Boutvuur
Vra gen rubriek
■v
Boeren let op
Voedingsgewassen in
eigen tuin
De teelt van frambozen
Dat geregèld het jaarlijksche aantal
gevalen lvan boutvuur hier te lande
afneemt, is bekend. Voor het groot
ste deel zal dit toegeschreven kunnen
worden aan de goede preventieve en
ting der kalveren tegen deze ziekte,
welke allengs meer werd toegepast in
de bedreigde streken.
Het zou zeker zeer onvoorzichtig zijn
te denken dat het afnemen van de
ziekte te danken zou zijn aan mindere
besmettingskansen. Het boutvuur is im
mers een echte bodemziekte, waarvan
de smetstof heel wat jaren in den bo
dem kan blijven leven in defi vorm van
zeer taaie en levenskrachtige sporen.
Hoelang, is bij boutvuur" niet precies
bekend, maar de bekende miltvuurspo
ren, een aanverwante soort, kunnen na
150 jaar diep in den bodem gerust te
- hebben, nog een rund opnieuw miltvuur
bezorgen. Ze zijn dan bijv. afkomstig
van een vroeger begraven cadaver,
waarvan de daarin aanwezige kiemen
met het hooger worden van den grond
waterstand in bepaalde jaren weer naar
de oppervlakte van de weide kunnen
komen.
Ook door het maken van een put, sloo-
ten graven en dergelijke kan een reeds
lang vergeten begraafplaats kwade ge
volgen hebben. Hieruit blijkt dat er
vooralsnog geen üden is om aan te ne
men dat h'et naverwante boutvuur zijn
rol als bodemziekte langzamerhand uit
gespeeld zou hebben.
Het boutvuut komt voor in bepaalde
streken van ons land waar de bodem
van jaren her besmet is. De infectie ge
schiedt doordat met het gras ook zand
opgenomen wordt. De daarin aanwezige
kiemen kunnen zich dan in het lichaam
verspreiden en nestelen in de dikke spie
ren van dyen, kruis of schoft. Nooit ziet
men boutvuurzwellingen aan de spier
arme onderbeenen. Het eerste symp
toom bij de jonge runderen is dan ook
meest kreupelheid, slepen met een ach
terbeen enz. Soms zit het in de inwen
dige lichaamsspieren, zooals bjjv. mid-,
denrif en hart en ziet men aan het dier
niets van de bekende knisterende spier
zwellingen.
Snijdt men bij >een gestorven dier in de
knisterende zwelling, van de aangetaste
spiergroep dan ziet men op doorsnede
een droge, vuilbruine spier met gas-
blaasjes. De geur hiervan is karak
teristiek en herinnert aan ranzige boter.
Boutvuurcacfavers gaan ook niet gemak,
kelijk in de gewone rotting over maar
verspreiden een zurige lucht.
De ziekte eindigt meestal spoedig met
den dood. Zee* zelden of nooit overleeft
een rund het boutvuur. Hiertegen is
geen kruid gewassen. In het algemeen
worden geen kalveren beneden den leef
tijd van 6 maanden aangetast. Op dezen
regel bestaan echter heel wat uitzonde
ring, en. Soms. komt al in het voorjaar
boutvuur onder de kalfjes op bepaalde
boerderijen voor. Na Jen leertijd van 2
jaar zijn runderen praktisch niet meer
gevoelig'voor boutvuur.
Aangezien net een bodemziekte is zien
Wc het haast uitsluitend optreden in
de weide en wel in den nazomer. Juist de
dikste en uus meest bevleeschde kalve
ren of pinken zijn het gevoeligst. Vooral
zien we het ook in de jaren met sterken,
weligen grasgroei, waarin vanzelfspre
kend ook de beste kalveren zijn.
Gelukkig bezitten we een uitstekende
enting tegen het boutvuur. Dat wil zeg
gen preventief, want boutvuur zelf is
doodelijk. Deze enting bestond vroeger
uit het inbrengen van met boutvuur
sporen besmettev watjes onder de huid
van de staart. Men maakte een sneetje
in de huid aan denonderkant van dit
spierarme lichaamsdeel en schoof hier-
^onder het boutvuurwatje.
