Groene of zwarte grond in den boomgaard r De oculatiemade, Thomasia oculiperda rübs Kanker in den jongen boomgaard 8 Dit is een vraag, die meermalen ge steld wordt en waarop zonder meer geen eensluidend antwoord kan worden gegeven. Het antwoord kèn ook niet gelijk ziji 1, omdat de verschillende omstandigheden, die hier en daar voor komen, bepalen of de tuin groen of zwart gehouden zal worden. Was dit niet zoo, d.w.z. zou het voor den boom niets uitmaken of de grond zwart of groen zou worden gehouden, dan zou den wij allen fruitkweekers willen raden: houdt uw kweeker\j niet langer zwart, doch laat een grasmat den grond be dekken! Een grasmat in uw boomgaard betee ken t gemakkelijker en prettiger wer ken, ook in tijden van grooten regen val De grond wordt niet dichtgetrapt, bij het snoeien of sproeien, zelfs al heeft het pas geregend. Het fruit blijft ook aan laaghangende takken schoon en zindelijk, het afgewaaide fruit natuur lijk ook. Dit behoeft niet meer afge- wasschen te worden, wat ten eerste een stuk in het werk scheelt en ten tweede de houdbaarheid in hooge mate bevor dert. Ook de gebruikte fruitkisten blij ven hij gebruik in den boomgaard veel zindelijker. U ziet: allemaal voordeelen van een grasmat in den boomgaard en schijn baar enkel nadeelen bij een zwarten grond. Waarom houdt dan niet ieder een gras onder de boomen, zult U zeg gen? Welnu, we beginnen met een jongen boomgaard, welke pas geplant is. Het zal zeer gewenscht zyn om dezen ge durende de eerste vijf ft zes jaar zwart te houden, tei.zy er een flinke kring van ten minste 1 m. middellijn om de boo men wordt zwart gehouden. Wat is n.l. het geval? Het gras met zijn wortels onttrekt op sommige momenten zooveel voedsel en vooral vocht aan den bovengrond, dat de jonge boomen. welke nog niet dieper zijn ge komen dan deze bovenlaag, hiervan ern stige scnade zouden ondervinden. De groei zou zeer nadeelig beïnvloed wor den, ja het is zelfs vooral in een pas geplanten boomgaard niet uitgesloten, dat de boomen doodgaan. Dus hier is zwarte grond op zijn plaats, mede uit een oogpunt van rendabiliteit, want ge durende de eerste jaren kan nog heel goed een onderteelt van tuinbouwpro ducten worden toegepast. Zijn de boomen een jaar of vijf zes flink aan den groei, dan is de onder teelt afgeloopen (in een struikentuin ten minste, in een hoogstamboomgaard, waar ruim geplant is, is ze soms nog wel mogelijk), kan men zonder be zwaar den grond laten begroeien, vooral als men gepoot heeft op een sterk groeienden onderstam. Voor boomen, veredeld op zwakkere onderstammen als kwee b.v. en voor appels type IX, is dit soms niet mogelijk. Hun wortel gestel is te klein en oppervlakkig en zal vooral op hoog gelegen gronden en zwaardere gronden, welke weinig op- drachtig zijn, te veel van een grasmat te lijden nebben. Hiervoor zal het dus gewenscht zijn, den grond zwart te blij ven houden. Doch ook zelfs sterker groeiende onder stammen kunnen het op deze gronden niet tegen het gras bolwerken. Zoo is bijvoorbeeld bekend, dat op de hoogere zandgronden en op de zwarte klei van Zeeland, een groene ondergrond zelfs bij oude boomgaarden niet voldoet. Bij gevolg ziet men daar ook nog vele zwarte tuinen. Het is, zooals we reeds in het begin vermeldden, een kwestie van omstandig heden, gesteldheid van den grond, wa terstand en watertoevoer, wijze van aanplant, sterke of zwakke onderstam men, of men alleen hard fruit heeft ge plant of ook nog bessen, die uiteindelijk bepalen of de boomgaard het voordee- ligste zwart of groen gehouden kan worden. Want wat zoo juist van de zwak groeiende onderstammen werd verteld, dat deze vanwege hun gering wortelend vermogen een grasmat minder goed verdragen, geldt in nog sterkere mate voor de bessen. Deze wortelen immer nog ondieper, en zullen dientengevolge nog meer last van een grasmat onder vinden. Compromis tusschen zwart en groen Nu is er echter ook nog een tusschen- weg. Men kan b.v. gedurende voorjaar en voorzomer den grond zwart houden, en tegen den tijd, dat de felste zonne stralen voorbij zijn en