De Boerenleider
U W*
H
en zijn taak
ZEELAND
Officieel orgaan van den Nederlandsch^n Landstand
1
Ops ~~r9ba
2de Jaargang No. 29
[Vrijdag 23 Juli 1943
Verantwoordelijk voor den
Inhoud: De Boerenleider.
L. j
Voor Mei 1940 werden de landbouworga
nisaties geleid door een Bestuur met een
Voorzitter, een Secretaris en een Pen
ningmeester. Dat was op elk dorp zoo,
dezelfde opzet was er in de Provincie
en ook landelijk-was dit doorgevoerd.
In plaats daarvan is er nu op de dor
pen een Boerenleider met de Hoofden
der drie Af deelingen „Volk en Bodem",
„Voortbrenging" en „Voedselvoorzie
ning" (Marktordening). Provinciaal en
landelijk is dezelfde weg gevolgd.
Voor velen was dat eerst wat onwennig
en mén begreep niet waarom er een Boe
renleider moest komen. Evenmin ver
stond men waarom er Hoofden kwamen
yan Afdeelingeri inplaats) van de vroe
gere voorzitters en bestuursfunctiona-
rissen.
Dat er radicaal gebroken is met de
oude manier van werken en met de
vroegere wijze van organiseeren is niet
gebeurd omdat het toen zoo verkeerd
zou zijn geweest en al dat werk nu
door een anderen organisatievorm zou
moeten verbeterd. De vroegere organi
saties hadden een geheel andere taak
dan de Landstand, omdat de plaats van
den boer in het volksgeheel een geheel
andere gaat worden. Daarom hebben
wij den nieuwen vorm doorgezet tegen de
vroegere landbouwleiders in, wetend, dat
cto ^jd ons in het gelijk zou stellen en
de boerennood geen uitstel duldde.
Bi den liberalen trjd van de 19e eeuw
tot na 1940 beheerschten de technische
landbouwproblemen het werk der ver
schillende organisaties. De maatschap
pij was niet opgebouwd op de in het
volksleven bestaande levenskringen,
maar alles hing als losse elkaar bestrij
dende individuen naast elkaar. De po
litieke partijen hadden tot opgave de
bevolking te vertegenwoordigen bij
de overheid. De boeren moesten tech
nisch geschoold en de landbouw moest
op een hooger technisch, we zouden
bijna kunnen zeggen: op een „industrieel
peil" worden gebracht, wilden onze
boeren mee kunnen doen met de con
currentie op de wereldmarkt.
De landbouworganisaties mochten ad
viezen geven aan de, als een angstige
poliep uitgegroeide ambtelijke over
heidsinstanties, maar een zelfbesturend
beschikkingsrecht over het bedrijfsle
ven van den boer en over de verdeeling
van zijn producten, ontbrak ten eene
male.
Door de politieke partijen kon men
invloed trachten te verkrijgen op de
te nemen maatregelen van den Staat.
Vandaar dat de verschillende landbouw
organisaties zich splitsten naar de kleur
der politieke partijen en het steeds een
vraag was, óf de organisaties de poli
tiek tóf de politielede organisaties over-
heerschte.
In dien tijd was er een bestuur, dat
door de leden werd g|Jrozen met een
Voorzitter, die uit moest voeren wat
door stemmental voor nuttig en recht
werd uitgemaakt. Als we, nu dat dit
alles geschiedenis is, overdenken, wat
door die organisaties is bereikt om den
landbouw technisch op hooger peil te
brengen, dan moeten vele der vroegere
landbouworganisaties met haar besturen
met eere worden genoemd.
De Voorzitter van een landbouwveree-
niging moest in de eerste plaats een
eerste klas technisch man zijn, die het
boerenbedrijf als vak beheerschte. Dat
gold voor de gewone landbouworganisa
ties en evengoed voor de verschillende
meer gespecialiseerde organisaties als
de vereenigingen van tuinders, bloem
bollenkweekers, enz. enz. Het vooruit
brengen van de bedrijven en van de
groepen van bedrijven, dat was de taak
van het dorps- en van het landelijk
bestuur.
Nu kan men de taak van de Boeren
leiders niet vergelijken met die der vroe
gere Voorzitters. Evenmin kan men den
Landstand vergelijken met de vroegere
organisaties en dat is het nu wat velen
maar niet kunnen verstaan.
