als plaatsvervanger van Filips Willem als graaf van
Buren - heer van St-Maartensdijk - kon optreden,maar
dit valt buiten het bestek van deze voordracht.
Een laatste kwestie waarbij sprake was van een tegen
stelling tussen de Staten van Zeeland en de Prins was
die van de opdracht van de grafelijkheid,van de souve-
reiniteit.In 1581 had de Republiek Koning Filips II,
die tot dan nog in naam als souverein gold - denkt u
maar aan het Wilhelmus: de koning van Hispanjen heb ik
altijd geëerd - afgezworen en moest dus een souverein
kiezen.Het lijkt alsof Zeeland hier zeer positief tegen
over stond.Naar aanleiding van het verzoek namens de
Prins gedaan door zijn secretaris Nicolaas Brunynck
verklaarden de Staten hiertoe zeer gaarne te willen
overgaan maar tevoren een aantal toezeggingen te willen
ontvangen van de Prins:
- Zeeland zou een graafschap apart moeten zijn
- Holland mag in zijn besognes de naam Zeeland niet
gebruiken
- de opdracht mag geen inbreuk maken op de Unie van 1576
- Zeeland zal een eigen Provinciaal Gerechtshof mogen
oprichten
- er mag geen inbreuk worden gemaakt op rechten en
bestaande grenzen
- Vlissingen en Veere behoren onvervreemdbaar tot
Zeeland en kunnen slechts toebehoren aan de graaf
van Zeeland,dus geen verkoop door de Oranjes
- de administratie van de domeinen zal in Zeeland
worden gevoerd
- de archieven uit Holland zullen aan Zeeland worden
overgedragen
- de Prins zal ratificeren wat de Staten van Zeeland
besluiten,dus geen recht van adveu
- domeinen mogen alleen met toestemming van de Staten
worden vervreemd
- in ambten mogen alleen geboren Zeeuwen worden benoemd
- in de grafelijke steden zal vonnis worden gewezen
- Holland zal geen extra lasten mogen opleggen aan
ingezetenen van Zeeland
40