de droogste tijd eindigt, den grond groen laten worden. Men laat dan maar groeien wat er groeit, krijgt tegen den oogsttijd een bedekking, welke dezelfde voordeelen kan geven als de grasmat. Soms zaait men wel eens wikken of iets dergelijks omstreeks dien tijd, omdat men dit beter en nuttiger acht (vlinderbloemig gewas, stikstof!) dan de onkruiden, gewoon te laten optreden. In het voorjaar, als de snoei achter den rug is, wordt deze grond dan weer omgespit en zwart ge houden tot het weer Augustus wordt. Deze methode ziet men wel eens toe passen in bessen boomgaarden, welke veel arbeid vragen van plukken. Men houdt den grond zoo schoon mogelijk tot het oogstseizoen aanbreekt en be kommert zich dan verder niet meer om den ondergrond. Hoogstens wordt hij nog eens gemaaid, als het gras te lang wordt, of de schadelijke wortelonkrui den, als distels en brandnetels verwij derd. Bij gebrek aan arbeidskrachten is deze methode heel goed bruikbaar. Men heeft dan meteen het voordeel, dat de mest stoffen beter in den grond worden ver deeld. Zooals bekend blijven sommige soorten gemakkelijk in de zode hangen. Vooral phosphorzuur bijv. Wordt de grond omgespit, dan brengt men ook de meststof dieper in den grond en dus dichter bij de boomwortels, waar zij toch moet zijn. Daarom zal het zelfs niet ondienstig zijn om in gevallen, waarin de grond geregeld in gras ge houden wordt, deze toch eens te spit ten, vooral in dezen tijd met de geringe hoeveelheden mest. Welke bedekking men echter ook in zijn kweekerij toepast, steeds zal men er om moeten denken, dat zij naar behooren verzorgd wordt. Zoo moet de zwarte grond voldoende los worden gehouden door schoffelen enz. om uitdrogen en ongewenschten plantengroei te voorko men. Groene boomgaarden, wij bedoe len hiermede de zuivere fruitteeltbedrij- ven, dus niet de boerenboomgaarden waar men vee laat loopen, moeten op tijd gemaaid worden. Vooral in een droog voorjaar als dit, is dat van zeer groot belang. Een lang uitgegroeid ge was onttrekt niet alleen zeer veel vocht en voedsel aan den bodem, doch ver teert ook veel moeilijker en met veel meer verliezen dan een jong en slap gewas. Want het spreekt vanzelf, dat wij dit gras niet uit den boomgaard verwijderen, doch na het maaien zoo spoedig mogelijk gelijkmatig over de geheele oppervlakte uitstrooien, met de bedoeling het daar ter plaatse te laten verrotten. Mulchen noemt men deze methode. Wordt dit systeem eenige jaren achter elkaar goed uitgevoerd, dan krijgt men op het laatst een veer- krachtigen humusrijken bovengrond, met een prachtige structuur, welke zeer waterhoudend is. Op deze wijze kan men de nadeelen, welke een gras bedekking aankleven, zooveel mogelijk voorkomen en ongestoord van de voor deelen gebruik maken. Het is jammer, dat sommige al eerder genoemde gronden een te gering water houdend of opstijgend vermogen heb ben, om een groenbedekking zonder schade te kunnen verdragen, anders lijkt het ons de aangewezen grondbedekking in de fruitcultures. W. V. Het werk van den fruitteler in deze week Kanker is een ziekte, welke vooral in jonge appelaanplantingen op valt. De oorzaak is een schimmel aantasting, welke het weefsel van den bast en het hout vernielt. De omstandigheden, waaronder de boo men groeien, spelen daarbij een groote rol, doch veel Is daarover niet bekend. Wel staat vast, dat de structuur van den grond en de waterhuishouding in deze aange legenheid vaak beslissend zjjn. De ziekte neemt men vooral in Mei en Juni waar, wanneer de boo men uitloopen en de bladeren van jonge takken gaan verwelken. Be perkt de aantasting zich tot een enkelen tak, dan kan men volstaan met dezen te verwijderen. De toestand wordt ernstiger, wan neer gesteltakken worden aangetast. Zeer belangrük Is daarom een goede verzorging van snoei- en kanker- wonden. Om Infectie te voorkomen, moet iedere snoeiwond zorgvuldig worden afgedekt en worden kanker- wonden behandeld, zoodra z(j wor den ontdekt. Men gaat ze uitsnijden tot op het gezonde weefsel en smeert ze daarna in met „kanker- dood". Een goed fruitteler