Richtlijnen voor de toekomst Afscheidsrede van den heer Ernst De (öiirant Het Nieuws van den Dag Gelijk in de rubriek „Indrukken en Gedachten" is beschreven, werd dezer dagen afscheid genomen van den Duitschen referent voor Agrarische Politiek, verbonden aan het Rijkscommissariaat, boer U. Ernst. Het was bij deze gelegenheid dat de scheidende Duitsche collega onderstaande rede hield, die belangrijk genoeg is om haar hier af te drukken. NADAT ik ongeveer vijfkwart jaar geleden bij U kwam, om U te hel pen bij den opbouw van den Land stand, is nu de tijd gekomen, om afscheid van U te nemen. Ik ben kame raad Bierma er dankbaar voor, dat hij mij heden in de gelegenheid stelt, al mijn Nederlandsche kameraden geza menlijk vaarwel te zeggen. Reeds zoo lang ik hier ben, dreigde het gevaar, dat door het oproepen van mijn rent meester op mijn bedrijf in Haddenhau- sen mij de mogelijkheid zou worden ontnomen, hier met U voor den Neder- landschen boerenstand werkzaam te zijn. Belangen van hoogeren aard maken dit nu onvermijdelijk. Met tegenzin 'scheid ik van U, dewijl men ongaarne een werk verlaat, van welks noodzakelijkheid men overtuigd is en omdat ik weet, dat mijn opvolger, wie het ook zij. eerst eenigen tijd zal moeten besteden om de toestanden hier te lande te leeren kennen, om het noo- dige contact en vertrouwen te verwer ven. Ook daarom scheid ik ongaarne van U, omdat ik onder U veel voortref felijke menschen heb leeren kennen, met wié kameraadschap mij verbindt. Ik hoop echter, dat deze kameraadschap zal blijven bestaan, en daar ik bij velen van een prettige gastvrijheid heb genoten, zou ik het met vreugde be groeten, indien iemand van U bij zijn verblijf in Duitschland de gelegenheid te baat zou nemen om mij in Hadden- hausen op te zoeken. Al zal dit ook tijdens den oorlog nauwelijks mogelijk zijn: zoodra er weer vrede is, hoop ik tenminste U bij mij te zien. U zult in elk geval mijn vrouw en mij daarmee een groot genoegen doen. Wel neem ik afscheid van U, maar in de overtuiging, dat ons gemeenschappelijk werk met een goed resultaat zal worden voortge zet, en dat in den afgeloopen tijd ook wij er gemeenschappelijk toe bijgedra gen hebben, den grondslag te leggen voor een gezonden boerenstand. En wij weten, dat dit beslist noodzakelijk is voor een gezond Europa. Verleden en toekomst IK zou nu nog gaarne in het kort mijn gedachten willen weergeven over het achter ons liggende werk en over Uw opgaven in den komenden tijd. Reeds toen ik hier naar toe kwam, zag ik mij voor zeer tegenstrijdige meenin gen over de toenmalige leiding van den Landstand geplaatst. De leiding van den Landstand daarentegen stond op het standpunt, dat haar van alle kan ten onroodige moeilijkheden in den weg werden gelegd, en wel niet alleen door anti-Duitsch en anti-Nationaal-Socialis- tisch denkenden, maar ook door de Duitsche instanties. Ik heb daarom getracht geiieel zonder vooringenomenheid de zaak aan te vat-, ten, om tot een zoo neutraal en recht vaardig mogelijke beoordeeling te ge raken. Ik heb' gepoogd de bestaande moeilijkheden en vooral ook verschillen van meening te overbruggen. Tot mijn spijt moest ik telkens weer constatee- ren, dat het voornamelijk aan de lei ding van den Landstand lag, wanneer de werkzaamheden daar geen succes hadden. Als men terugblikkend de ge schiedenis van den Landstand overziet, dan kan alleen maar sprake zijn van een treurspel, dat ten koste van den Nederlandschen boerenstand gespeeld weid. Het is nu eenmaal niet voldoende over nationaalsbcialisme en over hoe rendom te praten en wellicht lid te zijn van de N.S.B en S.S.: men moet daar in de eerste plaats naar handelen en zich er van bewust zijn, dat men als lid van de N.S.B. en van de S.S. represen tant is van zijn organisatie en dat alle buitenstaanders de organisatie naar onze houding, naar ons gedrag en naar onzen practisehen arbeid beoordeelen. Wij kunnen geen idealisme en geen offervaardigheid van anderen verlangen, zonder bereid te zijn daai'van het voor beeld te geven. Maar bovenal baat ons geen idealisme, dat ontaardt in hersen- scl Smmen. Bij alle idealisme dienen wij realisten te blijven. En juist bij den gezonden boerenstand vinden we naast idealisme een gezond realisme. Toege geven. dat helaas het uit