grond van dat dorp en die van Schoondijke
(het vroegere Willemsdorp, uit 1652) lijken
als twee druppels water op elkaar. En de
karakteristieke plattegrond van bij voor
beeld Sint Philipsland of Colijnsplaat delen
die dorpen met soortgenoten op de Zuidhol
landse eilanden en in noordwestelijk Noord-
Brabant.
Eventuele regionale trots kan zich al even
moeilijk richten op de ontwerpers van deze
of andere dorpsplattegronden. Zij blijven in
vrijwel alle gevallen naamloos. En waar die
anonimiteit kon worden opgeheven, blijkt
het een weliswaar veelzijdige, maar overi
gens heel gewone Goese dijkgraaf, en niet
iemand als Simon Stevin te zijn die verant
woordelijk was voor de intrigerende plat
tegrond van Borssele'4. Over deze platte
grond gesproken: 'Alles is meetbaar in
Borssele', aldus 't Hooft'5. Wie daadwerke
lijk gaat meten, stuit op maatwerk waarbij
af en toe een steekje is gevallen.
Wat er dan overblijft? Ik denk voldoende
om trots op te zijn en zeker de moeite
waard om het met zorg te omringen. De
zeer grote variatie aan dorpen behoort daar
bij centraal te staan; die lijkt mij typerender
voor Zeeland dan één bepaald dorp of een
specifiek type nederzetting. Oude naast
recent ontstane dorpen, spontaan gegroeide
naast geplande nederzettingen, in oor
sprong agrarische kemen tegenover haven
en vestingplaatsen; en dat alles binnen een
relatief klein geografisch bestek, en in com
binatie met een soms nog redelijk gaaf
landschap. Juist deze veelsoortigheid en
veelvormigheid vereisen een benadering en
een beleid die uitstijgen boven het lokale,
het gemeentelijke niveau. Het is dan ook
volstrekt onjuist dat, zoals Gedeputeerde
Staten sinds najaar 1990 menen, de Karolin
gische burg van Oost-Souburg van niet
meer dan gemeentelijke betekenis is. Het
lijkt wel of de overheid zich soms maar
moeilijk realiseert, dat ze niet alleen een
toekomst heeft voor te bereiden, maar ook
een erfenis dient te beheren. Ook het feit,
dat zich in de heel kleine dorpen de al
ledaagse geschiedenis van even geringe en
dus meestal naamloos gebleven boerpn en
darinkdelvers heeft afgespeeld, mag geen
reden zijn deze kemen tot anonimiteit te
veroordelen en ze van hun plaatsnaam te
beroven".
De moderne media maken het ons op veel
terreinen gemakkelijk, en ze maken ons
bovendien gemakzuchtig. Dat is een ge
meenplaats, maar het is daarom toch niet
minder waar. Wij kunnen het wereldnieuws
dagelijks vanuit de woonkamer op ons TV-
scherm volgen. Een beetje archief stelt de
bezoeker tegenwoordig in staat ook de
streekgeschiedenis met behulp van een
beeldscherm te doorgronden. Dat kan ge
vaarlijke kanten hebben. De lokale ge
schiedenis van een gewest, van stad en van
dorp manifesteert zich namelijk niet alleen
binnen de muren van bibliotheken, van
musea en van archieven. Ook onze al
ledaagse woonomgeving vormt in wezen
één groot archief. Wij lijken ons dat in
Zeeland wél goed te beseffen voorzover het
om de steden gaat. Het andere uiterste, het
platteland, werd hier sinds de laatste we
reldoorlog door allerlei ontwikkelingen zo
onherkenbaar veranderd als in weinige
andere provincies het geval was. Maar op
dat platteland zijn het toch vooral de dorpen
waar de geschiedenis zich nog enigszins
herkenbaar laat aflezen. Een ongeschonden
plattegrond en een aantrekkelijke bebou
wing kunnen daar de band met vroeger
vormen".
In het behoud van die band schuilt een
vitaal belang. De archeoloog Waterbolk
heeft dat in 1984 zo verwoord:'We willen
ons thuis blijven voelen in dit land en dan
moeten we het ondanks alle niet te vermij
den veranderingen ook kunnen blijven her
kennen. Onze lokale, regionale en nationale
identiteit worden niet alleen door onze
geschiedenis en taal bepaald, maar ook door
de omgeving, waarin we zijn opgegroeid of
waarin we werken'18. Riekt dit naar uw
oordeel wellicht te zeer naar ongezonde
nostalgie? Dan verschaf ik u een ander, een
ekonomisch - dat betekent volgens som
migen: een overtuigender - motief. Maar,
in het perspectief van het magische jaar
1992, niet minder actueel. Vorig jaar heeft
de regering in de nota Ondernemen in toe
risme het toeristisch beleid voor de jaren
negentig uitgezet. Gelet op de internationale
concurrentiepositie van ons land, kiest men
voor vier thema's als sterke troeven waarop
het beleid zich zal moeten richten: Neder
land-Waterland, de stedelijke knooppunten,
de kust, en het cultuurhistorisch erfgoed.