Rassenkeuze Opening en sluiting van de jacht Winterconsumptie-aardappelen Tot deze groep behooren de consumptie- rassen, welke middenlaat tot laat rijp zijn en wegens hun duurzaamheid tot het voorjaar bewaard kunnen blijven. Bij het proef veldonderzoek wordt een scheiding gemaakt in de rassen met blanke schil en met gekleurde schil. Van de oude voor wratziekte vatbare rastsen Eigenheimer, Industrie, Bintje, Roode Star, Zeeuwsche Blauwe en Bonte hou den de eerstgenoemde drie nog steeds stand. De Eigenheimer en Bintje, welke, hoewel in mindere mate. ook als win ter consumptie-aardappel bruikbaar zijn, werden reeds in h-t voorgaande rassen- bericht bij de middenvroege aardappels besproken. Industrie handhaaft zich de laatste ja ren op ongeveer 5 a 6% van het aard- annelareaal, hoewel de oppervlakte in 1936 nog 10 bedroeg. De Roode Star vertoont vooral de laatste vier jaren een sterken teruggang In 1936 was de totale verbouw 22 in 1940 13 en in 1943 nog slechts 3 De Zeeuwsche In van de totale met aardappels bezette oppervlakte in de betreffende gebieden Blauwe en Bonte zijn van 4 in 1940 tot sporadisch in 1943 teruggeloopen. In tegenstelling met ue (.wee vorige groe pen komen hier enkele voor wratziektc onvatbare rassen naar -voren, welke zich een plaats in de practrjk hebben ver overd. In de eerste plaats kan worden ge noemd de Bevelander, die in 1943 10 van de totale oppervlakte in beslag nam en vervolgens de Noordeling* met 5 De Furore en Alpha vertegenwoordigen elk een Qppervlakte van 2 de Wilpo 1 terwijl de overige in de rassenlijst voorkomende win ter-consumptie-rassen Koopmans Blauwe, IJsselster, Orion, Po pulair, Robijn. Souvenir en Komeet het niet verder brengen dan sporadisch. Het hieronder weergegeven staatje geeft voor de voornaamste rassen de in het jaa- 1943 verbouwde oppervlakte in pro centen van de totale oppervlakte aard appelen in de_aangegeven gebieden weer (s spradisch). Se 0^ Beve lander Noorde ling Industrie Roode Star Furore J. I Westelijke klei 30 16 s 2 4 3 6 s No.ordelijke kiel 23 3 10 1 4 6 4 3 Rivierklei 13 61 2 2 2 1 2 1 Löss 7 1 36 4 4 9 1 Zuidelijke zandgronden 29 (Noord-Brab. en Limb.) 11 9 3 7 2 s 1 N. en O. zandgronden 31 2 11 1 7 s 1 1 Dalgrond 16 s 7 s 3 s 3 Nederland 24 10 5 5 3 2 2 1 Uit dit overzicht blijkt o.m. dat de Eigenheimer op vrijwel alle grondsoorten in belangrijke mate wordt verbouwd. De Bevelander is verreweg het hoofdras op de rivierklei, wordt verder hoofdzakelijk verbouwd op de westelijke klei, n.l. Noord- en Zuid-Holland (in de omgeving van de groote steden), West-Brabant en de Zeeuwsche eilanden en is ook op de zandgronden van West-Brabant van eenige beteekenis. De Noordeling komt daarentegen vooral voor op de noorde lijke en oostelijke zandgronden, op veen- kolonialen grond en de noordelijke klei (vooral in het Gron. Oldambt). De In dustrie treft men in de eerste plaats aan op de zuidelijke zandgronden en in het lössgebied van Limburg. In de volgende tabellen zijn de gemid delde knolopbrengsten en drogestof gehalten, welke in de jaren 19391943 op de interprovinciale proefvelden wer den verkregen, weergegeven (Eigenhei mer 100; het aantal waarnemingen is tusschen haakjes geplaatst) Gemiddelde relatieve knolopbrengsten en drogestofgehalten Blanke schil klei zand dal zand en dal knolopbr. dr. st. geh. knolopbr. knolopbr. dr. st. geh. Eigenheimer 100 100 100 100 100 Bevelander 19391943 92 (113) 100 31) 89 64) 92 25) 97 68) Noordeling 1939—1943 80 (118) 113 (127) 78 (102) 89 22) 111 70) Industrie 19391943 111 39 92 15) 102 (344) 101 11) 89 (144) Wilpo 1939—1943 106 (235) 100 87) 96 (390) 94 88) 98 (290) Record 1939—1943 100 (210) 100 73) 96 (581) 103 (111) 9S (348) Gloria 1939—1943 110 (205) 104 50) 106 (456) 108 (112) 105 (333) Orion 1942—1943 96 43) 103 13) 96 37) S8 96 37) Komeet 1939—1942 90 24) 