MOEDERS STOFZUIGER ALS EERSTE
AANZET TOT PIANOPREPARATIES
harry de wit
Jean Quist jr.
Wasknijpers
Kandelaars
Stofzuiger
harry de wit
Brood
rnfTl januari 19
Harry de Wit (piano)
en Pauline Daniels
(dans) openen het
nieuwjaarconcert van
de Stichting Nieuwe
Muziek.
Woensdag 1 januari,
16.00 uur, Vestzak
theater Vlissingen.
Harry de Wit speelt piano. Een vaardigheid die hij
zichzelf bijbracht. Hij speelt ook basklarinet en
bouwt zelf voorwerpen die geluid geven. De Wit
getroost zich mooie moeite in het verbinden van
verschillende artistieke richtingen: muziek en dans,
beeld en geluid, gedichten (en de dagelijkse
omgeving). De Wit woont in Amsterdam. Van
oorsprong komt hij uit Ommen. Waar zijn vader het
beroep van fijnschilder uitoefende en met enige
regelmaat slagwerkte in een orkestje. Zijn moeder
danste en deed iets voor de plaatselijke revue. Min of
meer de klassieke achtergrond van een muzikant.
Harry de Wit speelt piano. Niet van papier. Maar iets
wat hij ter plekke verzint. Daarom heet het
geïmproviseerde muziek. Dat maakt zijn musiceren
onvoorspelbaar, grillig. Luisteren naar improvisaties
vereist een grote concentratie. Zowel van de
bezoeker als van de maker. Want altijd loopt het
anders dan verwacht. Velen zien de geïmproviseerde
muziek als een vorm van jazz. Als iets wat met enig
kunst- en vliegwerk teruggaat tot de straatmuziek
van het New Orleans uit het begin van deze eeuw.
De enige overeenkomst tussen jazz en geïmprovi
seerde muziek is dat de gespeelde klanken niet op
papier staan. Bij het één wat duidelijker naar voren
gebracht dan bij het andere. Aan het begin van het
geïmproviseerde tijdperk stelden sommige makers
van die muziek dat ze geen jazz speelden. En om die
reden geen prijs stelden op de omschrijving
'jazzmuzikant'. Iets wat de laatste jaren wat afneemt,
temeer omdat veel vrij improviserende muzikanten
om den brade meer gangbare muziek, zoals jazz,
uitvoeren.
Harry de Wit speelt piano. Niet volgens het
traditionele zitten, klep open doen en in de gewenste
volgorde de toetsen indrukken. Maar op een nog
steeds wat ongebruikelijke manier. De Wit prepa
reert de piano. Tussen de snaren stopt hij de meest
uiteenlopende artikelen. Aluminium plaatjes, Blok
jes hout. Plastic. Lood. En elastiek. Zeis wasknijpers.
Diverse negotie die de klank vervormt. En het
oorspronkelijke melodie-instrument tot een slag
instrument maakt. De snaren geven een klokachtig
geluid, dat naar de aard van het bijgemonteerde
materiaal varieert.
Soms bewerkt De Wit zijn tonen met een bierglas.
Wanneer hij een toets aanslaat, beweegt hij het glas
met de rand over de bijbehorende snaar. Het
omgekeerde glas werkt als een klankkast. De toon
van de aangeslagen snaar resoneert daarin en krijgt
een versterking. De druk op de snaar blijft niet
constant. Dat wekt vibratie op. Ook verandert de
toonhoogte. Want tijdens het bewegen van de
glasrand neemt de trillende lengte toe. Of af,
wanneer het in omgekeerde volgorde gebeurt.
Harry de Wit speelt piano. Vaak een geprepareerd
exemplaar. De geschiedenis van de geprepareerde
piano gaat terug tot John Cage. Amerika's meest
bekende en invloedrijke componist uit de avant-
garde. Cage prepareerde zijn piano voor het
scheppen van een Oriëntaalse sfeer. Klanken die
leken op die van de Javaanse- en Balinese gamelan.
Cage begon daar ergens in de jaren dertig mee.
Bouten en moeren klemden de snaren op een zekere
lengte af. Het staal veranderde daarmee de
stemming. Maar ook het uiterlijk van de klank. Want
het staal van de bouten en moeren dempte het
geluid. Dat mag opmerkelijk heten voor de jaren
dertig.
Maar de geschiedenis van de geprepareerde piano
gaat nog verder terug. Volgens de overlevering
hielden ook Ludwig van Beethoven en Franz Liszt
zich met dergelijke zaken bezig. En met die
vermelding houdt het op. Want meer is er niet van
bekend. Wel van de periode na Cage, toen de
geprepareerde piano een aanvaard deel van de
eigentijdse muziek uitmaakte. Zij het een beschei
den deel. Ondanks dat een niet onaanzienlijk aantal
componisten geknutsel aan de piano voorschreef.
