De Honte Boekbesprekingen Boeren let op! DE E5EE 51 IN de vroegste tijden bestond de tegen woordige zeearm, de Wester-Schel de nog niet, wel de rivier de Schelde, die reeds bij de Romeinen bekend was en langs de Noordkust der Bevelanden in de zee stroomde. Het huidige Zeeuwsch-Vlaanderen vorm de toentertijd met Noord- en Zuid- Beveland en Vlaanderen een samenhan gend geheel, alleen het eiland Walche ren was door een diep water van de Vlaamsche kust gescheiden. De Honte is niet door de natuurkrach ten geschapen, alhoewel de zee later den vorm en loop grondig heeft gewij zigd, maar het is een werk van men- schenhanden. Haar oorsprong ligt in de beveiliging van deze gebieden, ze was aanvanke lijk een militair object, een verdedigings- of waterlinie. Omstreeks het midden der 10e eeuw was Keizer Otto I van Duitschland als helper van zijn zwager den Franschen koning Lodewijk, in strijd gewikkeld met Graaf Arnulph van Vlaanderen. Vanuit het door hem gebouwde sterke kasteel aan den oever van - de Leye, viel de keizer voortdurend Gent aan en veroverde het Land der Vier Am bachten (Oost Z. VI.). Om de gewesten te beschermen tegen eventueele vijandelijke aanvallen, liet hij in 949 een vaart graven, „de Gracht de Honte. die nae sijnen naem wierd ge noemd en tot d'uiterste pael van het Keizerrijk gestelt" aldus de geschied schrijver Meyerus. Zoo ontstond, ook volgens de andere geschiedschrijvers de Honte, waarmede, zooals een hunner nog eens nadrukke lijk zegt. alleen het water tusschen de Vier Ambachten met het Land van Waes eenerzijds en Zuid-Beveland anderzijds bedoeld wordt, dus niet de stroom vloeiend tusschen Walcheren en het N.W. gedeelte van Vlaanderen. Keizer Otto I zou bovendien ook nog voor 973 het kanaal vanaf Gent naar Cluysen hebben aangelegd, dat later werd doorgetrokken tot Biervliet, maar in 1377 door het ontstaan van den Braakman verloren ging. Hierover is men het echter niet volkomen eens, daar sommigen beweren, dat dit kanaal pas in 1198 onder Otto IV tot stand kwam. De Honte was in de Middeleeuwen de scheiding tusschen de Vlaamsche en Zeeuwsche gewesten en komt op een kaart van 1274 voor het eerst als een smalle stroom voor. Dat hij toen inderdaad smal was, valt op te maken uit de verklaringen der geschiedschrij vers, die vermelden, dat het verkeer van het vasteland met de eilanden geen noemenswaardige moeilijkheden er door ondervond en het oversteken in de vroeg ste middeleeuwen zeer gemakkelijk ging. Dit valt aan te nemen, daar volgens den historicus Adriaanse, de toenmalige Ambaehtsheeren eigendommen bezaten, gelegen aan beide zijden van den stroom. Reeds vroeg stonden dus de Honte en de Schelde met eikaar in verbinding, maar als zeeweg had de Honte tot in de 15e eeuw wegens de slechte bevaar baarheid weinig beteekenis, dit blijkt uit het gezegde van Jacoba van Beieren, die verklaarde, dat de zeearm in de 14e eeuw klein, ondiep en smal was; de breedte bedroeg bij Vlissingen nau welijks 3 km. Voor de visscherrj zal de Honte waar schijnlijk wel van meer belang geweest zijn, daar in een geschrift van 1148 sprake is van Hontemude, een drukke visschersplaats aan den bovenloop van den stroom. De vaart naar Engeland en de Rijn- en Maaslanden liep door de Ooster-Schelde en de Eendracht. Alleen voor den graanhandel met Antwerpen en den wijnhandel op Duitschland was de Honte van betrekkelijk belang, daar zelfs tot in het begin der 15e eeuw de schepen met grooten diepgang niet ver der konden komen dan Walcheren en slechts, lichters naar boven konden varen. Daar de leenmannen tollen hadden in gesteld op de Honte, voerde men al in de 13e eeuw ten behoeve van Antwer pen een feilen strijd om de vrije vaart, die eindigde in een overwinning voor deze stad. In Nov. 1276 sloot men een verdrag, dat aan de Antwerpenaren een vrije vaart waarborgde. Gaandeweg kreeg de Honte echter meer In de week van 916 April 1844 Hilversum I. Zondag; 9 April <le Paasehdag), 8.00 uur: „De zin van het Boer zijn", D. v. d. Pos poort. Maandag 10 April (2e Paaschdag), 8.00 uur: „De symboliek van het Paaschei". Dinsdag 11 April, 13.00 uur: Over het uit wisselen van de Landjeugd. "Woensdag 12 April, 13.00 uur: Vraaggesprek over de Bijenteelt. Donderdag 13 April, 13.00 uur: De heer Her wig over: Snijbloemen uit zaad. Vrjjdag 14 April. 