In den nieuwen trjd zullen de verschil
lende levenskringen als publiekrechte
lijke lichamen de taak uitvoeren die
in den liberalen tijd de overheid tot
zich heeft getrokken. De ambtelijke dic
tatuur moet gebroken worden, wil er
van een vrrj zelfstandig hoerendom
sprake zijn. De levenskringen van boe
ren en van industrieelen, van handela
ren en van arbeiders, van geleerden en
van kunstenaars, zullen als zelfstandige
deelen van het volkslichaam de grond
slagen zijn waarop de geheele volks
gemeenschap rust. Zelfbestuur en zelf
beschikkingsrecht zullen hen sterk ma
ken en in hen zal de volksvrijheid en
het volksrecht tot gelding komen. De
overheid zal zich terug trekken in haar
eigen sfeer en door het geven van richt
lijnen den zelfarbeid der levenskringen
beschermen. Staatsabsolutisme is niet
naar onzen boerengeest.
Afdeeling I (Volk en Bodem) van den
Landstand heeft tot opgave het recht
van den boer op zijn grond te bevesti
gen en nu den boer vrij en sterk te ma
ken in gebondenheid aan de hoeve van
en voor zijn geslacht. Het landbouwon
derwijs moet hierop zijn gericht.
Afdeeling H (Voortbrenging) heeft tot
taak de bedrijfstechnische, de bedrijfs
economische aangelegenheden te rege
len en de bedrijfsvoorlichting te ver
zorgen.
Afdeeling III (Voedselvoorziening) moet
mede werken aan de geheele voedsel
voorziening in al haar omvang (de bin
ding met de Bedrijfschappen).
De Boerenleiders der dorpen hebben tot
taak dat alles te leiden en mogelijk te
maken. Zij mogen zich niet specialisee-
ren op de technische landbouwproble
men, want dan missen zij de groote lijn
waar het om gaat. Zij dienen den boe
rennood als eigen leed te dragen en de
hoereneer te verdedigen tegen iedere
belaging en het boerenrecht door te
zetten, als het moet tegen alles en
allen in. De Afdeelingsleiders moeten
de technische vraagstukken beheer-
schen onder bescherming der Boeren
leiders, die het mogelijk moeten maken,
dat ze zich kunnen doorzetten. De Boe
renleiders der Provincie hebben tot op
gave, het werk op de dorpen te steunen
en provinciaal het boerenrecht door te
zetten.
Als dat alles met kracht en met eer
gebeurt, dan zal de boerenkracht, van
onder uit, dus van uit de dorpen, het
mogelyk maken, dat in Den Haag het
boerenrecht wordt doorgezet tegen een
wereld van onkunde en onwil in. Zoo
moet de boer van technisch bedrijfs-
boer met zijn vroegere landbouworgani
saties, worden de volksboei met zijn
Landstand, die niet meer bedelt om een
gunst, niet meer door de staatsambte
naren enkel en uitsluitend als „advi
seur" en nooit meer wordt gebruikt als
slovende dommekracht voor de brand-
kastpolitiek van nationale en interna
tionale geldmachten.
Het is de taak van de leiding van den
Landstand, het hoerendom voor te gaan
op dezen weg. Deze taak is van een
zoo gansch anderen inhoud dan die der
vroegere landbouworganisaties, dat een
vergelijking niet te maken is. De tech
nische ontwikkeling van onze bedrijven
moet voortgang hebben, want we zijn
nog lang niet daar waar we zijn moe
ten. De beste en bekwaamste boeren
moeten zich geven in onze Afdeelingen,
maar het mag met meer zoo gaan, dat
bij allen technischen vooruitgang, het
hoerendom als geheel gezien, slechts
een onderdeel is van een wereldecono
mie, die buiten den boer om over dien
boer beschikt.
Wie de taak van den Landstand ziet
uitsluitend als een cultureele die zweeft
met al zijn ideologieën in de lucht en wie
die taak enkel ziet als een technische,
die heeft van de beroeringen van onzen
tijd nog bitter weinig verstaan.
In onzen tijd van crisis en spanning,
van onrecht en onverstand, is het noo-
dig, dat we ons doel en onze taak dui
delijk zien en ons bewust zijn van onze
roeping en zending, zullen we niet, door
de dagelrjksche beslommeringen, worden
neergehaald en onzen geest laten ver
troebelen door de kleine menschen, die
het toch niet verstaan. Dat geldt voor
mij en dat geldt voor de hoofden van
onze Afdeelingen. Dat geldt voor onze
Boerenleiders der Provincie als voor de
Boerenleiders der dorpen. Dat geldt
voor iederen zelfbewusten boer.
Lunteren, 19 Juli 1943.
ROSKAM
(Overgenomen uit het maandblad
„Volk en Bodem").
STJ&r&s.