ZEELAND 1 3c JAARGANG No 5 Rijkstuinbauwconsuierf GOC# VRIJDAG 4 FEBRUARI 1944 Off ie i eel e r l a n d s e h e n. L a h d s t a n d C2 ver landbouw en industrie^) W OOR ons liggen een tweetal artikelen uit het weekblad Economisch Statistische Berichten van resp. 15 en 22 Dec. 1943. Ze zijn van de hand van Mr. P. A. Blaisse, een in industrieele kringen zeer bekend persoon, en ze han delen vooral ovei de Nederlandsche landbouw- en industriepolitiek in de periode van voor dezen oorlog, alhoewel ook het een en ander over thans en vooral over de toekomst wordt opgemerkt. Beide artikelen zijn belangwekkend genoeg er in deze rubriek de aandacht op te vestigen, ze zijn te lang om in ons weekblad over te nemen. Erkennende dat de schrijver moeite heeft gedaan op objectieve wijze de problemen te behandelen, mogen wij hier toch vaststellen dat hij verzuimde den diepen achtergrond van den „steun aan den landbouw" aan te roeren en, gelijk zoovelen vóór hem de maatschappij door den industrieelen bril bekeken heeft. Met cijfers en berekeningen zijn d^ze vraagstukken echter niet op te lossen Eerst dienen de principieele punten in het licht te worden gesteld en daarbij komt men vanzelf tot de eenvoudige grondbeginselen Wel zijn we het met een enkele uitspraak uit het betoog van den heer Blaisse eens Zoo bijvoorbeeld met de conclusie dat de schrijver niet gelooft „dat de agrarische politiek de meest gelukkige is geweest" Onzerzijds hebben wij het niet onder stoelen en banken gestoken dal do Nederland voor 1940 gevoerde agrarische politiek van stutten hier en stutten daar, van pappen en nathouden, naar onze meening fout is geweest. Men heeft de landbouwcrisispolitiek niet uit de natio nale economie opgebouwd, doch men heeft steeds weer gedacht aan den internationalen vrijhandel, men zag daarbij de verhouding tusschen landbouw en industrie verkeerd, want men erkende niet de fundamenteele waarden van den landbouw en boerenstand voor het geheele volk. De heer Blaisse doet dat blijkbaar even min, omdat de oplossing die hij aangeeft voor de agra rische politiek er op wijst dat hij ondanks zijn ernstige pogingen om den landbouw objectief te bezien, drie dubbel dikke glazen voor zijn iridustrieelen bril blijkt te hebben zitten. Enkele aanhalingen mogen deze uitspraak bewijzen. Inplaats van de gevolgde agrarische politiek zou de heer B. het volgende systeem gaarne beproefd hebben: „Beter ware het wellicht geweest de prijsvor ming binnen beperkte grenzen haar junctie te laten behouden en in aansluiting hieraan een steunsysteem toe te passen, hetwelk niet de tendenz heeft de productie te stimuleeren." Dat men in het najaar van 1943 nog tot een dergelijke conclusie komt, terwijl de agrarische deskundigen alle moeite aanwenden en nog aanwenden t om de bodemproductie te stimuleeren teneinde de industrie en andere groe- pen, dus de buiten den landbouw werkzame vaderlanders niet van hon ger te doen omkomen. Men zou het den schrijver kunnen ver geven dergelijke dingen te uiten, om dat hij ondanks aj zijn goed bedoelde pogingen toch zoo ondeskundig is gebleven op het agrarisch terrein, hetgeen hij bewijst door de conclusie die hij jrekt uit de gevolgen der kal- verteeltregeling. Hij vindt het namelijk voor de hand liggend dat de stijgende melkproductie na de invoering der zoo beruchte beperking van den kalVer- aanfok een gevolg is van een te hoo- gen, op den noodzakeiijken kostprijs gebaseerden, richtprijs der melk. Hij zegt daaromtrent verder: „Juist omdat men dezen kostprijs weinig exact had benaderd, is er vermoedelijk voor een deel der veehouders jnog een marge in den