13.00 uur: Nieuws en wen ken voor Boer en Tuinder. 18.45 uur: In de serie van de Directie van den Landbouw: „Konijnen houden in oorlogstijd". Zaterdag 15 April, 13.25 uur: Langs de boor den van een Zuidoost-Drentsch riviertje. 13.55 uur: Wenken voor Volkstuinders. Hilversum II. 20.15 u.: Geneeskruiden van eigen bodem I. Benoemingen Benoemd tot gezworene van den Born- broodpolder, C, Landmanv te Brouwers haven; tot lid van het bestuur der waterkee- ring van het calamiteuze waterschap Oud- en Jong-Breskens, J. B. Becu te Groede, O. 186. „Sibbe en Stamboom", door H. R. Scholteq. Uitg. „Liebaert", Amsterdam. De ondertitel van dit boekje luidt: „Leerv boek der Sibbeltunde voor de hoogste klas sen der lagere school en de jeugd, die de school reeds heel't verlaten". Hieruit blijkt duidelijk met welk doel dit werkje het licht heeft gezien. Laten we beginnen met te zeggen, dat er op sibbekundig terrein de laatste jaren heel wat is verschenen, waarvan het nut tig effect moeilijker is te bewijzen dan van deze uitgave. Dit is nu eens een schriftuur naar ons hart. omdat het in staat is de sibbekunde te populariseeren. De schrij ver is een geroutineerde onderwijzer, dat kan men aan alles merken. Hy weet den toon te treffen, welke noodig is om niet te geleerd te zijn en toch met overtuiging tc kunnen spreken. Het geheele gebied der sibbekunde wordt behandeld en «vat juist het belangrijkste is de jeugd wordt daarbij tot zelfwerkzaamheid aangespoord. Na elke leesles volgt een opdracht, welke hierop neerkomt, dat elke leerling zich een sibbeschrift moet aanloggen, waarin jong eh oud van den familiekring belang zal stellen. Een prachtig boekje, geschreven door iemand met liefde voor de sibbekunde en overtuigd van het nut ervan voor ons volk. Wij bevelen „Sibbe en Stamboom" dan ook gaafne en vooral aan voor de behande ling in de land jeugdclubs, waarvoor het uitermate geschikt is. Slob. Kennis van den grond door dr. J. H. Engelhardt, 4e druk 2.35 Uitg. J. B. Wolters, Groningen. Dit bekende leerboek voor landbouwscho len in don meest uitgebreide» zin wordt meestal ook gebruikt als leidraad voor hen, die studeeren voor de akte landbouw- Op onderstaande data, die van belang zijn, dient U goed te let ten: Paardentaxatie 11 April: Goes. 14 April: Middelburg. 25 April: Hulst. 26 April: Axel. te Paardentaxatie te Paardentaxatie te Paardentaxatie te kunde L.O. Toch kan ook de praktische landbouwer hierin wel wat van zijn gading vinden al is eenige elementaire kennis van de landbouwkunde zeker onontbeerlijk. Hier is een bij uitstek deskundige aan het woord, die de resultaten van eigen onder zoekingen in dit leerboek heeft verwerkt naast ervaringen, door anderen opgedaan. Vergelijken we de afbeeldingen uit dezen 4en druk met die van bijv. den tweeden druk, dan bemerken we ook hieraan, dat het boek by is Het hoofdstuk over water in den grond wordt zeer uitvoerig behandeld. Komt men toe aan de capiUameitsconstante, dan zal menige leerling van een landbouwwmter- school er zonder het levende woord van den docent stellig weinig meer van be grijpen. Hier en daar krijgen we den in druk, dat de schrijver een zekere voor liefde heeft voor het gebruiken van vaak ingewikkelde formules, hetgeen de duide lijkheid