Vonkjes r. J De inlevering van LET OP UW ZAAK! A ANSTONDS zal voor ons volk het vierde oorlogsjaar zijn voorbij gegaan. Onwillekeurig gaan bij de bewustwor ding van dit feit, onze gedachten te rug naar het eind der mobilisatie periode '14'18. Hoe stond het er toen voor met de voedselvoorziening in vergelijking met den toestand van het oogenblik? Wij mogen gerust vaststellen, dat thans noch de kwa liteit van de aardappelen, noch de samenstelling van het brood, even min als de rantsoenen waarin deze beide hoofdvoedingsmiddelen wor den verstrekt, ongunstig afsteken tegen het kleine rantsoen „veen- klompen" en „oorlogsbrood". Om te genover de huidige vleeschvoorzie- ning, van de „eenheidsworst" nog maar niet te spreken. Een geperfectionneerd distributiestel sel met een toenemende klantenbin ding streeft naar een rustige, zoo min mogelijk tijdroovende verdeeling van de levensmiddelen. Maar.zelfs een volmaakt verdee- lingssysteem zou toch falen, wanneer de te verdeelen hoeveelheden ontoe reikend zouden zijn om ieder zijn noodzakelijk deel voor levensonder houd te verzekeren. In de eerste plaats gaat het er im mers om, dat de noodzakelijkste voe dingsgewassen als granen, aardap pelen, oliehoudende zaden en peulvruchten, in zoo ruim mogelijke mate worden voortgebracht. Maar dan moet hier direct op vol gen, dat de tweede eisch voor een bevredigende verdeeling is, dat de gcbeele oogst, met uitzondering van hetgeen boer en arbeiders voor zich mogen behouden, ter beschikking van het voedselvoorzieningsapparaat komt. Pas als aan deze twee eischen is vol daan zal een goed werkend verdee- lingsapparaat een waardig sluitstuk vormen op de materieele zijde van de voedselvoorziening. j*ls wij met betrekking tot deze twee Eischen een vergelijking maken tus- schen de vier oorlogsjaren dan kun nen wij vaststellen dat de voort brenging van granen, aardappelen, oliehoudende zaden en peulvruchten zich voortdurend in stijgende lijn heeft bewogen. De totale oppervlakte bezet met deze gewassen was in '43 zelfs bijna 30 pet. grooter dan die in 1940. Maarvan jaar op jaar werd per ha. voortdurend minder ingele verd. Wat aan den eenen kant met groote opofferingen en harde maat regelen werd gewonnen, dreigde aan 'den anderen kant in angstig toene mende mate verloren te gaan. Om hieraan paal en perk te stellen, worden thans plannen uitgewerkt, welke een vollediger inlevering van den oogst beoogen. Reeds anderhalf jaar geleden werden in deze richting van Landstandzijde voorstellen gedaan. Daarbij werd aangedrongen op een ingrijpende wijziging van de grondslagen van het innamesysteem. Voorgesteld .werd „De Landstand" in Zeeland Reciactle-atfres: Zeestraat 69. Den Haag. Telefoon TIS751 ADV 6RTKNTIKS Handelsad verten ties: 1 prov.Rciale editie 25 c. per m m elke editie meer 5 c. per m m extra Handeisadverlenties met igrarischen inhoud: 1 provinciale editie 15 c. per m m elke editie meer 3 c. per m m extra Klemt advertenties met aitslnitend huishoudelijken inhoud: 1 t n, 20 woorden f 2- elke 5 woorden meer f 0.50 extra. Brieven onder nummer f 0.15 meer Bij meer plaatsingen aanmerkelijke korting. ALLE BRIEFWISSELING betreffen de advertenties, abonnementen er administratie te richten aan Uitgeverij „Volk en Bo dem" Postbus 281. Den Haag. het recht van den staat op den ge- heelen oogst te vervangen door een z.g. aanslagstelsel, waarbij de boer zou worden verplicht naar vermogen bij te dragen tot de voedselvoorzie ning. Bij de vleeschvoorziening heeft het Bedrijfschap voor Vee en Vleesch reeds dezen weg gevolgd, omdat zulks noodzakelijk bleek. Naar onze mee ning is het thans ook zoover gekomen met de brood-, aardappel- en vet- voorziening, dat niet meer wordt vol staan met iedere ingexeverde hoeveel heid. maar dat er minimum eischen worden gesteld aan hoeveelheden in geleverd product per ha. Iedereen zal immers moeten toege ven, dat het zeer groote tegenstrij digheden oplevert, wanneer een of ander bedrijf op besten grond per ha. nog niet voor de helft in de voedsel voorziening bijdraagt als een soort gelijk bedrijf op uitgesproken