Wenken van de week „Da Landstand" Zeel and De bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen Stoppelknollen In de practijk zal men bij de voedering van kippen goede resultaten kunnen zien van het verstrekken van wortels. Vooral wanneer de kippen vastzitten en in den winter wanneer er voor haar weinig groen te vinden is, kunnen zij wel eens lijden door gebrek aan vitaminen. Wortelen zijn rijk aan carotine en geven zoodoende een zeer welkome aanvulling in dat tekort. Een gift van 15 gram wortel per dier per dag geeft prima resultaten. Zeker iets om te onthouden en toe te passen. Aardappelmoeheid. Verleden jaar werd ook hier te lande deze ziekte geconstateerd, die elders in Europa meer voorkwam. De aantasting wordt veroorzaakt door het wortelaaltje, niet te verwarren met het reeds langer bekende stengelaaltje. De ziekte vertoont zich als volgt: de planten groeien niet meer, het blad wordt geel, de planten vallen om en verrotten en zoo ontstaan er plekken in het gewas, die telkens grooter worden. Dit aaltjesras leeft op de aardappel plant en andere planten die tot dezelfde familie behooren en kan beduidende schade teweeg brengen en zich nogal snel uitbreiden. Vooral bij den huidigen sterk opgevoerden aardappelverbouw kan het diertje gevaarlijk worden, want op een aangetast perceel kan men ge durende 3 jaar geen aardappelen ver bouwen. Bestrijding van het wortelaaltje is zeer moeilijk. De eieren ontwikkelen zich in een aantal van een paar honderd in het lichaam van het wijfje. Wanneer het' diertje stérft, blijft de huid nog als een beschuttende laag om de eieren zitten, en daarin kunnen de jonge larven zon der risico overwinteren en het volgend jaar hun vernielend werk aan de wor tels der aardappelen beginnen. De bestrijding is van overheidswege ge organiseerd. Wordt op een perceel aard- appelmochcid vermoed, dan stelt de Plantenzicktenkundige Dienst een onder zoek in. Is het vermoeden juist, dan moeten de aardappels voor een bepaal den datum worden gerooid. Loof en knollen worden in beslag genomen en vernietigd. Verder kan de verbouw van aardappelen op zoo'n perceel worden verboden/ of alleen worden toegestaan op bepaalde voorwaarden. De bestrijding geschiedt dus door uit hongering. Dat dit niet eenvoudig is, zal men begrijpen, als men weet dat de larven dertien maanden vrij in den grond kunnen leven. Zitten de eieren nog in de moederhuid, dan kunnen ze het wel 4 jaar uithouden. Een directe be- strijdingsmethode is nog niet gevonden. Para tuberculose is een ziekte onder het rund ee, die zeer groote schade kan veroorzaken. De ziekte uit zich o.m. door sterke diarhee. snelle vermagering en tenslotte spoedig afsterven, of in ieder geval een geheel Rod.icie-adres: Zeestraat 69, Den Haas, Telefoon 115754. AD V fc ivTEN TIES llandelsad vertenties ,1 provinciale editie 25 c. peh m.m. elke editie meer 5 c. per m.m. oxtra. 1 provinciale editie 25 c. per Handelsadvertcnties met agrarischen inhoud: 1 provinciale editie 15 c. per m.m. elke editie meer 3 c. per m.m. extra Kleine advertenties met »iitsluitend huishoudcitlken Inhoud: 1 t.m. 20 woorden f 2- elke 5 woorden meer f 0.50 extra. Brieven onder nummer t 0.15 meer. Bij meer plaatsingen aanmerkelijke korting. AL» 'vl'WISSELrNG betrellen- r'.cntles abonnementen tra tie te richten aan Uitgeverij „Volk eu Bodem" Kortenaerkade 10. Den Haag. wrak worden van de dieren. Het typische is, dat op een bedrijf para- tuberculose kan optredep in een zeker jaar, daarna 3 4 jaar lang niet, ter wijl vervolgens de ziekte zich opnieuw openbaart. Dit ligt hieraan, dat de besmetting meestal in de jeugd geschiedt, waarna de ziekte latent doorleeft in het lichaam van het dier. Na het eerste of tweede kalf treedt de ziekte dan ineens in een werkzaam stadium, treedt de diarrhee op met de gevolgen van dien. Wordt zoo'n aangetast dier weer drach tig, dan treedt meestal een snel doode- Irjk verloop der ziekte op. Blijft de koe gust, dan is er kans op herstel, in ieder geval op stilstand der ziekte, waarbij dan een goede groei kan plaats vinden. Het dier is dan nog goed vet te mesten en kan voor de slacht worden verkocht. Daar de ziekte veelvuldig voorkomt is een georganiseerde bestrijding door de gezondheidsdiensten gewenscht. Door onderzoek in het latentde stadium kan worden nagegaan welke dieren smet stofdrager zijn. Een goed middel ter voorkoming van de ziekte