liberalisme en materialisme bestaande verleden menigen boer en wellicht in Nederland meer dan in Duitschland tot materialisme heeft verleid: toch was er in dat ver leden al een behoorlijke portie idealis me toe noodig, om boer te blijven, en de boer heeft zich slechts kunnen staan de houden, doordat hij bij alle idealisme realist gebleven is. Daarom beoordeelt de boer zuiver instinctief eiken boeren leider er in de eerste plaats naar of deze zelf een behoorlijke kerel en een flinke boer is. De boer geeft over 't algemeen minder dan anderen om mooie woorden, hij wil liever positief opbou wend werk zien. Door deze gevoelens zullen wij ons ook in 't vervolg laten leiden; op het droeve hoofdstuk, dat den naam „Damave" draagt, zullen wij niet nader ingaan. Goddank ziet het er in de leiding van de gewesten heel wat beter uit. Het zou er echter vooral dan nog beter uitzien, als alle boerenleiders begrepen, dat het er niet op aankomt, machtsposities te bezitten, maar dat altijd eerst van plicht en daarna van recht sprake moet zijn, dat elk succes hoopen klein werk vereischt, dat vóór alles ook de gewestelijke boerenleiders zijn buurtboerenleïders steeds en steeds weer moet instrueeren en dat hij hen niet slechts eens per maand bijeenroe pen mag, maar hen keer op keer in hun dorpen dient op te zoeken om hun zor gen en nooden te leeren kennen en hen met raad en daad bij te staan. Buurtboerenleider; eerste man van: Boerenfront! v Aan zijn kant moet ook de buurt boerenleider niet wachten tot de boeren bij hem komen om raad: hij moet in den waren zin van het woord het oor aan het hart van den boer te luisteren leggen; moet ze op hun noe- ven bezoeken en als eerste man aan het boerenfront met de boeren meevoelen, hen voorlichten en helpen en hun door practisch werk toonen. dat hij zelf als flinke boer voor hen de juiste leider in hun eenheidsorganisatie is. Indien wij zoo door klein werk het begrip van het hoerendom steeds weer op de hoeven brengen, zonder over nationaalsocialis- me te praten, dan zal zelfs de boer, die er tot dusver niets van wilde weten, inzien dat het nationaalsocialisme niet slecht is. Wij zullen daardoor positief werk voor den boerenstand verrichten en indirect voor het nationaalsocialisme en voor het toekomstige Europa. Terugblikkend op het werk van de boeren kar. ik wel zeggen, dat de massa der Nederlandsche boeren, zelfs als ze van het nationaal-socia- lisme niets wilden weten, toch over 't geheel flinke vlijtige boeren zijn geweest, die de aanwijzingen van mijn Duitsche kameraden hebben opgevolgd en hun land zoo bebouw den als bet belang van de gemeen- scna.p zulks vereischte. Afgezien van den boerenstelregel was het weer het gezonde realisme, dat alle politieke oeschouwingen ten spijt de boeren bewoog, alles te doen om zooveel mogelijk uit den bodem te haler.; en al hadden we ook dit iaar goed weer, toch is gebleken, dat de oogst van dit jaar alleen kon worden tot stand gebracht omdat de boeren over 't geheel absoluut hun pbclit hebben gedaan; en als het Nederlandsche volk zich in het loopenoe bedrijfsjaar uit eigen bo dem kan voeden, dan is zulks alleen mogelijk, omdat de boeren hun plicht deden. Men prate niet voortdurend al te veel over de fouten van de boeren en den zwarten handel, die stellig onverkwik kelijk is en gestopt dient te worden. Laat men het ook eens hebben over de prestaties van de boeren voor de ge meenschap. Het is niet alleen onrecht vaardig, het is tevens psychologisch verkeerd, als men steeds maar op het meerenaeel van de boeren scheldt en deze en gene tekortkomingen gispt. Cri- riseeren is gemakkelijk, en daarom is het ook gemakkelijk tot de oppositie te behooien. Veel moeilijker is het op te bouwen, en dit kan men alleen, indien men in het goede in den mensch ge looft en als men ook steeds weer bereid is, de goede prestaties van de menscncn te erkennen en de anderen aanspoo-t hun dat na te doen. Als de arbeid in den Landstand zoo opgevat wordt, dan meen ik, dat er onder een behoorlijk en zuinig beheer een gezonde organisatie uit gloeien moet. Geheel automatisch zal dan de eenheids-organisatie van den boerenstand een Landstand vormen, die heel wat gewicht in de weegschaal wer pen Kan Dan zal het den Rijkscommis saris meer en meer mogelijk zijn, den