Indrukken en Gedachten
X
GEEET!
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
ücxxxxxxx xxxxxxxxali
'Mlrd-ccs/ /-JjiUe /pys
wa*
„Nooit of. te nimmer heeft 't paard zóó in 't te eken der
belangstelling gestaan als tegenwoordig". Deze uitspraak
van den heer E. v. M(uilwijk) ergens in een der jongste
nummers van „Het Paard", onderschrijven wij gaarne.
Maar hetgeen hij er op liet volgen achten wij bijzonder
belangrijk.
„We hebben er vroeger meer dan eens op gewezen,
dat 't jonge geslacht niet meer is opgegroeid op mark
ten, niet meer in stallen bij vrienden en kennissen, niet
meer geïnspireerd werd door geweldige verhalen over
allerlei transacties, tot stand gekomen tusschen vader
of oom of buurman of kennis of een dorpsgenoote
eenerzijds en een Hüblöt of Pierrot anderzijds. Och
neen ze waren geïnfecteerd door den voetbalbacil,
ze kenden alle karaktereigenschappen van een
D K.W.-tje, een Ford of een Citroen en voelden zich
geen heer of meester op de markt, doch koning in een
dancing. Wel heeft de landelijke ruitersport een alge-
heeie ebbe weten te voorkomen, doch lawaaimakende
jongelui met een motor met duo, waarop een „vriendin"
werd meegenomen, voerden den boventoon. En ziehier,
dat is nu sterk veranderd niet door de inwendige
zending, van boetpredikers als ondergeteekende of
anderen doch door de nuchtere feiten: gebrek aan
benzine, rijverbod en dansverbod! Men is plots veel
serieuzer geworden, men mes! serieus en braaf wor
den om de doodeenvoudige reden dat men geen kans
had een verkeerden slipper te maken. Maar hoe 't ook
zij: er kwam winst uit verlies! Winst vooral voor de
algemeene paardenzaak. Het feit, dat de paardenfok
kerij. en de paardenhandel geldelijk voordeel instede
van onkosten en verlies ging opleveren droeg er ook
veel toe bij dat de „oplettendheid" toenam, gelijk men
zulks in de 18e eeuw placht te zeggen. Zoo profiteerden
naast de concoursen ook de keuringen op buitengewone
wijze van de meerdere belangstelling.
Er de geest werd vaardig! Verheugend merkwaardig
hoe tal van jongelui met gezond oordeel over hengsten,
merries en veulens kunnen praten. Hoe ze een gefun
deerd oordeel durven uitspreken! Dat is blijvende winst,
óók al zal ,,'t lot" weer eens minder goed ten opzichte
der paardenwereld beschikken.
Het komende fokkersgeslacht heef! dan toch in elk geval
een „boomtijd" van beteekenis meegemaakt, een tijd
waarin men uitermate intensief met 't geheele paarden-
gebeuren meeleefde, een leertijd vooral, waarvan de
vruchten 't blijvende deel werden van allen, die toen
hebben willen leeren".
Tot zoover de heer Van Muilwijk. Naar onze mee.iing is
er nog meer winst. Dat is het feit dat het paard de
hefhebbers meer bij eikaar brengt, ongeacht „de stand"
om dit leelijke woord te gebruiken waarin zij
leven.
De motor en auto, zooals dat vroeger was, verdeelde
de jonge menschen direct reeds in klassen, in groepen.
De eene vader kon er gemakkelijk een voor zijn jon
gens koopen, de andere wilde meedoen al kon hij niet,
de derde wenschte uit principe geen motor te koopen
omdat zijn instinct als fokker hem zei dat zooiets ver
raad aan het geslacht van boer en paard was. De groote
massa plattelandsjongeren kon uit financieele onmacht
geen motor krijgen en zoo groeide het standenverschi!
sterk en daardoor de dorpseenheid gelijk een
kcejestaart.
Nu willen wij niet gaarne beweren, dat al degenen die
zich nu voor paarden interesseeren onze paardenfok
kerij zullen stimuleeren.
De bekende fokleider van het warmbloedpaard In
Noord-Nederland, de heer R. A. Maarsingh schreef het
zoo terecht In hetzelfde nummer van „Het Paard":
„Fen kind dat ijverig studeert, kan wel wijsjes uit zijn
muziekinstrument halen, daarom nog geen melodie. En
daarmee wordt niet bereikt, dat men zich later musicus
zou mogen noemen, al Is het wel, dat men over een
viool strijkt".
Voorop staat inderdaad dat men aanleg moet heb
ben, die daarna verdiept moet worden door de practijk.
Op aanleg volgt ook in tijden van tegenspoed door
zettingsvermogen. Eerst daarna openbaart zich de wer
kelijke liefhebber, de rasfokker!
Het is gelukkig dat deze eigenschappen niet gebonden
zijn aan financieelen welstand, al is zulks bij paarden in
den regel moeilijker te scheiden dan bij koeien, varkens
c' kleinvee.
Wat de paarden betreft: er kan ook blijvende winst
genoteerd worden als de jongeren zich nog meer toe
gaan leggen op de landelijke ruitersport, die zoo uil-
nemend bij het platteland past. Wij weten dat er vele
moeilijkheden zijn, dat deze tijdsomstandigheden ander
zijds ook weer een bezwaar zijn voor ontplooiing van
enze plattelandsjongeren, maar toch zijn op tal van
plaatsen de fundamenten te leggen van een rijveree-
niging.
Deze wintermaanden zijn daarvoo' bijzonder geschikt!
We gebruikten zoo juist het woord ras-fokkers. Ze zijn
er aan te wijzen in de paardenwereld, de doorgewin
terde fokkers, die door hun energie, hun inzicht en
>asthoudendheid onze paardenfokkerij enorm hebben
vooruitgebracht en die door hun fokkerstalent ook
anderen enthousiast maakten.