Soms met een halve ijzerwinkel.
Maar preparaties beschadigen vaak de concertvleu
gel. En altijd de snaren. Een toch wat kostbaar
onderdeel. Maar desondanks komt de preparatie
vaak voor in de geïmproviseerde muziek. De
Belgische pianist Fred van Hove bijvoorbeeld. Die de
vleugel soms vol zet met kandelaars en bloempotten.
Zijn Engelse collega Keith Tippett die bijvoorbeeld
extra snaren door het binnenwerk vlecht. Of de
Italiaan Giorgio Gaslini. Welke meer doet met het
gedeelte achter de toetsen dan met de toetsen zelf.
Harry de Wit speelt piano. In de meest uitgebreide
betekenis van het woord. Zelfs op een theatrale
manier. Want muziek blijft toch iets visueels. Ook
wanneer de muzikanten niet meer doen dan stram
opgesteld in een halve cirkel hun ei leggen. Ook dan
draagt hun verschijning en handelen bij aan de
totaalindruk. Bij De Wit maakt de ruimte een niet te
verwaarlozen deel van zijn werk uit. Hij verkent de
plaats waar hij speelt. Tijdens zijn optreden. Op een
slagwerkachtige manier.
De Wit gaat daarmee terug naar zijn jeugd. Naar de
tijd dat zijn vader de trommels van de plaatselijke
harmonie en fanfare repareerde en stemde. Ook de
18
[januari
i
pianostemmer droeg bij aan De Wits belangstelling
voor het anders bespelen van de piano. Diens
stemwerk klonk als slagwerk wanneer hij de juiste
toon zocht. Zijn moeders stofzuiger vormde de
eerste aanzet tot pianopreparaties. Vaak hield hij het
apparaat met draaiende motor tegen het instrument.
De trillingen en het zoemen lieten de snaren tot
klinken komen.
Harry de Wit speelt piano. En Pauline Daniels die op
1 januari met hem meedoet, danst. Want De Wit voelt
zich sterk aangetrokken tot beweging. Rond het
midden van de jaren zeventig zette hij met danseres
Beppie Blanker het duo Klank en Beweging op. In
Groningen. Waar hij via Blanker in de Van Mesdag
kliniek terecht kwam. Als muziektherapeut. De Wit
liet er de 'gasten' spelen. Bracht ze in aanraking met
andere muziek dan de gestichtsradio liet horen.
Maakte van de kliniek haast een concertzaal. Want
regelmatig nodigde hij muzikanten uit. Optredens
waar ook mensen van buiten de inrichting naartoe
konden.
Zeker. De Wit is tegendraads. Bouwde zelf apparaten
die in een verre verte enige overeenkomst vertoon
den met muziekinstrumenten. Iets wat hij ook al deed
in de popgroepen waar zijn muzikale loopbaan
begon. Niet tot ieders genoegen. De Wit zag zijn
afzetten tegen het gangbare doorgaans beloond met
hoog oplopende meningsverschillen. Met de gevol
gen die ook andere spelbrekers ondervinden. Harry de Wit
Harry de Wit speelt piano. Al geeft zijn werk vaak de
indruk dat hij zich niet wil beperken tot musiceren op
een vaste plaats. Wat met een piano toch meestal het
geval is. Neem de compositje-opdracht die de
gemeente Groningen hem in 1975 verstrekte.
Groningen in G groot noemde De Wit het resultaat.
Honderdtwintig muzikanten stonden als de letter G
op de Grote Markt opgesteld. Twee uur lang bliezen
ze onder begeleiding van het klokkenspel van de
Martinitoren de toon g. De stad als concertzaal. Meer
van dergelijke projecten volgden.
Harry de Wit mag dan piano spelen. Liever werkt hij
in het theater. Met dansers. Daar komt bij dat
geïmproviseerde muziek voor het merendeel een
groepsgebeuren blijft. En groepen komen in die
stroming slechts moeizaam tot stand, ledereen doet
het erbij. Houdt zich voor het dagelijks brood met
iets anders bezig. Alleen een groep met een hecht
doortimmerde constructie levert interessante mu
ziek af.
Maar het geld voor repetities ontbreekt. En dan blijft
er niet zoveel over van de schone plannen. Blijft het
bij mooie moeite. Voor veel improviserende muzi
kanten vormt het spelen en verbreiden van hun werk
een levenstaak. Iets waarvoor ze het halve land
doorkruisen. Om voor een hand en een fooi iets te
berde te brengen. Mooie moeite, zoals Harry de Wit
En Pauline Daniels dat voor hun nieuwjaarsconcert
doen.
cacs