99 39) 88 82) 21) 98 44) Flava 1940—1943 89 19) 88 25) 98 44) 91 17) 91 51) Prummel K 264 100 41) 1942—1943 104 65) -vIOO 27) 105 30) 4 107 10) Gekleurde schil klei knol^ibr. dr. st. geh. zand knolopbr. dr. st. geh. Eigenheimer 100 100 100 100 63) Roode Star 1939—1943 81 (102) 107 28) 82 (131) 106 Furore 1939—1943 96 92) 96 28) 95 24) 95 16) Populair 1942—1943 97 45) 110 33) Robijn 1939—1943 92 24) 115< 6) 89 (110) 107 58) IJsselster 1942—1943 94 49) 95 19) 99 42) 98 37) Koopm. BI. 1939—1943 83 92) 99 12) 92 25) 96 22) Zeeuwsche BI. 1939—1943 9 81 43) 100 5) 82 13) Zeeuwsche bonte 19391943 83 57) 94 13) 82 6) 96 10) In de hieronder weergegeven korte karakteristiek der rassen is een beschouwing omtrent de in de tabellbn vermelde knolopbrengsten en drogestofgehalten verwerkt. Eigenheimer. Dit ras werd reeds in het voorgaande rassenhericht behandeld. Bevelander. De knolopbrengst blijft duidelijk bij Eigenheimer achter, het drogestofge halte is op zand- en dalgrond lager. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het percentage kriel vrij groot is. Dit middenlate, lichtgeelvleezige ras, dat een uitstekende consumptiekwaliteit bezit, is Deter dan andere rassen geschikt voor zware, lage, natte kleigronden; minder goed voor drogen zandgrond en veen- kolonialen grond, waar de knollen te klein van stuk blijven. Een nadeel is, dat de knollen vaak onregelmatig (soms misvormd) zijn met vrij diepe oogen; overigens zijn ze zeer duurzaam. Noordeling. De opbrengst van dezen middenlaten, zeer duurzamen consumptie-aardappel blijft in opbrengst belangrijk beneden ciie van Eigenheimer, daarentegen is 't drogestofgehalte zeer hoog. De knol len zijn niet te groot, doch zeer gelijk matig van grootte met vrij weinig kriel. De consumptiekwaliteit is zeer goed. Het ras wordt vooral verbouwd op vochthoudende zand- en ook op dalgron den, waar men minder last heeft van het blauw worden den op kleigrond. Gevoelig voor droogte. Zeer resistent tegen kringerigheid. stand gewenscht, daar de weinig talrijke knollen gauw te groot en soms hol en vezelig worden. Gloria. Zal eveneens bij de fabrieks- en voer- aardappels worden behandeld. Kan we gens zeer hooge opbrengst en goed drogestofgehalte ook als zeer late duur zame consumptie-aardappel worden be proefd. De consumptiekwaliteit is min der dan van de Record. Orion. Deze nieuwe middenlaatrijpe consump tie-aardappel blijft in opbrengst en ge- •halte iets beneden Eigenheimer. De smaak is zeer ^oed. De knollen zjjn vrij groot. Tamelijk vatbaar voor phy- tophthora in loof en knol; zeer vatbaar voor bladrol, mozaiek en kringerigheid. Komeet. Blijft In opbrengst ver beneden Eigen heimer; het gehalte is weinig lager. Wordt als duurzame en zeer goed sma kende winterconsumptie-aardappel in hoofdzaak in Friesland voor eigen ge bruik geteeld. Flava (P. S. G. Stettin, Duitschland). Dit reeds jaren beproefde, nog niet in rassenlijst voorkomende ras, kan in opbrengst niet met Eigenheimer mee komen. terwijl het gehalte zeer veel lager is. De consumptiekwaliteit is bovendien minder goed dan bij Eigen heimer. Het ras wordt niet verder beproefd. P/ummel K 264 J. Prummel, 2e Exloer- mnod). De opbrengst van dezen zeer laatrijpen aardappel kwam in 1943 boven die van Eigenheimer; het gehalte is iets lager. De smaak wordt goed beoordeeld. Een bezwaar van dit ras is de zeer late rijping en het minder mooie looftype. Wordt in 1944 verder beproefd. Bö de winterconsumptie-aardappels met gekleurde schil wordt gezocht naar een voor wratziekte onvatbare vervan ger voor de Roode Star op klei- en zand grond en verder voor de Zeeuwsche blauwen en bonten op kleigrond. Roode Star De gemiddelde knolopbrengst is de laat ste jaren op alle grondsoorten te laag met bovendien veel kriel. Het droge stofgehalte is daarentegen zeer hoog. In 1943 echter, toen