goedkoop. Het toedichten van derge
lijke speculaaseigenschappen aan loka
le en regionale musea getuigt van
weinig inzicht in museale structuren.
Erger is evenwel dat er op den duur
een verstikkende invloed van uitgaat.
Op deze dag wil ik, althans in over
drachtelijke zin, het lokale of regi
onale museum daarom graag als een
bolus, en niet als een speculaasje
zien. Hoewel ook de bolus in behoor
lijke hoeveelheden wordt geproduceerd,
mag hij, in tegenstelling tot het spe
culaasje, bijzonder worden genoemd
en, inderdaad, er moet wat meer voor
worden betaald.
Ik sprak zoëven over de belasting
die u 15 minuten lang zou moeten on
dergaan. Wellicht koesterde u toen
de stille hoop, dat hier sprake was
van een schertsende opmerking. Luim
inplaats van ernst. Wel, het verdriet
mij oprecht, maar die hoop moet ik
u nu ontnemen. Een speculaasje valt
nog luchthartig weg te happen, maar
een bolus, u zult dat inmiddels uit
eigen ervaring kunnen beamen, moet
je serieus nemen; die werk je niet
zomaar weg!
Een laatste opmerking vooraf Ik
heb mij de vrijheid veroorloofd om
het gegeven van de museale situatie
in de 3 provincies ruim te interpre
teren en wel zodanig, dat achtereen
volgens aandacht wordt besteed aan
museumverenigingenmuseumbeleid
museumwerking, museumproblemen
en museumoplossingen. Dit alles uiter
aard met het oog op de rest van het
programma, dus vooral kort en waar
mogelijk krachtig.
De museale situatie in Vlaanderen en
Nederland kwam, voor zover mij bekend,
in Vlaams-Nederlands verband voor
het eerst ter sprake op 10 juni 1983
in het Rijksmuseum voor Volkenkunde
te Leiden. Toen werd namelijk de
eerste Vlaams-Nederlandse Museumdag
gehouden. Op speciaal verzoek van
de Vlaamse gasten was de dag vooral
gewijd aan de persoonlijke kennisma
king tussen Vlaamse en Nederlandse
collega's. Door de voorzitters van
de Vlaamse en Nederlandse museumver
eniging, respectievelijk de heren
Verstraelen en Overduin, werden toch
ook inleidingen over het museumbe-
stel gehouden. 'De inleiding van voor
zitter Verstraelen' - en ik citeer nu
het verslag dat is gepubliceerd in
het blad Museumvisie van de Neder
landse Museumvereniging - 'betekende
voor de Nederlandse toehoorders een
kort moment van tevredenheid met
de eigen situatie. Te horen hoezeer
in België het museumbeleid bepaald
wordt door de politieke kleur van
dat moment en hoe weinig een museum
vereniging daar enige invloed op ver
mag uit te oefenen, deed de Neder
landse situatie bijna rooskleurig
lijken.' Deze bijna rooskleurige si
tuatie bleek het jaar daarop verre
van rooskleurig. Tijdens de Vlaams-
Nederlandse Museumdag van 1984,
ditmaal in Brugge, sprak voorzitter
Overduin bittere woorden over het
Nederlands museumbeleid. Hij liet bo
vendien niet na de minister van cul
tuur een paar flinke vegen uit de
pan te geven. Ik herinner mij de re
actie van een van de Vlaamse museum
mensen later op de dag. Deze merkte
fijntjes op, dat de Nederlanders be
paald minder vriendelijk voor hun
minister van cultuur zijn dan de Bel
gen. Ongetwijfeld waar, maar de kri
tiek op politici van de zijde van de
Vlaamse Museumvereniging, bijvoor
beeld naar aanleiding van het nu al
vijf jaar aangehouden ontwerp-museum
decreet, is nou ook niet altijd van
fluweel; tenzij misschien fluweel met
een kern van ijzer.
De Vlaamse Museumvereniging telt
177 leden, allen museummedewerkers.
Van de Nederlandse Museumvereniging
zijn 259 musea en 539 museummedewer
kers lid. Beide verenigingen hebben
specifieke commissies of werkgroepen.
De meeste provincies in Nederland
kennen bovendien eigen museumvereni
gingen. In Zeeland is dat de Vereni
ging 'Federatie van Zeeuwse musea
en oudheidkamers', waarvan 21 musea
28