Landstand verdere opgaven te doen en rechten toe te kennen. Wetlerzijrisch vertrouwen Door een op wederzijdsch vertrouwen gebaseerde samenwerking met het De- parlement en met het Voedselvoorzie- ningsapparaat zal het den Landstand mogelijk zijn meer invloed te verkrijgen en gaarne zou ik nog gelegenheid heb- b^n gehad U daarbij te helpen. Ik Den bijvoorbeeld van meening, dat ir. het vervolg de Landstand zelf er voor moet zorgen, dat de oogst binnengehaald wordt, voor zoover sommige boeren dit niet klaar spelen. Ik ben overtuigd, dat hij door gemeenschapswerk en door dis cipline de tegenwoordige moeilijkheden zal overwinnen en in de leemten zal voorzien die door het in krijgsgevangen schap terugbrengen en door het ont trekken van de jaargangen 1923 en 1924 zijn teweeg gebracht. Ook hier in Nederland zult ge meer en meer vrou welijke werkkrachten te baat moeten nemen, waartoe wij in den laatsten tijd reeds in toenemende mate genoodzaakt waren. Dat is stellig niet ons ideaal, men dient echter in oorlogstijd de bit tere werkelijkheid te aanvaarden en overeenkomstig te handelen. En in Ne derland behooren allen in te zien, dat zij dankbaar mogen zijn voor het hun beschoren lot, nu de Fiihrer hen be waarde voor al te zware bloedoffers en verwoestingen door dezen oorlog en dat zij uit erkentelijkheid minstens bereid moeten zijn ons door arbeid te helpen, ons, die de zwaarste offers brengen, en wel niet alleen voor hen, die de zege van het nationaalsocialisme wenschen, maar ook voor degenen, die deze over winning niet wenschen; want als het nationaalsocialisme niet zegeviert, dan zouden ook alle anderen, onze tegen standers en de onverschilligen, door het bolsjewisme worden te gronde gericht. Het is toch maar beter nu offers te brengen en de toekomst te veroveren dan nu offers te sparen en de toe komst te verliezen. Onze vrouwen en onze arbeiders. Bij het betrekken van de vrouwen in het werk echter dienen wij in den Landstand ons ervan bewust te zijn, dat wij de boerenvrouw moeten bijstaan op het gebied van de huishouding en van de boerencultuur. Het werk voor het hoerendom eindigt echter niet bij den boer: ook de landarbeider behoort er bij, de boer zonder land. Steeds weer zullen wij er voor op moeten komen, dat de landarbeider organisatorisch tot den Landstand behoort. Om echter voor den landarbeider behoorlijk te kunnen zor gen. dient de Landstand hiertoe organi satorisch in staat te zijn. Er is dan, dunkt mij, ook voor de verhouding tus- schen Landstand en N.A.F. wel een be vredigende oplossing te vinden, en de Gemachtigde voor den Arbeid zal dan alleen nog een zeker toezicht behoeven uit te oefenen... Maar om dit te bereiken moeten wij trachten in 't vervolg tot een steeds nauwere samenwerking met den Gemachtigde voor den Arbeid en met het N.A.F. te geraken. Buiten gewoon moeilijk hebben het bij U de kleine boeren, die eigenlijk slechts kon den en kunnen bestaan, als ze veel vee houden en dus op kleine ruimte een uiterst intensief bedrijf uitoefenen. Na den oorlog zal dit wel weer op groote schaal mogelijk zijn, nu echter dient ge de kleine boeren "er toe over te halen, dat ze door een uitgebreide fruit-, groen ten- en hakvruchtenteelt zoo intensief mogelijk boeren. Daardoor helpen zy zichzelf en de gemeenschap. Wie echter aan de toekomst wil mede- bouwen, dient zich steeds voor oogen te houden, dat hij zich in de eerste plaats om de jeugd moet bekommeren, en ook voor mij was het altijd een bijzonder dankbare taak, als ik mij aan de land jeugd mocht wijden. Gij hebt ook juist in Uw land veel er varing opgedaan en ten deele groot suc ces gehad. Bouwt daarop verder en maakt van de ervaringen ook in de andere gewesten gebruik. Draagt er door den Germaanschen Landdienst. toe bij om den blik naar het Oosten te rich ten en ook om de goede krachten in de stad weer naar het platteland te trekken. Alleen dan, als wij geen nega tieve selectie toepassen en niet de bes ten van het land naar de stad trekken, zooals tot nu toe veelal het geval was, maar als wij aan positieve selectie doen en de besten voor het land behouden en voorts de besten uit de stad voor den boerenstand winnen, zullen wij een gezonden boerenstand kunnen opbouwen. Om den blik van boerenjongens en boerenmeisjes