Het land van Cadzand Het begrip sibbekunde Belevenissen van een Vrijstelling tewerkstelling in Duitschland Boeren let op! Zeeuwschen boerenzoon aan de Landstand Rij- en Menschool te Hoofddorp Grepen uit de geschiedenis ET Land van Cadzand, zoo noemt I I de volksmond het kleine stukje I 1 der Nederlanden, bespoeld door de golven der Noordzee, Wester Schelde en Braakman, de natuurlijke grenzen. Deze mooie naam gaf men het huidige Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen, naar het vroegere in het N.W. gelegen eiland Cadzand, met een dorp van dien naam. Dit eiland trotseerde in vroeger eeuwen alle aanvallen van den waterwolf, het handhaafde zich als de kern van waar uit de stoere bevolking het verloren gegane land heroverde. Als men nu door de vruchtbare lande rijen trekt kan men zich moeilijk voor stellen, dat het er eens heel anders uit zag. Nu deinen de uitgestrekte koren velden afgewisseld met groene strooken hakvruchten, als een rustelooze mat zilver groen glanzende zee, onder de klare luchten. Hoog opgaand geboomte doet de ver spreide schilderachtige boerderijtjes schuil gaan en de typische stille lande lijke dorpjes groepen samen rond de slanke, fier omhoogwijzende kerktorens. Echt boerenland, waar de met bodem en bloed verbonden mensch één is met de hem omringende natuur aan wier wetten hij zich houdt. Eens was dit anders, in de Middeleeu wen was onze streek een belangrijk Vlaamsch handelsgewest, waarin bloei ende koopmanssteden en vele welva rende dorpen lagen. Het machtige rijke Vlaanderen was in dien tijd de voornaamste leenstaat van geheel West Europa. De Hanze, een machtig eenheidsverbond van den Ger- maanschen mensch, bracht nooit ge kende welvaart, de handel, nijverheid, visscherij en cultuur bloeiden hier als nergens anders. Weinig is er van die oude glorie over gebleven, na eeuwen van voorspoed kwam door strijdgewoel en watervloe den het verval. Vooral aan de zee, de onbetrouwbare zee, die nu eens met gulle hand haar gaven schenkt en dan weer alles terugneemt en ellende en armoede vrij baan geeft, heeft men den ondergang en de vernietiging van veel schoons Fe wijten. Geweldige overstroomingen teisterden in voorbije tijden ons gewest, uitge strekte gronden liepen onder en bloeien de dorpjes verzonken voor immer, slechts de vage herinnering er aan leef de voort. Vaak ook bezegelde het water tergend langzaam, door dichtslibbing van belangrijke stroomen, het lot der aan de boorden gelegen stadjes. Ontzaglijk veel is er veranderd sinds in de oudste tijden hier de oorspronkelijke bewoners leefden. Ons gewest was toen een echt deltagebied, een archipel van verschillende door geulen en kreken ge scheiden grootere en kleinere eilanden en schiereilanden. De bodem bestond ook toen al voor het grootste gedeelte uit vruchtbaar bouw land, terwijl de rest met wijde bosschen bedekt was. Aan de kust woonden de uit Gallië afkomstige Morinen, het binnenland werd meer bevolkt door de uit Ger- manje weggedrongen Menapiërs. Deze beschaafde en zeer vrijheidlievende volken zijn door de Romeinen nooit rechtstreeks onderworpen geweest. Hun woongebied leende zich door de bodem gesteldheid uitstekend voor verdedi ging zoodat de binnendringende legioe nen zonder succes moesten terugtrek ken. De volksverhuizing bracht nieuwe be woners. In Vlaanderen vestigden zich de Franken en drongen steeds verder Noordwaarts. Nog langen tijd hand haafden de Morinen en Menapiërs hun onafhankelijkheid, maar sloten zich ten laatste bij de Franken aan. Zoo ver smolten de oorspronkelijke stammen met de andere. In de zesde eeuw heette ons gewest Flanderus of Flaminga; pas in de zevende eeuw werd de naam Vlaande