melkprijs overgebleven, welke hen tot uitbreiding der productie prik kelde- (Alsof de boer de melkkraan van zijn koeien even wat verder heeft kunnen opendraaien! Red.) Het gevolg hiervan wcq in de eer ste plaats een verhooging van het nationaal-economisch verlies, dat voortvloeide uit den geforceerden export van het overschot van melkproducten. In de tweede plaats 1bemoeilijkt deze uitvoer onze handelspolitieke positiein de derde plaats werd 'de dekking der financieele verliezen gevonden door een sociaal weinig rechtvaardige heffing van de consumenten.". Nu hadden we niet gedacht in den jare 1944 na al het geen er is gepasseerd, nog een dergelijke oude theorie te hooren verkondigen. Natuurlijk is dat een gevolg van het blijven stilstaan aan de oppervlakte der landbouw- ciisispolitiek en het verzuimen van het zoeken naar dieper achtergrond der dingen. Een onjuiste agrarische politiek, 'die leidde tot instelling der Landbouwcrisiswet (wil men liever een onjuiste toe passing dezer in 1933 uitgevaardigde wet, dan is ons dat ook goed), heeft tot gevolg gehad dat groote groepen in ons volk nooit hebben begrepen waar het om draait in de samenleving en welke functies de land bouw in ons economisch leven en de boerenstand voor ons volksgeheel eigenlijk wel vervullen. Daardoor heeft men de verhouding landbouw-industrie steeds verkeerd bekeken en daardoor komt Mr. Blaisse na vier oorlogs jaren nog met deze verouderde gedachten, waarop wij hier niet dieper ingaan, na veel berekeningen voor den dag. Eén ding blijkt hier duidelijk uit, n.l. dat in de vak groep industrie nog denkbeelden leven die precies ge lijk zijn aan hetgeen voorheen door overheidspersonen werd verkondigd in navolging van de toenmalige leiders der Kamers van Koophandel uit Rotterdam en Amster dam en van vele groot-industrieelen. hoe ziet Mr. Blaisse de toekomstige ontwikkeling? Daar van zegt hij het volgende, dat tevens het slot is van zijn beide artikelen: „Eemgen tijd, nadat de grenzen .weer opengaan, zal de productiestroom uit de groote agrarische gebieden los komen. Onmiddellijk komt dan de industrieel-importeur in botsing met zijn hui- digen binnenfanrischen leverancier. Laten wij dan bedenken, dat onze geografische en econo mische situatie ons niet heeft bestemd voor den verbouyp van de groote stapel producten. Ook Staatssecretaris Backe heeft er eens op gewe zen dat de veredelingsstructuur van Nederland op het gebied van de veehouderij en dê inten sieve aardappel- en groenteteelt noodzakelijk zal zijn voor een goede verdeeling in de Euro- peesche ruimte. Indien het mogelijk zou zijn industrie en land bouw tot op zekere hoogte volgens dezelfde principes te reguleeren en mede daardoor den Boerderijen in Beeld Oude boerderij uit Friesland. steun aan den één zoo min mogelijk ten koste van den ander te laten komen, zou hiermede een grondslag zijn gelegd voor een synthese der economische politiekwaarop in de toekomst kan worden verder gebouwdEen voortzetting van de huidige lijn lijkt ons in ieder geval uit gesloten. Moge deze synthese daarom spoedig doelbewust worde# nagestreefd!" Tot zoover .Mr. Blaisse Uit het vorenstaande blijkt dat de schrijver nog steeds schijnt te leven in de sfeer van den internationalen vrij handel, die hij terug verwacht zoodra de oorlog aan kant is. Dan gaan de grenzen weer open en dan zal de pioductiestrocm uit de groote agrarische gebieden weer loskomen, zegt Mr. B. Een „heerlijk" vooruitzicht voor onze boerenbevolking. Wij mogen dan als Nederland sche boeren weer produceeren tegen wereldmarkt- pfijzen, dus concurreeren tegen de koelies in andere lenden van