Later is deze methode verbeterd en
spoot men de dieren tweemaal onder
de huid in met op een bepaalde manier
behandeld spierpoeder, nog later met
boutvuurcultuurfiltraat Tegenwoordig
ent men de dieren slechts éénmaal met
boutvuurformolentstof. Dit wordt ge
maakt door een boutvuurbacillencultuur
te behandelen met formaline.
Dit" ontvangt het kalf op een leeftijd
van 56 maanden. Na veertien dagen
heeft zich dan een immuniteit ontwik
keld, voldoende om het dier te be
schutten tot den leeftijd van twee jaar.
Op dezen leeftijd dan zal het rund geen
boutvuur meer kunnen krijgen, tenzij
bij hooge uitzondering.
Het is van belang in de streken waar
boutvuur voorkomt, vooral in een tijd
waarin de kalveren flink groeien, dus
als er veel gras is, de dieren direct als
ze 5 6 maanden oud zijn te laten
enten.
Ook eventueel aangekochte oudere pin
ken moeten niet vergeten worden.
J. M.
Vragen, van welken aard dan ook,
kunnen gezonden worden aan de
Redactie van ,,1>p Landstand in
Zeeland", Postbus SI, Goes.
Deze vragen worden kosteloos be
antwoord mits zy voorzien zyn van
naam en adres van den inzeiwler.
Ingezonden vragen die niet van vol
ledig adies voorzien zijn, kunnen
niet ln behandeling worden ge
nomen.
De verkoop van stam-
boekstier kal veren.
Vraag 16. Heden werd door eer^-veehou-
der bij een stamboekfokker een vol
bloed stierkalf gekocht, dat aan alle
eischen voldoet, beneden 60 kg. Hij kon
hiervoor echter geen vervoerbewijs krij
gen van boer tot boer, daar deze verkoop
via de taxatiemarkt had moeten loopen
Dat is toch niet juist? (S. te H.)
Antwoord: De verkoop van stamboekstier-
kalveren van boer tot boer is alleen toe-
y gestaan, als kooper en verkooper heiden
ingeschreven stamboekfokkers zijn en
dit reeds vóór 1 Januari 1944.
Byvoeder voor kalveren.
Vraag 17: Is gedroogd" gras ook geschikt
als bijvoeder voor kalveren? Zoo ja,
welke hoeveelheid en op welken leeftijd
mag dal worden verstrekt? (W. V. te L.)
Antwoord: Gedroogd gras is geschikt als
bijvoeder voor kalveren, indien ze ten
minste 4 maanden oud zijn. De hoeveel-
heid, die hiervan toegediend moet wor
den is moeilijk op te gevenbij het begin
weinig, later wat meer; dit leert de
practijk vanzelf.
Vee-aankoop vergunning.
Vraag 18. Kan een veehouder, die 5 koeien
heeft en er 7 mag houden, een paar
koeien toegewezen krijgen op aankoop
vergunning, om daarvan in het najaar
omstreeks November vleesch terug te
leveren. Indien hij het vleesch direct
terug moet leveren gaat hij er niets mee
vooruit, daar hij toch eten in overvloed
heeft. (B. te L.)
Antwoord: Het verkrijgen van een vee-
aankoopvergunning onder conditie ih het
najaar vleesch terug te leveren, is niet
mogelijk, daar voor deze teruglevering
Op onderstaande data, die van
belang zyn, -dient U 'goed te
letten:
25 April: Paarden taxatie te
Hulst.
26 April: Paardentaxatie te
Axel.
9 Mei: Paardentaxatie te
IJzendijke.
10 Mei: Paardentaxatie te
Oostburg.
een termijn van vier weken is gesteld.
Eerst dienen wij met de oorzaak bekend
te zijn, waarom U minder koeien heeft
dan het toegestane bedryfsmaximum.