ren gebruikt, waarmede men dan nog alleen de streek ten N. en W. van Brugge, het z.g.n. Mancipium Flan- drense bedoelde. Een kaart uit 861 geeft aan dat Zeeuwsch Vlaanderen met de Bevelan- den als één geheel met den vasten wal van Vlaanderen verbonden was. De Scaldis (Schelde) stroomde tusschen Zuydbevelanden en Noordbevelanden langs den Roompot in zee en ten O. van Ganda (Gent) liep de Livia (Leye) via een paar binnenmeren tusschen Brugge en Lamiflisum (Sluis) naar het open water. Veel plaatsen rijn er nog niet op te vinden o.m. treffen we aan Eecloo, Cap- rycke, Bouchaute, Assenede, Aarden burg, Oostburg, Cadzand, Groede, Bier vliet, Hulst en Axel. In 't overige Zeeuwsche gebied daarentegen worden nog minder nederzettingen aangegeven. Hieruit blijkt dat de streek gelegen voor de Vlaamsche Noordkust, die samen valt met de grens der diluviale zand gronden, hooger lag dan het andere gebied. Geweldige overstroomingen hebben in den loop der eeuwen, het uiterlijk der landstreek herhaaldelijk grondig en diep ingrijpend veranderd, als/ wellicht geen ander deel van ons land. Reeds in de eerste eeuwen van onze jaartelling grepen geweldige overstroo mingen plaats, maar van deze is zeer weinig bekend, alleen de oude klooster kronieken spreken er over. Als ramp volle jaren worden genoemd de jaren 121, 333, 363, 860 en 1003; gezien de tijdruimten zullen er waarschijnlijk nog wel meerdere zijn geweest. Ook 987 is opgeteekend als rampjaar, nl. een tijd van hongersnood, vermoedelijk een ge volg van een natuurramp. Later werden de overleveringen beter bewaard en meer bijzonderheden be kend. De 11e eeuw was waarlijk een eeuw van tegenslagen. In 1007 en 1012 heerschte de gevreesde pestziekte, bovendien drong de zee den 27 Sept. 1014 het openliggende land binnen en duizenden menschen verdronken, een nieuwe hongersnood brak in 1015 uit. Door onvoldoende beveiliging werd het gewest in die eeuw nog driemaal door ontzettende watervloeden getroffen en wel in 1024, 1042 en 1100, die groote schade aanrichtten. In Vlaanderen begon men nu met den aanleg van dijken, of deze zwakke we ringen echter hielpen?, hierover in een volgend artikel. A. COCQUYT. HET was op 31 Jan. dat ik de reis aanvaardde om een 14-daagschen cursus aan deze school te volgen. Na een voorspoedige reis kwam ik circa half drie daar aan, waarbij ik kennis maakte met nog een cursist, die ook al aanwezig was. In den loop van den middag kwamen nog meerderen aan, zoodat we 's avonds met ongeveer 16 jongens aanwezig waren. Deze eerste dag werd benut om kennis te maken met het personeel en de omgeving der school en om onze bedden, kasten enz. in orde te maken, 's Avonds werd ons een welkomswoord toegesproken door den schoolleider, Opperbanleider Slob, die o.a. opmerkte, dat wij den lsten leergang van de Landjeugd waren en dat wij niet ge komen waren om politiek geschoold te worden, maar wel, dat wij gehoorzaam heid verschuldigd waren aan de leiding der school. Hierna begaven wij ons ter ruste. De eerste twee dagen werden benut voor theoretische en practische lessen in opzadelen op een houten paard, ken nis van onderdeden der zadels, hoofd stellen en diverse tuigen. Verder kre gen wij ruitergymnastiek, exercitie, arbeidsdienst en 's avonds exterieur van het paard. Paarden kwamen twee dagen later aan. Toen deze er eenmaal waren, begon het dan ook levendiger te worden, 's Morgens werden wij om 6 uur gewekt door den trompetter van den dag. Dan was het tot half zeven wasschen, klee- den, bed opmaken enz. tot dit alles prima in orde was. Van half zeven tot half acht moesten wij poetsen en den stal in orde maken, waarna werd ge geten. Dan volgde 1 uur arbeidsdienst (corvee, aardappelschillen enz.). Om 9.15 uur begon voor klasse A (wij waren daarvoor in klasse A en B ver deeld) de rijles gedurende drie kwar tier. Dit viel natuurlijk in 't eerst niet mee. als men nog bijna nooit in 't zadel heeft gereden. Als deze tijd om was werd een half uur besteed voor de paar- denverzorging, waarna koffie werd ge dronken. Hierna volgde een uur ruiter gymnastiek, waarna het middag was. Des middags had klasse B rijles en klasse A 1 uur exercitie, toiletteeren van paarden, omgang en aanspannen van kwaadaardige paarden. Om half 5 ALHOEWEL het woord „sibbe" in een korten tijd in ons land bur gerrecht heeft verkregen, of lie ver gezegd in eere is hersteld, kunnen weinigen zeggen, wat sibbekunde be- teekent en nog minder, waar het woord vandaan komt. Het woord sibbekunde ligt ons niet ge makkelijk in den mond, het is eenigs- zins tongbrekend; het ware beter ge weest van sibkunde te spreken. Sibbekunde is niet de kennis van het geslacht, maar van de geslachten van onze voorouders en hunne nakomelin- gen. Velen denken, dat sibbekunde hetzelfde is als genealogie, welke begrippen elkaar niet volkomen dekken. Het woord genealogie wordt ook wel verward met geologie of aardkunde, zoodat men soms hoort spreken over den Rijks „genealogischen" dienst en over beoefenaars der genealogie, die Het komt nog herhaaldelijk voor dat jonge Landstanders zich om bemiddeling voor vrijstelling van Arbeidsinzet in Duitschland, wen den tot het Landelijk kantoor van den Nederlandschen landstand. Wij willen er nadrukkelijk op wij zen dat zulks aanmerkelijke ver traging in de behandeling van hun verzoek veroorzaakt. Zy die nen zich allereerst te wenden tot hun Buurtboerenleider en dezen alle gegevens te verschaffen. Na evenriieelen oproep kunnen ze zich daarna in verbinding stellen met het provinciaal Landstandkantoor. Echter in geen geval tot het Lan delijk kantoor. ving weer de gezamenlijke staldienst aan tot kwart over 5, waarna werd ge kleed voor den avond. Daarna werd gegeten (hetgeen altijd prima smaakte) en om 19.30 uur be gon de avond-theorie in paardenkennis. Deze eindigde om half 10, waarna wij ons te bed begaven. 's Zaterdags en 's Zondags was de dienst anders dan in de week en hadden wij meer arbeidsdienst en poetsen, vooral 's Zaterdags, want dan werd inspectie gehouden. 's Zondags werd voormiddags alleen het noodzakelijke gedaan en dan konden degenen die ter kerke wilden, dit doen. 's Middags kregen wij behandeling van kwaadaardige paarden. Om 6 uur waren wij vrij tot 10 uur. dan moesten wij onder de wol liggen Verder werden per dag 3 stal wachten aangewezen, een van 513 uur. een van 1321 en de nachtstalwacht van 216 uur. Deze moesten zorgen dat de stal steeds een behoorlijk aanzien had en waken voor de orde en rust. Zoo gingen deze 14 dagen om. Op het einde van den cursus werd nog een be zoek gebracht aan Amsterdam in Carré waar circus Straszburger was. Hier bezichtigden wij de fraaie paardendres- suur benevens de stallen. Over het algemeen kan ik zeggen, dat er onder de jongens een goede boeren- geest heerschte en een trouwe kame raadschap in alles. De dienst was wel streng, maar niet onrechtvaardig en ten slotte dienen wij als dragers van een nieuwe wereldbe schouwing ons ook te onderwerpen aan onze meerderen en zorgen dat er orde heerscht hetgeen ons in het latere leven ten goede kan komen. Ten slotte nog wat over het doe! van deze cursussen. Dit is natuurlijk, om anderen te bewegen mee te gaan doen, en om later rijvereenigingen op te rich ten en de ruitersport te beoefenen. Hierbij dienen wil echter goed In het oog te houden, dat het doel van deze rijvereenigingen is te