voldoende te verruimen, is ook juist de uitwisseling tusschen de verschillende volkeren van groote waarde. Wilt ge echter deze jongens opvoeden zooals het behoort, dan moet ge gezonde boerenscholen hebben. In het verleden stonden, jammer genoeg, in sommige gedeelten van het land de boerenscholen leeg. Allen, die hierbij behulpzaam kunnen zijn, dienen zich bewust te zijn van hun plicht om alles te doen, om zoo vlug mogelijk deze scholen weer op gang te brengen, want zonder de noodige kermis kan een boer derij niet behoorlijk worden beheerd. Het is te betreuren, dat er kringen zijn, die daar een politieke kwestie van ma ken, hoewel geen plan bestaat om deze scholen voor politieke doeleinden te ge bruiken. Bovendien zult ge, om de be roepsopleiding van de landjeugd behoor lijk te kunnen doorvoeren, er toe moeten overgaan, in 't vervolg een geregeld opleidingsschema op te maken, ongeveer zooals wij in Duitschland hebben. Ge zult meer gewicht moeten leggen op een practisehe opleiding op als deugde lijk erkende leerbedrijven. Dit zal vooral ook noodig zijn voor studeerenden in de landbouwkunde. Een zoo nauw moge lijke samenwerking met de Landbouw- hoogeschool in Wageningen zal voor alle betrokkenen van voordeel zijn. DAT de Landstand dan bovendien scho len voor boerenleiders hebben moet, om zijn boerenleiders en -leidsters ten aanzien van de wereldbeschouwing te oriënteeren, spreekt vanzelf. Maar be denkt daarbij wel, dat, als er meerdere boerenleidersscholen worden opgericht, deze er niet toe mogen bijdragen om scheuringen in Uw volk teweeg te bren gen. Helaas is het hier zoo, dat het Noorden door het Zuiden niet voldoende begrepen wordt en bet Zuiden niet ge noeg door het Noorden. Wij mogen niet uiteen scheuren, maar moeten samen voegen en wij moeten eindelijk uit de laatste duizend jaren van onze Euro- peesche geschiedenis leeren, dat wij ons niet uit elkaar praten mogen, maar dat wij bij elkaar hooren en in lief en leed met elkaar verbonden zijn en dat wij moeten samengroeien tot een Europee- sche gemeenschap, om het Europeesche centrum van cultuur tegen Oost en West te verdedigen. Zoo alleen kunnen wij onze toekomst beveiligen en evenals dit in het groot in Europa noodig is, moet gij hier in Uw land ook Uw deel daartoe bijdragen. I-Iet zou my dan by- zoiider lijken, als men de beste school uitkiezen zou, om als Graf-Grote-school het aandenken levend te houden aan den man, die den grondslag voor den Land stand heeft gelegd. Uitgaande van dit werk en innerlijk gestaald, zullen de boeren eenmaal vanzelfsprekend die juiste medewerkers kunnen leveren en den nooaigen invloed in de pacht- en grondkamers kunnen uitoefenen, tot het verrichten van dankbaar werk om boe renland in boerenhand over te brengen. OM dit gemakkelijker en mogelijk te maken, dient er te zijner tijd nog een Landbouwbank te worden opgericht. Zooals de Landstand dan de noodige vakkundige en op het gebied van wereld beschouwing juist georiënteerde boeren, voor de pacht- en grondkamers zal leve ren, zal hij dit ook kunnen doen voor de Bedrijfschappen. Aldus toenemend zal dan ook de invloed op het voedingsapjja- raat grooter worden en al mag juist hierbij nu in oorlogstijd veel op den boer drukken en ons allen niét bevallen: wij dienen daarbij te bedenken, dat het er in de eerste plaats op aankomt, dit dicht bewoonde, cultureel hoogstaande land der Nederlanden voor den honger te be waren en dat alle nationaal-socialististen en daarmede ook in de eerste plaats alle Duitschers er slechts belang bij hebben dit huidige systeem van de voedings huishouding bij verdere ontwikkeling een zoodanigen vorm te geven, dat de boer, die het meeste voor de gemeen schap doet en aflevert, ook het grootste nut en de minste lasten heeft. Bepaalt derhalve in de eerste plaats Uwe gedach ten op de werkzaamheden, die heden reeds aan den Landstand zijn toegewezen en vertrouwt erop, dat mijn kameraden zullen doen wat hun maar mogelijk is om Uw lasten lichter te maken. Gebruikt de U gegeven mogelijk heden in de commissies bij de plaatselijke bureauhouders en bij de, voedselcommissarissen ten volle. Bij de plaatselijke bureauhouders zul len de commissies bij de controle (Ingezonden mededeeling).

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 4