verschillende ras sen erg van 1» droogte leden, heeft Roode Star het zoowel op klei- als zand grond weer goed gedaan. De verbouw is vooral op zandgrond sterk afgeno men. Furore De opbrengst is belangrijk hooger dan die van Roode Star met eén gunstige verhouding tusschen consumptiemaat en kriel. Het gehalte is wat lager. Dit middenlate (iets vóór Roode Star rij pende) goed smakende consumptieras vindt als vervanger van Roóde Star op kleigrond eenige waardeering. Weinig gfjichikt voor zandgrond, mede wegens vatbaarheid voor kringerigheid. Soms weinig duurzaam, mede door vatbaar-* heid voor phytophthora. Populair. Deze zeer laatrijpe, zeer duurzame, smakelijke consumptie-aardappel met roodbonte knollen geeft op zandgrond een goede opbrengst met een hoog ge halte. Zeer weinig vatbaar voor kringe righeid en phytophthora. Niettegen staande de sterke vatbaarheid voor blad- rol (waardoor de opbrengst in het alge meen echter weinig vermindert) houdt dit reeds jarenlang'verbouwde ras nog steeds stand in verschillende zand streken. Robijn. Dit laatrijpe ras dat nog slechts zeer sporadisch wordt verbouwd, is onder 0 in de rassenlijst opgenomen. IJsselster. Deze nieuwe, middenlate (vóór Roode Star rijpende) roodschillige, goed sma kende consumptie-aardappel kan ter vervanging van Roode Star beproefd worden. De opbrengst is aanzienlijk hooger dan die van Roode Star, het ge halte 'echter vrjj wat lager. Het ras vraagt een flinke stikstofbemesting en komt het meest in aanmerking op vruchtbare gronden. Wegens gevoelig heid voor droogte minder geschikt voor hooge, lichte zandgronden. De knollen zijn vrij talrijk middelmatig groot en zitten eemg.-.zins ,orspreid door den grond. Zeei vatbaar voor aaltjes, tame lijk voor phytophthora in loof en knol, weinig voor kringerigheid Koopman* Blauwe. Dit middenvroege. duurzame, zeer goed smakende consumptieras met licht blauwe schil, dat ter vervanging van de Zeeuwsche Blauwe en Bonte in aan merking komt, onderscheidt zich daar van door een wat hoogereopbrengst, door grootere knollen met ondiepe oogen en een gunstige verhouding van groote tot kleine. Een nadeel" van dit ras is de groote vatbaarheid voor phy tophthora in het loof (evenwel weinig in de knol) en voor virusziekten. Zeeuwsche Blauwe en Bonte. Beide rassen, die uitmunten door een uitstekende consumptiekwaliteit, doch een te lage opbreng§£ geven met te veel kleine knollen en kriel, zijn in de rassenlijst in de 0-groep geplaatst. Industrie. Dit vrij laatrijpe ras, dat hoofdzakelijk in het zuiden van het land verbouwd wordt voor consumptie en voor export geeft een hooge opbrengst, doch het drogestofgehalte is laag. De consump- tijwaarde is matig. Weinig gevoelig voor droogte. Matig vatbaar voor phytoph thora in loof en knol, zeer weinig voor kringerigheid Wilpo. t Op kleigrond ligt de opbrengst boven die van Eigenheimer, op zand- en dal grond er beneden. Deze vrij laatrijpe, duurzame aardappel komt op voldoen de vochthoudende gronden als vervan ger van de Industrie ifi aanmerking. Hoewel de opbrengst iets beneden die van Industrie blijft is het gehalte veel hooger. de smaak beter en de verhou ding groote tot kleine knollen veel gunstiger. De knollen zijn vry groot, - iets hoekig met middendiepe oogen. Weinig vatbaar voor phytophthora in loof en knol. Gevoelig voor droogte en doorwas. Record. Hoewel de Record als fabrieks- en voer- aardappel in het volgende rassenbericht zal worden besproken, wordt hier tevens op'het gebruik als consumptieaardappel gewezen, aangezien de smaak vrij goed is. Bij verbouw voor consumptie is het gebruik van groote poters en dichte Besluit van den -Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Vis- seherij betreffende opening en sluiting van de jacht. Op grond van 1 der Verordening nr. 23/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied en in over eenstemming met artikel 4 van het Besluit nr 93/1941 tot instelling van de betrekking van Gemachtigde voor het boschwezen, de houtvoorziening en de jacht, alsmede in overeenstemming met de 2 en 3 der Verordening nr 3/1940 van den Rijkscom missaris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt bepaald Artikel 1. In afwijking in zooverre van het bepaalde in het tweede lid van artikel 18 der Jachtwet 1923 is voor het geheele land: 1» a. behoudens het bepaalde sub b, en 2, de jacht op de wildsoorten, geopend ge durende het tijdvak achter de namen aer wildsoorten vermeld. Grof wild: mannelijke edelherten van 1 Augustus 1944 tot en met 31 Januari 1945; mannelijke damherten van 1 Sep tember 1944 tof en»met 31 Januari 1945; vrouwelijke edelherten en damherten, alsmede kalveren, zoowel mannelijke als vrouwelijke van 16 September 1944 tot en met 31 Januari 1945; mannelijke moef- flons van 1 Augustus 1944 tot en met 31 Januari 1945; vrouwelijke moefflons, alsmede lammeren, zoowel mannelijke als vrouwelijke van 16 October 1944 tot en met 31 Januari 1945reebokken van 16 Mei 1944 tot en met 31 Januari 1945; reegeiten, alsmede reekalveren zoowel mannelijke als vrouwelijke van 16 Sep tember 1944 tot en met 31 Januari 1945; wilde zwiinen. belave vrouwelijke wilde zwijnen, die zijn vergezeld van jongen van 1 April 1944' tot en met 31 Manrt 1945; vrouwelijke wilde zwijnen, die zijn vergezeld van jongen van 16 Juni 1944 tot en met 15 Maart 1945. Pelswtld: Zeehonden van 1 April 1944 tot en met 31 Mei 1914 en van 1 Augustus 1944 tot en met 31 Maart 1945. Klein wild: Fazantenhanen van 1 October 1944 tot en met 31 Januari 1945; fazan- tenhennen van 1 October 1944 tot en met 31 December 1914hazen van 1 October 1944 tot en met 31 December 1944hout snippen van 1 September 1944 tot en met 31 Januari 1945 en van 1 Maart 1945 tot en met 31 Maart 1945; korhanen van 1 April 1944 tot en met 15 Mei 1944 en van 1 October 1944 tot en met 31 Decem ber 1944; korhennen van 1 October 1944 tot en met 31 December 1944; patrijzen van 1 September 1944 tot en met 31, De cember 1944 Waterwild: alle soorten eenden (behalve bergeenden en eiereenden) van 25 Juli 1944 tot en met 15 Januari 1945: ganzen van 25 Juli 1944 tot en met 31 Maart 1945; goudpluvieren van 1 September 1944 lot en met 15 Januari 1945; meerkoeten van 1 April 1944 tot en met 31 Maart 1945; ^watersnippen van 1 Augustus 1944 tot en met 31 Maart 1945; b het vangen van waterwild door middel van eendenkooien slechts toegestaan ten* aanzien van de waterwildsoorten, genoemd gedurende het tijdvak achter de namen der waterwildsoorten vermeld hieronder. Alle soorten eenden (behalve bergeenden en "eldereenden) van 16 September 1944 tot en met 15 Januari 1945 2.» voor de jacht op houtsnippen van 1 Maart 1945 tot en met 31 Maart 1945 en op korhanen van 1 April 1944 tot en met 15 Mei 1944 naast eene groote jachtacte eene vergunning van den Gemachtigde voor het boschwezen, de boutvoorziening en de jacht vereischt 3) het vangen van wat et wild door middel van netten niet toegestaan 4) de jacht niet geopend op boom- en steenmarters. dassen, otters, zwanen, bergeenden, eidereenden, duikers,kemp hanen,wulpen, scholeksters, grutto's ture luurs en waterhoentjes. Artikel 2. Dit besluit woidt aigekondigd in de Nederlandsche Staatscourant en treedt in werking met ingang van 1 April 1944. Het besluit van 14 Juli 1943. Dienst van den Gemachtigde voor het bosehwe- zen, de houtvóorziening en de jacht, nr. 673 afdeeling Jacht, betreffende de opening en sluiting van de jacht, vervalt met in gang van bovengenoemden datum. 's-Gravenhage, den Sisten Maart 1944. Departement van Landbouw en Visscherij De Secretaris-Generaal van het Dep. van Landbouw en Visschuwj. H. M. KIRSCHFELD.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3