Heeft U de mankeerende twee stuks
opgeruimd tegen de destijds geldende
hooge prijzen, dan ontvangt U in geen
geval een aankoopvergunning, terwijl
deze dan ook niet wordt verstrekt,
wanneer U onder het jongvee nog een
paar vaarzen heeft die straks zullen af-
kalveren. Indien U een geringe aanfok
mocht hebben en bijzondere omstandig
heden de reden zijn van een te laag be-
drijfsmaximum. dan kunt U in de ge
legenheid worden gesteld een of meer
runderen uit de taxatiemarkt te betrek
ken zonder directe teruglevering van een
slachtrund. Hiermee wordt echter niet
bedoeld, dat ontheffing van terugleve
ring wordt verleend, doch uitstel van
teruglevering.
Het zaaien en planten van mals
De meest geschikte zaaitijd^Van mais
is in het begin van Mei. In het zuide
lijk deel van ons land mag men ze ook
wel reeds in het laatst van. nril gaan
zaaien, doch i het noorden des lands
wachte men hiermede tot Aanvang Mei.
Dit geldt eveneens voor de streken,
waar in Mei nog sterke nachtvorsten
te vervechten zijn. Aldaar moet het
zaaien van de mais echter ook niet later
worden dan uiterlijk half Mei. Mocht
men niet in de gelegenheid zijn geweest
tijdig te zaaien, dan zal men in de
tweede helft van Mei de kieming nog
kunnen bespoedigen door de zaden vóór
het zaaien eeji etmaal in water te le^fc
gen. Beter is evenwel om in den reeds
voormelden zaaitijd te zaaien.
Bij het zaaien kan men op een onder-
lingen afstand van 50 cm. op de rij, op
3 4 cm. diepte telkens 3 maiszaden
bij elkaa- leggen. De rijen komen min
stens 60 cm. uit elkaar. Zeer zware
rassen behoev een grootere stand
ruimte.
In plaats van de zaden aldus direct in
den vollen grond te zaaien, kan men
de mais ook wel uitplanten. De geschik-
ste planttijd is zoo ongeveer van 15 tot
25 Mei. Om dan over de benoodigde
planten te beschikken wordt -de mais
reeds in de laatste weken van April
onder glas gezaaid. Bij de ^verplanting
moet de groei der maisplanten zoo wei
nig mogelijk storing ondervinden. Daar
om verdient het bij deze methode aan
beveling de zaden (3 bijeen) in stek-
potjes onder glas te zaaien. Aldus kun
nen ze naderhand met potkluit worden
uitgeplant. Zeer velen plegen hun mais
als gewone groen te plan ten dus zon
der potkluit uit te planten. Hierbij
houde men er rekening mede. dat dit
plantgoed frisch cn gaaf moet zyn en
niet uitgedroogd of beschadigd.
Na de planting worden de planten wat
aangegoten en dit wordt by droog weer
herhaald.
Ten slotte zij hier nog vermeld, dat mais
een goed losgewerkte en voldoenden be
mesten grond verlangt en een plek in
de volle zon.
ER zijn verschillende beplantingswij-
zen in gebruik, al naaf het oordeel
van den teler. Ten eerste:
de teelt aan pollen,
welke vermoedelijk de oudste methode
is. doch tegenwoordig niet erg meer in
zwang, want er is veel nadeel aa« ver
bonden. Door het samenbinden der twij
gen, ontnemen ze elkaar het npodige
licht.
Men plantte dan op een onderlingen
afstand van 1 m., en zette bij iedere
plant een stok, waaraan 4 5 twijgen
gebonden werden. Onnoodig te zeggen,
dat deze elkaar erg hinderden.
Wil men desondanks op pollen telen,
Aan is het beter, dat men de rijen wat
verder uit elkaar neemt en wel on plm.
