Met "Frija" kan men dus niet zo uit de voeten,om
maar te zwijgen over de schimmige configuratie die
zij vormt met gedaanten als de doodsgodin Holda
(in Scandinavië Huidra)geïmporteerde Romeinse
godinnen als Venus en Diana,en de misschien mede
door Keltische invloeden gevormde contouren van de
matronae uit de Germaanse grenslanden (Nehalennia
SYMPATHIELEER
De linde,die vrij algemeen een vrouwelijk karakter
werd toegedacht,werd bij de Noordgermanen de
Vardrad,de beschermboom van huis en hof.Zij gold
door de eeuwen heen niet alleen als beschermster
van een familie,maar ook van een gemeenschap,en
daarom plantte men ook linden op dorpspleinen,bij
kerken e.d.
De suggestie van De Ruiter,dat om redenen van
bescherming ook linden op het talud van Zuidbeve-
landse dijken werden geplant is dus plausibel
genoeg,al heeft dit verder weinig met Frija te
maken.(Schotel schrijft zelfs:"In onze volksle
genden komt ook de linde voor. een heilige
aan Odin of Wodan gewijde boom,waaronder,even als
onder den eik,de vierschaar werd gespannen en het
volk vergaderde"(Schotel II1874284).Mannelijke
linden dus!) Want de vraag blijft waarom dit ver
schijnsel dan tot Zuid-Beveland beperkt zou zijn
gebleven,terwij 1 een relatie tussen de naam Frija
en Zeeland met wijde omtrek nooit is vastgesteld,
en de betreffende bedijkingen bovendien hebben
plaatsgevonden in een periode waarin het christen
dom al ontwrikbaar had wortel geschoten.
De associatie van een gefixeerde godengestalte van
Frija met de linde is.niet alleen vrucht van de
interpretatie van de 19e-eeuwse Romantische volks-
kundigen,maar ook van Antieke c.q. Middeleeuwse
systematiek (in de Edda vindt men bijv. ook twaalf
goden en twaalf godinnen)
4