is een zoo hygiënisch moge lijke opfok. DE Zeeuwen zijn blijkbaar van ver schillenden stam en vertoonen veel meer dan in de andere gewesten van 'ons land een groot percentage van het donkere type, de zoogenaamde bru nettes, dus met bruine of donkere oogen. Vooral is dit het geval met de bewo ners van Zeeuwsch-Vlaanderen en dan nog meer in het bijzonder met die van het Westelijk deel daarvan, dus ten Westen van Sas van Gent aan den Braakman. Volgena de overlevering moeten in Aar denburg en omstreken, dus in het zui delijk deel van West-Zeeuwsch Vlaan deren nog vele nakomelingen leven van S (-aansche soldaten, die aldaar in den tijd van den vroegeren Spaanschen be velhebber Christoforo de Mondragon zouden zijn achtergebleven. Aannemelijk is dit alleszins, want in de 16e eeuw heeft deze krijgsoverste in Zeeland een groote rol gespeeld. Hij lcwam met het leger van Alva in de Nederlandsche gewesten en stond bekend om zijn ridderlijkheid en dapperheid. Als bevelhebber van Middelburg ver dedigde h\j deze vesting langen tijd tegen Prins Willem van Oranje en hb gaf deze eerst over in 1574, toen ver dere verdediging onmogelijk bleef. Be llend is zijn verovering van Zierikzee in 157G na een zeer moeilijken tocht door de Zijpe en het verslaan der Geuzen ender Boisot. In 1591 veroverde hij Hulst, toen hij Gouverneur was van Antwerpen, waar hij in 1596 overleed in den hoogen ouder, dom van 92 jaren. Zijn levenskracht Wijkt uit het feit, dat hij in 1595 nog de vesting Groenlo, dat door Prins Mau- rits werd belegerd, ontzette. In het Noorden van West-Zeeuwsch Vlaanderen, vooral in Groede en omge- ving, treft men heden ten dage nog vele familienamen aan, welke doen herinne ren aan jneer Zuidelijke streken, na melijk aan Tyrol. De dragers hiervan zijn nakomelingen van Salzburger Lutheranen, welke aldhar in 1731 werden verbannen door den fa- ratieken Aartsbisschop Graaf Firmian. Met een beroep op het gebrek aan werkkrachten in de landbouwbedrijven, verzochten Burgemeester en Raad van Sluis in 1732 aan de Staten-Generaal in Den Haag, opening van de grenzen voor de Salzburger emigranten. Vele boerderijen stonden door gebrek aan boeren en landarbeiders leeg en het land werd slechts ten deele bebouwd, terwijl de Vlaamsche werkkrachten veel te duur waren in verhouding tot de graanprijzen. Maar ook toen reeds maalden de offi- cieele molens veel te langzaam, want de Staten-Generaal onderzochten het verzoek langs diplomatieken weg bij den Duitschen Rijksdag, hoewel zij dadelijk instemden met het verzoek, onder meer als een soort vergelding tegen de Ka tholieken in hun eigen land, zoodat de Zeeuwen te lang moesten wachten op een antwoord. Hun boeren hadden do werkkrachten zoo noodig, dat zij dit antwoord niet afwachtten, doch twee domihe's afvaar digden naar Salzburg om 400 Salz- burgers mee terug te nemen. De „oogst" aan menschenmateriaal was niet groot Slechts 59 Salzburgers kwamen mee, vele andere hunner gingen liever naar Pruisen, dichter bij huis, waar hun eigen taal werd gesproken en waar zij beter bij elkaar konden wonen. Intusschen werkte in Tyrol ook een gevolmachtigde der Staten-Generaal vooral toen de Aartsbisschap Firmian de bergwerkers van de dorpen Dürn- berg en Berchtolgraden hun woonplaat sen deed verlaten wegens het lezen van den Lutherbijbel. Deze gevolmachtigde mocht dezen berg- arbeiders gouden bergen beloven. De landverhuizers zouden het nergens zoo goed hebben als in de Nederlanden. Een zeer goed loon, een flink inkomen voor zelfstandige bedrijven, volledige gods dienstvrijheid, dezelfde staats- en bur gerlijke rechten als de Nederlanders, eigen scholen met eigen onderwijskrach ten. volledige belastingvrijdom voor het eerste jaar, verstrekking van hui zen, meubilair en gereedschap, in het eerste jaar zelfs vrijdom van pacht, kostelooze verhuizing, verpleging van ouden en zieken, mooier kon het niet. Geen wonder, dat op 20 November 1732 een schip met emigranten op reis ging van Passau naar Regensburg, doch na een zeer moeilijke reis kwamen zij eerst in het midden van Januari aan in laatstgenoemde plaats, waarna de reis te voet moest worden voortgezet. In Maart bereikte men echter het Beloofde Land. Helaas heeft een en ander zeer slecht aan de verwachtingen beantwoord. De Tyrolers. meest bergwerkers, ken den het zware werk in de Zeeuwsche landbouwkleigronden heelemaa! niet, zoodat de boeren