zorgt er voor, dat één van zijn knechts Iedere maand alle boomen op kanker con troleert. Niet altijd is het mogelijk de ziekte binnen de perken te houden, omdat de struetuur en de waterhuishou ding van den grond een groote rol spelen. Men diept dus eerst de oorzaak van de ziekte weg te nemen, anders zal de bestrijding geen effect kunnen hebben. In de Hoomkweekerij ziet men nogal eens dat de oculatie-oogvn in het voorjaar niet uitloopen, zondei dat het goed tot de Kweekers dooi dringt, waarom de oogen blijven zitten. Dikwijls zoekt men het in ue weersomstandigheden tijdens het oculeeren of tijdens den winter. On getwijfeld zijn de weersomstandigheden, tijdens en na het oculeeren. voor het al of niet slagen van zeer veel belang. Ook is de ..rapheid" van onderstam en ocu- latiemateriaal van veel belang, evenals de tijd van oculeeren, de geoefendheid van den kweeker e i de variëteit van den onderstam. Bepaalde combinaties slagen vrijwel steeds, teiwijl andere weer moei lijkheden opleveren De mogelijkheid bestaat echter ook, dat het oculatieoog niet uitloopt als gevolg van beschadiging, aangericht door de made van de galmug Thomasia oculiper da. Deze galmug vliegt, volgens Duit- sche gegevens van midden Juni tot Augustus en legt dan haar eieren in wonden, de oculatieplaatsen, of in won den aan de scheuten. In het laatste gevaJ wordt geen schade aangericht. Worden de eieren in de ocu latieplaatsen gelegd er zijn er wat veel galmuggen, dan wordt de toestand ge heel anders. Uit de eieren komen roode, potjooze maden, die, als zjj volwassen zijn, van 2 tot 2.b mm lang zijn. Deze maden leven aan de binnenzijde van het oculatieoog van rozen en vruchtgoed, waardoor de vergroeiing belemmerd wordt en het oog dood gaat. ts de made volwassen, dan verpopt zij in den grond; de galmug verschijnt dan weer in Juni- Augustus. De schade, door au made aangericht, kan belangrijk zijn, terwijl er géén prak tisch goed uitvoerbare bestrijdingswijzen bekend zijn. Er wordt wel aangeraden de oculatieplaatseD geheel met raffia te omwoelen, hierdoor zou de galmug haar eieren niet in de wonden kunnen af zetten. Ook wordt wel aanbevolen de oculatiewonden met entwas te bedekken; dit moet dan direct na het oculeeren geschieden, omdat verhinderd moet wor den, dat de galmug haar eieren in de wonde legt. In gevallen, waarin men ernstige schade ondervindt. ia misschien met verschuiving van den oculatietijd tets te bereiken, als dit mogelijk is. De galmug zou in Juni-Augustus vliegen. Of dit hier te land* ook zoo is, is.,ons niet bekend, doch aannemende lat dit juist is zou men, door tn Augustus te oculeeren, de schade kunnen voorkomen. De vlucht der galnv'ggen is dan afge loopen, dus is de kans dat eieren in de oculatieplaatsen worden afgezet, is dan voorbjj. Welke boomkweeker bezit hier over praktijkervaring? T. Dikstaal. DE VEENMOL is e> n groot Insect, dat ontzeggeiyke schade kan aanrichten in aardappelvelden. Men kan ze vangen niet bloempotten, die men ingraaft even lager dan de grondoppervlakttliet gat moet met een kurk worden afgesloten. GROEVE A.VUDAPrEl.h.\OU.;iJt;S in het loof der bladeren wijzen op do Rhizoc- toniaziekte. B(j vochtig warm weer ziet ge net -ven den grond tevens een schim- melring. WESPEN zijn b(j massa's te vangen in glazen of flesschen met suiker- of honing water. De nesten begiet men met kokend water of zwavelkoolstof. STAMSLABOOXEX met gekleurde zaden z(jn sterker dan de wltzadige. Als voor beeld noemen we de vroegere Wagenaars en de Saxa. WORTELZAAD kiemt heel langzaam. Om de rijen spoedig te kunnen wieden voegen we b\j het zaaien een beetje radijszaad of slazaad toe. DOPERWTEN' EN PEULEN verschillen volgens Dr. Wellenslek alleen hierin, dat de eerste een hard vliesje hebben aan den binnenkant der doppen. MUIZEN mogen niet in een bijenwoning kunnen komen, dus moeten de vliegopenin gen niet onnoodig groot zijn. BLEEKZUCHT bU biggen voorkomt men door ze per dag een eetlepel van een tVt pet. ferrosulfaatoplossing te verstrekken.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8