evenwel niet verhoogt. Het scheikundige grondonderzoek wordt keurig behandeld, alsmede de zuurgraad van den grond en alles wat hiermede sa menhangt.. Dit werkje zal evenals de vo rige drukken zijn weg zeer zeker (en niet ten onrechte) vinden, J. DE aardbei is een inheemsche plant, afkomstig van de wilde aardbeien Fragariu Vesea en Fragariu Elia- tor. Door kruising met twee Ameri- kaansche rassen n.l, Fr., Vriginiana en Fr. Cliloënsis ontstonden vele variëtei ten. Wel onderscheidt men nog twee typen en wel het Vriginiana- en het Cliloënsis type. Tot het „rste behoort de Deutsche Evern. tot het tweede Mad. Moutot. Voor de vroege teelt onder glas en in den kouden grond gebruikt men meestal het ras Deutsche Evern. Dit is een zeer smakelijke aardbei. Bij de late teelt voldoet Mad. Moutot beter. Voor de per manente teelt (meerjarige teelt) komt naast de Mad Moutot ook de Jecunda in aanmerking. Oudere rassen zijn: Laxton, Noble, Mou lin Rouge en Mad. Lefeber. Nieuwe Variëteiten: Goliath, Koningin Louise, Swart Kopf en Roem van ièperenburg. De laatstgenoemde soort wordt ook wel onder glas geteeld en is wat later rijp clan de Deutsche Evern terwijl ze vocht- houdende gronden behoeft daar ze zeer gevoelig is voor droogte. De voornaamste centra voor de aard beienteelt zijn: 1. IJselmonde, 2. Kenne- merland, 3. Bommelerwaard en 4. Om streken van Breda. Aardbeien vragen een «enigszins zuren grond, voedzaam en vochthoudend. Ook moet men e- op letten dat de grond on- kruidvrij is, daar dit, >oral als men de aardbeien meerdere j^ren wil laten staan, zeer veel last veroorzaakt Vermeerdering. Dit geschiedt door uitloopers (vegega- tief) welke zich tijdens den oogst reeds vormen. Aardbeien zijn niet zaadvast, d.w.z., als men aardbeien door zaad gaat vermeerderen, treden er verschillende typen op. Zoo ontstaan nieuwe varië teiten die niet altijd beter of goed zijn, doch meestal slechter dan waar zij van zijn gewonnen. Planttjjd. Soorten die al reeds vroeg uitloopers maken, worden in den zomer geplant (Eind Juli begin Augustus). Aardbeiplanten met iate uitloopers plant men in Maart. Plantafsfand. Verschillende methodes kunnen hiervoor worden aangegeven: In 't voorjaar plant men wel op bedden van 1 meter, waarop 3 rijen komen; op de rij 30 cm. Er wordt dan wel gecom bineerd met pootuien. Ook plaatst men wel 2 rijen op bedden van 1 meter, deze laat men dan vol loopen. Het eerste jaar combineert men dan in het algemeen met erwten of stok- boonen. Herfstplanting. De rijen onderling 30 cm. en op de rij 25 cm. Het tweede jaar wordt om de andere plant verwijderd. Ook plant men wel 30 bij 50 cm. Bij Deutsche Evern is het gewenscht de planten niet ouder te laten worden dan 1 jaar, vooral als ze rijk gedragen hebben. Het planten. De zomerplanting ^levert vaak moeilijk heden op. Krijgt men na het planten droog, warm weer, dan gaan practiseh alle planten dood. Plant men in natten grond, dan gaan de planten staan kwijnen. Het beste is het in drogen grond te planten en kort daarop regen. Vooral niet te diep planten, de" harten mogen niet onder den grond zitten. Bemesting. Mesten kort voor het planten is af te raden; want krijgt men droog weer dan verbranden de planten door te hooge zoutenconcentratie in den bodem. Het beste is de voorteelt (meestal vroege aardappelen) sterk te bemesten Als de aardbeien goed aangeslagen zijn (Sept., beteekenis voor de scheepvaart, door verschillende factoren wijzigde zich totaal haar loop. De monding verbreed de voortdurend en hierdoor kwam ex- meer strooming. De wisselwerking dei- getijden deed diepe geulen en hooge zandbanken ontstaan. De gestadige scheuringen ondermijnden de oever waardoor groote stukken der langs gelegen gronden door dijkval, dijk- afscheuxïng èn verschrikkelijke over stroomingen voor immer verzonken. De beinchte le St. Elisabethsvioed in 1404 gaf aan de Honte zoo goed als haar tegenwoordige breedte en diepte. Zoo heeft de zee, de vriend en vijand van onze lage landen in den loop' dei- eeuwen uit het kleine nietige, door men- schen ontworpen stroompje, een krach- tigen en belangrijken zeearm gevormd waar de vrachtbooten op en afvaren en de visschersscheepjes met hun bruine zeilen de netten xiitwei-pen in dienst van hun volk. A. COCQUYT Honte en omgeving 1280 04£C|vvr4-£7?C'.