Deze fokkers-adel is niet gebonden aan een bepaald
paardenras, maar dergelijke „edellieden" hebben hun
burchten temidden van de verschillende rassen. En af
en toe treden ze ook in het tournooiveld met penne-
vruchten waar de spaanders af vliegen. Dat geeft leven
in de brouwerij, dat geeft kleur aan de paardenzaak in
het algemeen, wanneer de waardeering voor. ieders
zuivere bedoelingen blijft. We bedoelen den strijd voor
het Groninger- en Geldersche type evengoed als die
tusschen warm- en koudbloed!
Maar genoeg over de paarden dit keer. Onze gedachten
gaan thans naar de rundveefokkerij, die ook drijft op de
werkelijke kern van fokkers. Bij het Friesche vee even
zeer als bij het zwartbontveeslag van het N.R.S., als bij
de roodbonten of de blaarkoppen.
Cveral draait het om de werkelijke kenners, op de fok-
leiders wier aantal betrekkelijk weinig blijft. Uiteraard
blijft ook hier verschil van inzicht. De een wenscht de
zuivere melkrichting, de ander wil wel een productieve
koe, maar wenscht deze te zien vereenzelvigd in een
j^CXXXXXXX
Geeft het heste uit uw we'/.en
Geeft het heste uit uw ziel
/.onder ooil bevreesd te wezen
OI t in goede aarde viel
iee)t uw hart en uw ontroering
Cieeft uw denken, geeft uw raad
(jeeft uil' innigste beroering
Oeeft uw bezigheid, uw daad
bteed en zwaar gebouwd type met zware beenen, dat
vroegrijpe stieren fokt.
Daar tusschen zweven de anderen. De eene blik gaat
meer naar het model, terwijl die van den ander eerst
verzeild raakt in den emmer, omdat het daarvan, vooral
bij een koe, moet komen.
Het is belangrijk dat al deze inzichten worden uitge
wisseld, opdat de totale veefokkerij er van kan profi
teered
In „Cultivator 1943" komt een zeer interessant artikel
voor van de hand van den hoofdinspecteur van het
N.R.S., Ir. W. de Tong, over productie en exterieur van
ons rundvee.
Aan de hand van tal van cijfermateriaal en grafieken,
verzameld door den oud-directeur van het N.R.S.,
Ir. Wibbens, en op grond van eigen ervaringen komt
Ir de Tong daarin tot de volgende conclusie:
„1e. Er moet harmonie zijn tusschen het exterieur en de
productie in dezen zin, dat we moeten streven naar een
foktype, dat bevorderlijk is voor een goede productie,
gedurende vele jaren.
2e. De neiging om zich met het oog op directe handels
belangen bij den verkoop van jonge fofcdieren, speciaal
stieren, toe te leggen op een vroegrijp en gesloten,
doch in wezen matig melkrijp type is kortzichtig en
daarom niet aanbevelenswaardig.
3 Daar het slerk bevleeschde type als regel niet gepaard
gaat met een groote melkrijkheid, dient men bij die
fokrichtingen, waarbij een sterke bevleeschdheid mede
het fokdoel vormt, zooals bij het M.R.IT.-vee, de pro
ductieverbetering vooral te zoeken in de richting van
verhooging van het vetgehalte, met behoud van een
goede hoeveelheid melk.
4e. Wat betreft de onderdeelen van het exterieur die
nen die punten, die op een natuurlijke melkrijkheid
wijzen, meer op den voorgiond te worden gebracht.
Hiertoe behooren, zooals uit de gegevens, aan het
Gedrukte Stamboek ontleent, blijkt, zeer zeker uier,
spenen, meikaderen en -kuiltjes.
5 Bij de beoordeeling van melkvee, ook bij den ge-
mengden melk- en vleeschvorm, dient voornamelijk op
kwaliteit en minder op zwaarte gelet te worden. Zwaar
beenwerk is als zoodanig niet bevorderlijk voor de
melkrijkheid en geeft, als de zwaarte niet met kwaliteit
gepaard gaat, geenerlei garantie voor een langeren
levensduur"
Deze beschouwingen verdienen door de fokkers van
Stamboekvee grondig te worden bestudeerd en ge
toetst aan eigen ervaringen. Echter zullen ook de groote
schare veehouders die geen stamboekvee bezitten, er
hun voordeel mee kunnen doen. Ongetwijfeld zullen ze
daardoor tevens meer begrip krijgen voor de doel
bewuste veefokkerij
Alleen degenen die met hart en ziel opgaan in de fok
kerij, ook al zijn ze zelf geen boer, maar dan toch
daaraan zeer nauw verwant, zijn in sta^t te beoordeeien
wat er in de echte fokkers leeft.
Dat is trouwens in het algemeen zoo.
Wie op de hoogste posten zijn geplaatst om de boeren-
belangen te bezien, maar van het platteland afgroeien,
loopén gevaar met de werkelijkheid geen rekening meer
te houden. Dan kan het voorkomen dat zij, zich bewust
wordende van hun eenzijdigheid, contact zoeken met de
„provincie" Hetgeen natuurlijk alle aanbeveling ver
dient. Dat contact bestaat echter niet met de werkelijke
boeren, doer met de ambtenaren, die men daarbij al als
boeren we'kcm heet. Het is een historisch feit dat wij
hier memoreeren, doch dat geeft ons aanleiding op te
merken dal het wel zeer wenschelijk is dat de leiders
der verschillende bedrijfsschappen inderdaad weer
meer tusschen de werkelijke boeren in de provincie
komen om daardoor uit eigen aanschouwing na te gaan
hoe de door hen genomen maatregelen zich uitwerken.
TER HAAR.