slech ten grond. Evenmin kan een inleve ringssysteem stand houden, wanneer het in de practijk niet kan tegengaan dat van even vruchtbaren grond door den eenen boer per ha. veel minder wordt ingeleverd dan door een andere. De ervaring heeft bewezen, dat een zakelijke aangelegenheid, een zake- lijken grondslag behoeft. ïdeëele overwegingen mogen aan zakelijke aangelegenheden niet ten grondslag liggen. Daarom dient bij een inleve ringsstelsel, dat in feite een gedwon gen overeenkomst is tusschen boer en Overheid, niet slechts de prijs, maar ook de hoeveelheid bekend te zijn, waartoe de boer tot inlevering wordt verplicht. Dit is het principe van een inleve ringsstelsel gebaseerd op een aanslag per ha. Hoe kan dit principe in practijk wor den gebracht? Hiervoor bestaan ver schillende inzichten. Allen zijn het er echter over eens, dat vóór den oogst ieder bedrijf zijn aanslag moet hebben, geschat naar den stand van het gewas ofwel naar het opbrengst vermogen van den grond. De bedrij ven en dan nog weer de perceelen dienen dus afzonderlijk te worden gewaardeerd. Deze schatting ver- eischt groote kennis van grond en gewas en zal daarom door bedrijfs- genooten dienen te geschieden. Richtlijn zal dienen te zijn door se rieuze schatting den aanslag zoo dicht mogelijk bij den werkelijken opbrengst te brengen Een herziening van de prijzen zou hierop een zeer gunstigen invloed kunnen uitoefenen. De aanslag welke op de schatting be rust kan slechts voorloopig zijn. Daarom zal Het naar onze meening 'de voorkeur verdienen dezen voorloopi- gen aanslag niet in kg. uit te druk ken, maar te waardeeren in punten. Hierdoor wordt de onderlinge ver houding tusschen de verplichtingen der verschillende bedrijven voldoende vastgelegd en daar gaat het in de eerste plaats toch om. Proefdorschingen en proefrooiingen zullen pas de gelegenheid geven de definitieve aanslagen te bepalen. Onderlinge controle en een eenvou dige maar practisch werkende orga nisatie voor herschatting zullen vol doende waarborg kunnen vormen te gen willekeur en onjuistheden of on billijkheden. Ook de herschatting is naar onze meening een zuivere boe- renaangelegenheid. De daartoe samen te stellen commissies dienen daarom uit bedrijfsgenooten te bestaan. De gang van zaken bij de vleesch voorziening heeft aangetoond, dat het van zeer groot belang is te ach ten, wanneer één instantie op een bepaald terrein de volle verantwoor delijkheid wordt gegeven voor de in name. Ook hier zou het Bedrijfschap voor het betreffende product deze zeer belangrijke taak op zich kunnen nemen. Dan blijft nog over de vraag: Wat zal den boer overkomen als hij den aan zijn bedrijf opgelegden aanslag niet kan opbrengen en wat moet er gebeuren als hij méér oogst dan de aanslag bedraagt? Over het eerste deel van deze vraag bestaat geen verschil van meening. De boer, die eest dat hij met den oogst beneden den aanslag zal blijven (als gevolg bijv. van bijzondere om standigheden als-ziekte van het ge was, hagelschade, wildschade enz.) kan afdorsching onder controle aan vragen of rooien onder controle. De verplichting zal daarbij worden opge legd om den geheelen oogst met af trek van het wettelijk toegestane ge deelte, in te leveren. Ter voorkoming van misbruik zal er toestroming tot afdorsching onder controle echter niet gemakkelijk verleend mogen worden. Anders staat het ei voor, wanneer niet aan den aanslag wordt voldaan, zonder aanvrage van controle. Naar onze meening dient in deze gevallen zonder meer een niet te lage gelde lijke belasting voor de te kort ge leverde kilogrammen opgelegd te worden. En wat moet er gebeuren met een eventueel overschot ais aan den aan slag is voldaan? Wij nemen het standpunt in dat den bedrijfsgenoo ten hierover binnen de wettelijke grenzen de vrije beschikking moet worden gelaten. Het zal in hoofdzaak van de zuiver heid der schattingen afhangen in hoe veel gevallen er nog een overschot zal zijn en welke hoeveelheid dit zal be slaan. De scherpe onderlinge controle De temperatuur voor kuikens onder een kunstmoeder houdt men de eer ste week op 30 