-6 SfWfo/ .ÜSoc,TCLf\«oe N/ooel&<X<;H\ Xouoeii£t{CK£ 7F4HT»CH, ■S0** y«,W| 2 ty y Z) ~t wfc»TINOS. WWtPf* or4/VA/4 Tjp{ "if" vV'1' yse»oycv V003T6oRej 'Q's£$r\NDS \WttTKCliCK 0£aef,ef*sZc^<f D tWA4*oe T&AÏ i RvlLAHT. /V/UV E Oct.) gaat men bij vochtig weer bij mesten zoo noodig in het voorjaar nog een keer. Men strooit den kunstmest langs de rijen en niet breedwerpig, daa hierdoor de mest veelal op de bladeren valt en deze ze doet verbranden. Een goede bemesting is 6 K.G. Kaïkam- monsalpetex. S K.G Superfosfaat en 12 K.G Patentkali per are. Uit strooien we in twee keeren. Tweederde gedeelte in den herfst en de rest in Februari. Zoo als men uit bovenstaande opmerkt, vragen de aardbeien veel Kali. Ook de samengestelde meststoffen werden veel gebruikt Gezien de huidige schaarschte aan diverse kunstmeststoffen moet men zich op andere manieren zien te behelpen om de plant op peil te houden en zoo groot mogelijke onbrengst te verkrijgen. Ziekten en bestrijding. Virusziekten. Yellow Edge, Krinkel en smalb!adighe:d. Selectie is de eenige manier om het ge was weer gezond *e krijgen. Biadviekkenziekle (roest). Voor den bloei spuiten met 1 pCt. Bordeauxsche pap. Na de pluk eenige malen herhalen. Aardbeiemnijt. Bespuiten met Calif or- nïsche pap in den herfst, Meeldouwzickten. Eveneens spuiten met Californische pap. Bladluizen Bestrijdingsmiddel Nicotine. Rupsen. Spuiten met J,3 pCt. loodarsc- naat. Bodeniziekten. De eerste jaren geen aardbeien telen op jeze gronden. Toxnatenkanker Bestrijden door stoomen van den grond. Teelt van aardbeien onder glas. Hiervoor plant men eind Juli op strook en waarop 8 of 10 rijen komen, naargelang de grondsoort. Afstand op de rijen 20 k 25 cm. Er komen dan pl.m. 15 planten per raam. Valt de vorst in, dan worden de ramen er op gelegd Gebeurt dit vroeg. b.v. begin December en gaat het na e enigen tijd weer dooien, dan neemt men de ramen er weer af. Valt de vorst laat in, b.v begin Januari, dan kan men het glas laten liggen. Bij open weer legt men de ramen er omstreeks 15 Januari op Op sommige plaatsen evenwel wor den de ramen ook wel eind Maart opge legd, deze komen dan meest van de weeuvven en peenrjjen. Aardbeien moeten veel gelucht worden, vooral tijdens den bloei, dit komt de vruchtzetting ten goede. Tijdens den bloei moet niet gegoten worden, daaren tegen des te meer aan het eind van den bloei, voor dat de vruchten rijp zijn. De gemiddelde opbrengst bedraagt 3 k 4 pond per raam. Na de aardbeien kan men het glas ge bruiken Voor de teelt van komkommers en meloenen. Ook is het mogelijk een tweeden aardbeienoogst te verkrijgen. Men gaat dan de bakken direct na do oogst van 16 's avonds tot 6 uur 's morgens goed verduisteren. Dit is de z.g. korte-dag behandeling. Men passé dit 4 tot 6 weken toe cn de planten zullen voor de tweede maal in het zelfde jaar vrucht geven. De L.eelt van aardbeien in verwarmde bakken door middel van warmwaterver warming of door broeimest heeft niet zoo'n grooten opgang gemaakt. Ook worden er' 'aardbeien gekweekt m potten en kistjes. Deze worden omstreeks Januari in de stookkassen geplaatst. Van deze planten komen de eerste voor- loopers van het gewaardeerde, vroege, zachte fruit.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3