1.50 m en den afstand in de rij on 80 cm.
tot 1 m Men zet de stokken dan riet
in het hart van elke plant, maar plaatst
deze telkens tusschen 2 planten in. Elke
plant laten we'plm. 10 scheuten behou
den en we binden de^e voor de helft aan
den eeren en voor de andere helft aan
den anderen stok. De jonge giondscheu-
ten die ir don zomer ontstaan, kunnen
dan geheel vrij in het hart van de plan
ten opgroeien.
Bij deze frambozen teelt op pollen, kan
men ook een stevig hoepeltje maken
van draad en dit aanbrengen in het
midden van iedere plant. Men bindt dan
de twijgen hieraan vast. Op deze manier
"komen zij goed van elkaar af tn ritten.
Een veel bete ré methode is
de teelt aan hagen of ryen
die 'n onderlingen afstand van plm. 1.50
meter moeten hebben. Op de rij plant
men de frambozen dan op plm. 40 cm.
van eikaarzen laat dé rijen in de rich
ting Noord-Zuid loopen, zoodat de eene
helft des morgens en de andere helft
des middags zon ontvangt.
Men slaat langs de rijen, op plm. 2 m.
onderlingen afstand van elkaar stevige
palen of ijzeren buizen, ter hoogte van
1.50 meter boven den grond.
Hieraan hevestigt men 2 flinke draden,
één boven langs of op de palen, dus
op 1.50 meter boven den grond en de
andere op halve hoogte
Voor het soort Preussen, de bovenste
draad een 20 cm hooger aanbrengen,
daar de scheuten hiervan langer zijn.
Aan de draden bindt men de jonge twij
gen op 10 cm. uit elkaar met wilgen
teentjes of touw vast. We kunnen dit
rechtop doen. doch we kunnen ze ook
alle in schuine richting binden, gericht
op het Noorden. Dit schuin aanbinden
heeft het voordeel, dat dan ook de
onderste knoppen tot ontwikkeling ge
bracht worden, zoodat de draagopper-
vlakte van iederen twijg belangrijk groo-
ter wordt. De dunne topeinden, waarop
toch maar zwakke knoppen voorkomen,
korten we wat in, al naar de lengte van
de twijgen.
Ten laatste
het telen aan gebogen hagen
of rijen
Men plant in dit geval de rgen Oost-
West, op een onderlingen afstand van
plm. 1.75 meter. Men slaat dan palen
niet langs de rij. doch op 70 cm. afstand
van de rij, aan den Noordkant. Deze
palen komen 70 cm boven den grond
en hier bovenop bevestigt men een ste
vige dunne buis of draad. Hieraan wor
den de twijgen nu in gebogen stand ge
bonden, in de richting naar het Noor
den.
Door den gebogen stand der twijgen,
zullen ook de onderste knoppen flink
uitloopen en is dus ook het draagopper-
vlak vergroot. Ook groeien de jonge
scheuten, c'ie zich in den zomer ontwik
kelen geheel vrij op en kunnen sterke
knoppen aanzetten, doordat ze de volle
belichting krijgen, daar ze niet gehin
derd worden, door de dragende twijgen.
Bij deze laatste methode is het pluk
ken echter wat lastiger, en het land is
moeilijker schoon te houden Ook kun
nen de vruchten bij langurige scheme
zon bestraling wel eens verdrogen en dit
vooral a's ze op grond staan, die niet
voldoende vocht opgevend is. Is de
grond echter voldoende vochtrijk. dan
is deze methode zeer aan te bet-elen,
want door den gebogen stand der twij
gen. krijgen we in doorknede een groo-
ten oogst
Bij een goede verzorging kunnen de
frambozen ieder jaar een flinken oogst
voortbrengen Zoo oogstte men in den
proeftuin te Leek in '34 per avan de
var Llovd Geo«ge 110 kg., van de var.
St. Walfried 172 kg. en van de var.