bevorderen; de liefde voor en de kennis van het paard, om daardoor te bereiken een beter en doelmatiger gebruik van het paard in het bedrijf. De ruitersport is alleen middel orri dit doel te bereiken. Want dit kan toch wel gezegd worden, dat met merkwaardige steenen komen aan dragen. Ook de woorden geslachtkunde en ge slachtkundige zeggen tot de massa niets. Zelfs ouderen denken, dat een ge slachtkundige iemand is, die jonge hen nen van jonge hanen kan onderscheiden, of iemand, die precies weet of in onze taal een woord mannelijk of vrouwe lijk is. Sommigen zien in sibbekunde zelfs iets mystieks en denken, dat het klakkeloos overgenomen is uit de Duitsche taal. Doch niets is minder waar dan dat. Men spreekt niet meer van genealogie of geslachtkunde. maar naar een goed Friesch gebruik van Sibbekunde. In het noorden van ons land weet wel haast iedereen, wat men onder sibbe verstaat, doch minder is dat het geval in het oosten, terwijl men het woord in het zuiden en westen zoo goed als niet gebruikt. Sibbe kwam van het oude Germaan- sche woord Sippe of Sibja, dat de levensgemeenschap der bloedverwanten aangaf. Het woord ontwikkelde zich in het Hoogduitsch tot het woord Sippe, dat men in de beteekenis van verwant schap in de woordenboeken vindt. Onder sibbe hebben we te verstaan het geslacht in zijn meest uitgebreiden zin, terwijl sibbekunde een veel ruimer en beteekenisvoller terrein bestrijkt dan genealogie. De sibbekunde verzamelt de gegevens over het leven der mensehheid ook voor de toekomst, in tegenstelling met den genealoog, die niet gegevens verzamelt over het leven, maar alleen over de afstamming. De genea'^og is geneigd te zien naar den tijd, d;e achter ons ligt in voor bije eeuwen en ook nog in deze eeuw. De sibbekundige ziet niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toe komst van onze nakomelingen. Iemand, die zich wijdt aan de bestudee ring der geschiedenis van al onze onder linge verbindingen, doet aan sibbekunde en hij, die daar een zekereseholing_ en ervaring in bezit, is een sibbekundige. M. A. AALBREGTSE, Stafleider Zeeland Op onderstaande data, die van belang zijn, dient U goed te letten: 11 Maart: Verplichte voorjaaxs- st ie reuk cu ring te: Yerseke om 9 uur. Schore om 10.30 uur. Kruiningen om 11.30 uur, Kapelle om 2 u. Kloetinge om 3 uur. 14 Maart: Paardentaxatie te Goes Laatste dag voor hel aanvragen van bin der touw voor graan- raaaiers-zelfbinders bij de P B.H, 15 Maart: Verplichte voorjaars- stierenkeunng te: Brouwershaven om 9.45 uur. Renesse om 12.15 uur. Haamstede om 2 uur. 7 Maart. Paardentaxatie te Middelburg. Verpllch- stierenkeuring te Tho- len om 11.30 uur. 21 Maart: Paardentaxatie tc sluist. Verplichte voor- jaarsstierenkeuring te: Ossenisse om 9.45 uur. Hengstdijk om 10.45 uur. Rapenburg om 11.45 uur. Zaamslag om 1.30 uur. Toek om 3 uur. Temetizen om 4.30 uur. Kloosterzan- de om 5.30 uur 22 Maart: Paardentaxatie te Axel Verplichte voorjaars- stierenkeuring te: Lamswaarde om 9 u. Graauw om 10 uur. Nieuw - Namen om 10.45 uur. Clinge om 11.30 uur. Hulst om 2 uur. St. Jansteen om 2.45 uur. Koe wacht om 4 uur. 23 Maart: Verplichte voorjaars- 9t:erenkeuring te: Axel om 9 uur. Zuid- dorpe om 9-45 uur. Overslag om 11 uur. Westdorpe om 1 uur. Sas van Gent om 2.15 uur. Philippine om 3.45 uur. het vele naardenknechts tegenwoordig hieraan ontbreekt. En juist hierdoor willen wij probeeren dit te verbeteren. Daarom ook zou ik gaarne zien, dat meerdere jongelui en speciaal de Landjeugd eens een cursus aan de Rij- en Menschool volgde. Borssele, 19 Febr. 1944 C. A. NIJSSE, Streekboerenjeugdleider (W. Z. Beveland)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3