de wereld en tegen de farmers uit Amerika met hun extensief gedreven bedrijven! Een „pracht" vooruitzicht voor de Nederlandsche boeren ei: landarbeiders, maar ook een „heerlijke" toekomst voor de ambachtslieden en de middenstanders, die op ens Nederlandsch landbouwbedrijf steunen! En niet min der „schoon" voor de landbouwindustrie en voor vele zich daarop baseerende andere industrieën! Wat zou Nederland dan weer een droevig beeld ver- toonen: Uitgemergelde boerenbedrijven, groote werk loosheid in andere beroepen, dus weer een half mil- lioen werkloo7en en zoo meer! En dit, doordat verkeerd begrepen eigenbelang of ver keerd inzicht in economische problemen, ons land weer zou overleveren aan den internationalen handel We schilderden even de toekomst aan de hand van het verleden! Indien het standpunt vah Mr. Blaisse gedeeld mocht worden door de leiding der vakgroep industrie, kan men slechts constateeren dat de inzichten in die kringen zich nog niet hebben opgewerkt tot de volks- GEMEEN3CHAP, doch nog blijven draaien om de ver meende eigen groepsbelangen. Niet de geldzucht van den handelaar doch het levensprincipe van den arbeid dient echter voor die groepen evenzeer richtsnoer te zijn als de boerenarbeid dienst aan het volk behoort te zijn. Adolf Hitler heeft indertijd het parool uitgegeven: Duitschland zal een boerenland zijn of het zal niet zijn. Het zal voor Nederland niet anders mogen zijn, het parool dient voor geheel Europa te gelden. En de economische politiek in ons land, in alle landen van Europa, zal voor de toekomst aldus zijn: een samen voeging en in actie brengen van de voorhanden arbeids krachten eenerzijds en het benutten van den voorhanden grond en de rijkdommen van dien grond anderzijds Wanneer wij dat goed doordenken komen wij tot de conclusie dat elke in ons land gevestigde industrie al leen dan bestaanszekerheid kan hebben als ons binnen- landsch en ook ons Europeesch landbouwfundament, sterk genoeg fs. Hetgeen beteekent dat de prijzen der agrarische producten op een peil behooren te zijn dat landbouw en industrie eikaars producten op een pas sende basis kunnen ruilen. Daar volgt verder uit, dat de Nederlandsche of wil men de Europeesche boer niet mag worden overgelaten aan de concurrentie uit andere werelddeelen, waar geheel andere levensom standigheden en verhoudingen zijn En aangezien onze nationale bodem aan negen millioen menschen levensmoge- lijkheid moet bieden is de meest in tensieve bodemcultuur en veehouderij onontbeerlijk, teneinde het eigen land bouwfundament zoo sterk mogelijk te hebben, opdat daardoor o.m. de in dustrie tot bloei kan komen. Omge keerd gaat niet, want dan zou men een boom op den kop in den grond zetten. Ook een industriearbeider moet eten hebben om te kunnen werken. Een eventueele overvloed van agrari sche producten zal gebruikt kunnen worden als ruilobject bij den invoer van grondstoffen voor onze industrie, die daaruit artikelen kan vervaardigen voor de binnenlandsche markt. En mogelijk voor export, in ruil tegen die agrarische producten, welke hier on voldoende kunnen worden voortge bracht. De aanhaling van Mr. Blaisse uit een rede van Staatssecretaris Backe is in het verband waarin ze werd geplaatst naar onze meening ten on rechte geschied. In de totale Europee sche agrarische productie zal Neder land ongetwijfeld bij uitstek geschikt zijn voor de voortbrenging van verede- lingsartikeien als groenten, fruit, fok- foto archief. vee' zaaizaad ©n pootgoed. Mogelijk van eieren en pluimvee, alsmede zui velproducten. Daarbij zal onze boeren*

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1