Preussen 240 kg., tegen een gemiddel
den prijs van plm. 43 cent per kg., zoo
dat het beste perceel ruim 100 gulden
per are onbracht. In 1936 waren de
oobrengsten ner are resp. 73. 124 en
128 kg. De plantwijze was hier: recht
opgaande hagen op 1V2 m. onderlingen
afstand
Frambozen vragen jaarlijks
een flinke bemesting
-hetzij korten stalmest of kunstmest.
Geven we stalmest, dan het liefst ouden
korten mest gebruiken en dien vóór den
winter al over den grond uitstrooien.
In het voorjaar dan ondiep onderwer
ken. want bij diep spitten, beschadigden
we veel wortelen. Veelal wordt daarom
kunstmest gegeven en een jaarlijksche
gift van 10 kg. kalkammonsalpeter of
zwavelzuren ammoniak, 12 kg. super of
slakkenmeel en 10 kg. patentkali is dan
beslist noodig
Om het uitdrogen van den grond in den
zomer tegen te gaan strooien we een
laagje ruigen sta'raest in het voorjaar
over den grond uit eiy werken dit niet
onder. Het belemmert het uitdrogen
van den grond -f?n de planten ontvangen
er bovendien voedsel van. De framboos
draagt aan het overjarige hout, dus de
jonge scheuten die zich gedurende den
zomer uit den voet der planten ontwik
kelen, moeten we vrij uit laten groeien,
daar deze ons aan den oogst voor het
volgend jaar moeten helpen.
Meestal ontwikkelen er zich echter veel
te veel en moet er gedund worden ge
durende den zomer, daar door zoo'n
dichten stand, dus slechte belichting,
de knoppen veel te zwak worden. We
doen dit in de maand Juni al. want zou
den we dit veel later doen. dan helpt
het niet meer.
We laten zooveel scheuten staan, als
we denken in den winter noodig te heb
ben, plus een paar voor reserve en snij
den de overtollige kort bij den grond
weg.
Is de oogst af ge loopen, dan moeten we
ook direct het oude afgedragen hout
kort bij den grond wegknippen en ver
branden.
Een van
de .voornaamste kwalen
waardoor de teelt erg is teruggeloopen,
is de mozaiek-ziekte.
Zijn de planten hierdoor aangetast, dan
zien de bladeren niet groen, maar min
of meer bont, met geesl-achtige vlekken.
Dit is een ziekte die zich niet uitwen
dig, doch inwendig bevindt.
Aangetaste planten beginnen te kwijnen
en de vruchtopbrengst wordt minder.
Een bestrijdingsmiddel is er tot nu toe
niet bekend.
We moeten vooral zorgen, dat we geen
plantgoed dan mozaiek-zieke planten
gebruiken en daar is in voorgaande ja
ren nog maar al te veel de hand mee
gelicht, zeer tot schade van de teelt.
Tegen
het frambozenkevertje
dat ons de bekende larfjes (wormpjes)
in de vruchten bezorgt, kunnen we twee
middelen toepassen^
Ten eerste kunnen we de kevertjes weg
vangen. Ze,-zijp des morgens vroeg te
vinden op de knoppen en ook in de
geopende bloempjes. Het kleine grijs
achtige kevertje schudden wij er uit en
vangen het in de hand op.
Ten tweede kunnen we, indien het te
verkrijgen is,, bespuiten of bestuiven
met derrispoeder.
Ook het jarenlang laten staan der tram
bozen op dezelfde plaatsen werkt het
vermeerderen der kevertjes zeer in de
hand. daarom moeten we, als het maar
eenigszins mogelijk is. den nieuwen aan
plant, zoover mogelijk van^de oude rijen
plaatsen.
Verder moeten we de frambozen, lederen
winter bespuiten met vruchtboomcarbo-
lineum of met een van de kleurstoffen,
dit helpt wel niet tegen de 2 genoemde
kwillen, doch wel tegen andere ziekten,
waar de framboos ook mee behept kan
zijn. Ook is het beslist aan te raden,
de frambozen ieder voorjaar vóór den
bloei, te bespuiten met 1 pet. Bord. pap,
dit helpt tegen stengel- en bladziekte.