er slechts geringe hulp aan hadden met het gevolg, zeer lage loonen. terwijl bovendien geklaagd werd over ijver en toewijding der vreemde arbeidskrachten en de emi granten klaagden over deze loonen, over Ge hooge prijzen der levensmiddelen, veroorzaakt door de schaarschte, over de huisvesting in de boerenhuizen, die meerdere jaren leeg hadden gestaan en veel op ruïnes geleken, over de moei lijkheid om de vreemde taal te leeren (het Nederlandsch is voor een buiten lander ontzettend moeilijk aan te lee ren). over het vochtige Zeeuwsche kli maat. waardoor velen ziek werden en in sterke mate heimwee ontstond. Geen wonder, dat ongeveer 600 hunner het Zeeuwsche boerenland weer hebben verwisseld voor de Tyroolsche bergen, al wachtte hun daar ook geen luilek kerland, zoodat men in 1740 nog slechts 172 vluchtelingen kon tellen, waarvan 144 in het doi*p Groea'e. De laatsten hebben volgehouden en op 'den duur wende alles en zij hebben van hun uithoudingsvermogen geen berouw gehad en hun namen ziin aldaar tot heden toe gebleven, terwijl er thans overigens geen verschil wordt gemerkt met de oorspronkelijke Zeeuwen aldaar. J. D. BRUINING Daar het een bekend gezegde is, dat de ploeg moet hangen aan den oogstwagen, zal men na het oogsten van velerlei gewassen kunnen overgaan tot het inzaaien van stoppelknollen, waarvoor de zaai tijd ongeveer midden Augustus valt. Men heeft plm. 30 gram zaad per are of 3 kilogram per hectare noodig, dat breedwerpig wordt uitgezaaid. Het zal eenige moeite kosten het zaad gelijk matig en niet te dicht te strooien, dat is nog lang niet ieders werk, want het zaad glijdt gemakkelijk door de vingers en is vrij zwaar. Daarom zal het gebruik van een zaairiool zijn aan te bevelen. Minder goed is het machinaal zaaien, omdat de afstand tusschen de rijen te groot wordt en men later in de rij be slist moet dunnen op tenminste 5 of meer cm. Als het land door een flinke regenbui goed vochtig is, komt het zaad zeer spoedig op. Verdere verzorging heeft het gewas niet veel noodig. Wanneer het najaar nog wat groeizaam en het land in behoorlijke conditie is, oogst men per ha. 20.000 kg. knolgewas (wor tels en loof), een in dezen tijd niet te versmaden hoeveelheid veevoeder. Nu zijn knolgewassen in het algemeen zeer waterrijke producten, die weinig stik- stofhoudende verbindingen (eiwitten en amiden) bevatten en een laag ruwvezel- gehalte. De celwanden zijn dun en zacht, waardoor ze uitstekend verteerbaar zijn, maar natuurlijk niet tot de volumineuze voedingsmiddelen gerekend kunnen wor den. De voedingswaarde danken zij in hoofdzaak aan het ge halte zetmeel en suiker. Verder hebben zij een gunstigen invloed op den gezond heidstoestand der dieren en bevorderen de melkproductie. Stoppelknollen kunnen zoowel met als zonder loof zeer goed aan melkvee wor den gevoederd echter niet in groote hoeveelheden. Verder dan tot 10 kg per dag moet men niet gaan. Op de melk oefenen zij een iets nadeeligen invloed uit, dat zij met koolrapen gemeen heb ben (z.g. knollensmaak). Ook voor mest- vee en voor varkens is het geschikt voeder. Wanneer de stoppelknollen niet voor veevoeder worden bestemd, kunnen zij zeer geschikt worden ondergeploegd voor grondverbetering. Waarschijnlijk zal de waarde als vee voeder grooter zrjn, maar toch moet het onderploegen, vooral op de lichtere gronden, niet worden onderschat, terwijl op zwaardere gronden de structuur wordt verbeterd. Natuurlijk wachte men tot het jaargetijde zoo ver gevorderd is, dat een verdere ontwikkeling van het gewas niet meer kan worden verwacht. Of men in het voor- of in het najaar tot onderploegen overgaat, hangt meesten tijds van den grondaard af, alsmede of men een winter- of een zomervrucht wil laten volgen. Maar doorgaans zal aan onderploegen in het najaar de voor keur worden gegeven, de ontleding der organische stoffen is dan beter. In ieder geval zorge men er voor niet te diep onder te ploegen. Het planten- Voedsel dat er uit ontstaat, moet binnen het bereik van de plantenwortels blyven. En voor een goede en snelle ontleding is lucht noodig, welke in de bovenlaag vooral op stijve gronden beter kan door dringen. M A. N Z IJ N BETEEKENT EEN BEROEP HEBBEN INLICHTINGEN BI) MARINE ANNAHMESTEUE WEST ZWEI6STEUE NIEDERUNDE TE UTRECHT EN Bil ALLE HAfEN- EN ORTSKOHHANDANIUREN UB EN 44-ANNAHMESTEllEN

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 2