bij het uitbreken van den oorlog kwam daarin aanstonds ver andering. De artilleriepaarden werden vervangen door boerenpaarden en de voeding werd anders, zoodat er van de goede kwaliteit van den mest niet vee' meer over is. Nu is het ook weer niet zoo. dat er och met dezen mest geen goede resultaten te verkrijgen zijn. Het is n.l. zoo, dat tegen all$ verwachtingen in vaak een goede oogst wordt verkregen op mest, die volkomen hopeloos leek. Terwijl oip- gekeerd het resultaat soms bijzonder teleurstellend is, als de verwachtingen zeer hoog gespannen zjjn. Om kort te gaan. de wetenschappelijke grondslag ontbreekt. De teelt is in drt stadium nauwelijks verdei te brengen dat is alleen mogelijk als wij de teelt van den grond af zouden kunnen opbou wen en elk onderdeel grondig zouden onderzoeken. Voordien zal geen mensch er behoorlijk advies over kunnen geven. Men had in Limburg plannen, tot een eigen myceliumkweekerij over te gaan. gelijk ook Naaldwijk er een heeft. Maar de oorlogsomstandigheden zijn er tus- schen gekomen, zoodat men er zich op heeft ingesteld, dat er misschien nog langen tgd op dit laboratorium gewacht zal moeten worden Het gevaar bestaat, dat Limburg alt gevolg van de sluiting van zijn chain - pignongrotten zijn moeizaam verkregen afzetgebied weer zal verliezen. De champignons uit de grotten gingen niet naar de veiling, maar werden geleverd aan vaste klanten, hotels en particu lieren. Er zijn echter voortvarende kweekers in het Zuiden van ons land, die er geen zin in hebben de champignonteelt zon der slag of stoot op te geven. Een hunner meende, dat een oplossing moet kunnen worden gevonden, in dt verwarming van de ruimte waar de champignons worden geteeld. Meestal zijn die grotten veel te hoog. zoodat zij practiscb niet te verwarmen zijn maar de kweeker m kwestie heeft een lagere giot en is voornemens die te verwarmen door warme lucht naar bin nen te biazen. In den zomer kan dat op eenvoudige wijze, omdat de buiten lucht hooger in temperatuur is dan de lucht in de grotten, die als gezegd con stant ongeveer 10 graden C is." Wij hebben aan deze beschouwing over de Limburgsche champignonteelt een plaatsje ingeruimd. Op de proeven van dezen champignon- kweeker komen wij nader terugmaar het moet ons van het hartdat men een anderen weg had kunnen volgen wat het mycelium betreft. Indien het Limburgsche champignonras zooveel be ter geschikt ts voor de teelt in de grot ten, waarom heeft men dan niet gepro beerd broed te winnen van enkele Lim burgsche champignons T In samenwerking met den Proeftuin te Naaldwijk hadden wy aldus ongetwijfeld zelf het mycelium kunnen winnen, dat de Limburgsche champxgnonteler in zijn grotten noodig heeft. Overigens ontkent men te Naaldwijk, dat het aldaar gekweekte „natte broed" voor Limburg minder geschikt zou zijn dan het „droge broed", dat tot dusver uit Frankrijk werd betrokken. Indien men zich m Limburg tos kan maken van de oude teeltmethoden, zal het on getwijfeld mogelijk zijn met het beschik bare mycelium gunstige resultaten te bereiken, at zal de slechte kwaliteit van den mest een belangrijke rol blijven spelen. Hier ziet men het* aanaarden van aard- uppelen In beeld. Het is van veel belang het hiernaast afgedrukte artikel met aan dacht te lezen, daar het belangrijke mede- deelingen bevat over de resultaten die met aanaarden bereikt kunnen worden. (Foto: archief) Onder aanaarden verstaan wjj die grondbewerking, waarbij de aarde in den vorm van ruggen tegen den sten gelvoet der "cultuurplanten wordt op geworpen. In het algemeen wordt dit gedaan, om den planten meer stevig heid te geven (b.v. bij stamboonen) of om ze in de juiste richting te doen groeien (b.v. rijserwten). Daarenboven heeft deze grondbewerking de volgende voordeelen Allereerst kan de plant in' de opge worpen aarde nieuwe wortels vormen. Bij aardappelen ontstaan er nieuwe onderaardsche stengels met knollen. Ten tweede wordt de grond meer los gemaakt en verkruimeld dan bij hak ken of schoffelen. Het is de diepste grondbewerking, welke wij tusschen de cultuurplanten op het veld kunnen toepassen. Daardoor wordt de toetre ding van lucht en daardoor weer de ontwikkeling van het wortelnet en van het bacterieleven in den grond be vorderd. Ook zal in het voorjaar de temperatuur van den grond sneller oploopen dan bij effen terrein. Dit kan wel 2 gr. C. schelen, zooals indertijd de proeven van Wolling hebben aangetoond Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat meer zonnewarmte wordt vastgelegd, door dat het veld een grooter oppervlak heeft gekregen. Ook het vochtgehalte van den grond is hierop van invloed en het is bekend, dat aangeaarde grond snellei opdroogt Niet alleen, dat er weinig regenwater in de ruggen zakt, en meer langs de hellingen afvloeit, maar ook de afvoer naai den ondergrond is verbe terd door de grootere losheid der aarde Natuurlijk vloeit hieruit voort dat ei gronden kunnen zijn, waarop het aan aarden niet is aan te bevelen, n.l. hooge lichte zandgronden Alhoewel dit nu wel geen speciale tuin bouwgronden zijn. verdient het de aanbeveling hier toch even bij stil te staan, omdat ook hier de volle-gronds-tuinbouw zich uitbreid! en omdat zich bovendien ook wel op andere gronden soortgelijke gevallen voordoen. De kweeker weet, hier doorgaans wel raad op. Hij is bekend met de voordeelen van aanaarden en wij zien hem dan ook reeds vroeg hier mede bezig. Later worden de opgewor pen ruggen echter weer weggewerkt door over dwars te hakken of te eggen Vooral bij aardappelen wordt deze me thode veel toegepast. Het gevaar van verdrogen wordt hiermede overwonnen. Het zal echter duidelijk zijn, dat aan aarden méér voordeelen heeft dan de reeds genoemfe Denken wij maar eens aan de onkruid bestriding. Opslag van fjjne zaadonkruiden, als b.v. melde, wintergras, herik, spinaxie, enz. wordt er totaal mee vernietigd Aanaarden als gezondheidsmaatregel. Wij bedoelen hiermede natuurlijk de gezondheid van het gewas, niet van den kweeker. Want wanneer men, zooals op zoovele kleine bedrijfjes het geval is, met een handaanaarder te werk moet gaan, is het een moeilijk en zwaar karwei. De groote aardappelkweekers beweren, dat aanaarden het gevaar voor phy- tophthora, (d.i. de aardappelziekte) in de knollen vermindert. Zij verklaren dat hiermede, dat door de dikkere aard laag de sporen niet zoo gauw bij de aardappels kunnen komen Bovendien zijn de ruggen meestal droog, zoodat de sporen minder kans hebben dm tot ontwikkeling te komen. Ten slptte willen wij er op wijzen, dat aangeaarde aardappels zich veel ge makkelijker laten rooien. Doordat de knollen zich in een rug bevinden kunnen ze n.l. met speciaal hiervoor gebouwde ploegen omhoog gewerkt worden. Enkele tegenstanders van deze grond bewerking beweren, dat bij aardappelen soms veel uitloopers worden losge scheurd of blootgelegd Dit nadeel be staat inderdaad, doch meestal herstel len de planten zich spoedig.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 9