a 35 graden Celsius, de tweede week op 25 a 30 graden en geleidelijk lager. De bodem van de kuiken verblijf plaats mag nooit vochtig zijn. Een laagje droog wit zand of fijn turf- sSrooisel is uitstekend. Droog oud brood kan worden fijnge wreven tot een zeer goed kuiken- voer. De meeste kuikens sterven door on voldoende zindelijkheid; daarom, verwijderen wij minstens eiken mor gen den mest. Bij nat weer of ook des morgens als het gras nog niet geheel droog is, houden we de kuikens binnen. Om planten af te harden en ze beter bestand te maken tegen zieke-aan- tasting moet men de bakken goed luchten. Koolplanten voorziet men direct bij het uitplanten van koolkragen om er voor te zorgen, dat de eitjes van de koolvliegen niet tot ontwikkeling kunnen komen. Tabaksplanten hebben op gescheurd grasland dikwijls hinder van ritnaal- den. Leg daarom hier en daar een halven aardappel in den grond en doodt na eenige dagen de daarin ge kropen ritnaalden. welke bij het werk der schattings commissie ongetwijfeld zal optreden is op zichzelf reeds voldoende waar borg dat deze overschotten noch veel vuldig noch in belangrijke mate zul len voorkomen. Wij hopen dat de besprekingen bin nen zeer afzienbaren tijd zullen mo gen leiden tot practische uitvoer bare maatregelen, welke èn ons ae- heele volk èn den boerenstand tot materieel en moreel voordeel zullen strekken. Dezer dagen ontving ik van een meisje uit de stad, dat zich had ver loofd rhet een boer een brief waarin ze verschillende vragen deed op vak technisch gebied en daarmede toon de belangstelling te hebben voor het werk der afd. Landvrouwen van den Ned. Landstand. Een gedeelte van den inhoud, dat ik meteen zal laten volgen, deed me er echter meer dan ooit aan denken hoe groot onze iaeeële taak is, en waarvoor ik alle Landvrouwen zou willen opwekken daar toch steeds hun aandacht aan te schenken. Volgt hier een gedeelte uit den mij gezonden brief: „U vindt het natuurlijk uit den boo ze dat een boer niet met een boe rendochter trouwt, maar die boer voelt dat hij in veel opzichten te kort schiet en zou z'n vrouw iets anders willen hebben dan de meesta onontwikkelde vrouwen." Als landvronwenleidster reken ik hPt niet tot mijn taak me te bemoeien met de keuze van een echtgenoote van onze jonge boeren. Alleen be grijp ik niet, dat een jonge boer die zich zelf blijkbaar zoo goed kent om te voelen „dat hij in veel opzichten te kort schiet", de boerenstand in zijn geheel zoo weinig kent om te rveenen dat hij voor het aanvullen van dat te kort naar de stad moet. Op dit schrijven heb ik geantwoord, dat ik het niet erg vond dat een jonge boer een meisje uit de stad naar het land haalde en dat ik na tuurlijk in geen enkel opzicht kon bevroeden welke eischen genoemde jenge man aan zijn toekomstige vrouw stelde, maar dat ik hoopte dat met „de meeste onontwikkelde vrouwen" niet bedoeld werden onze boerinnen en boerendochters. Dat zetrir op het land onontwikkelde vrouwen te vinden waren, maar dat ook de stad deze bevatte en dat de zekere vlotheid van beweging die de stadsvrouw ongetwijfeld op ons voer had, met ontwikkeling en bescha ving niets te maken had. Dus nog altijd volksgenooten, die na eenmaal in een boerin een onont wikkelde vrouw zien. Een tweede dergelijk voorbeeld vond ik enkele dagen daarna in een advertentie in. een dagblad dat, het lijkt een be spotting, juist door Agrarisch Neder land het meest gelezen wordt. De advertentie luidde: Liefderijk tehuis gezocht, (voor langeren duur) voor 2 jongens v. 5 en 8 jaar in gezor.dö rustige omgeving in besch. gezin b.v. onderwijzers- of domineesgezin o.i.d. enz. M.i. had de krant deze advertentie in dezen vorm moeten weigeren. Denkt men beschaving alleen bij onderwijzers en dominees te vinden Landvrouwen, laten wij zorgen dat in onze gezinnen de ware boferen- geest heerscht. dat is beschaving en cultuur van de hoogste orde. die bo ven alle vernis uitgaat. Hebben wij Landvrouwen geen ge weldige opgave, mee te waken over de eer van onze standg-anooten H. ZWIERS—LUTH.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 2