DE ZEEUWSE MUSEA:
EEN TOEKOMST IN HET VERLEDEN
W.H.P. Scholten
Dertig jaar geleden waren de taken van het museum niet wezenlijk anders dan tegenwoor
dig. Het was en is voor het museum nog steeds zaak de voorwerpen in de museumcollec
tie goed te beheren, te bewaren, te onderzoeken en te presenteren. Wel kan worden gezegd,
dat de accenten anders zijn komen te liggen. Zo heeft het presenteren sinds de jaren zeven
tig duidelijk aan belang gewonnen, misschien ten koste van het onderzoeken. Wat in de
laatste decennia daarentegen heel duidelijk is veranderd, zijn de eisen die het publiek en de
maatschappij aan het museum stellen. Veel meer dan vroeger wordt het museum geacht bij
publiek en maatschappij een stevig draagvlak en daarmee een aantoonbaar bestaansrecht te
hebben. Het publiek is bovendien een veeleisend publiek geworden. De behoeften van
bezoekers worden niet langer meer automatisch bevredigd bij het aanschouwen van een
betrekkelijk willekeurige uitstalling van min of meer bijzondere voorwerpen. Ook de maat
schappij is veeleisend geworden. Het museum wordt niet langer meer beoordeeld op de
typisch museale taken van het beheren, bewaren, onderzoeken en presenteren van de col
lectie voorwerpen, maar eveneens en in toenemende mate naar de wijze waarop deze taken
worden verricht binnen het kader van een efficiënte, flexibele en bedrijfsmatig opererende
organisatiestructuur.
Voor de Zeeuwse musea ligt er de boeiende uitdaging om aan die veranderende eisen tege
moet te komen. Met samenwerking, afstemming en gecoördineerde ondersteuning kan het
nodige worden bereikt. Dat heeft het verleden bewezen en zal de toekomst moeten uitwij
zen.
Een blik in het verleden: spiraalsgewijze ontwikkeling
Over ontwikkelingen in de Zeeuwse museumwereld of de geschiedenis
van de Zeeuwse musea is nauwelijks iets gepubliceerd. Geschikt materiaal
is niet systematisch verzameld, noch onderzocht. Er zijn -uiteraard- de
diverse beleidsnota's, vergaderstukken, bijvoorbeeld van de Vereniging
van Zeeuwse musea, en her en der gepubliceerde gegevens. Bepaalde
informatie, met name uit de laatste categorie, moet echter met de nodige
voorzichtigheid worden behandeld. Ze kan snel een verkeerd, want onvol
ledig beeld oproepen. Een opmerking als 'Van de bijna 25 musea voldoet
er niet één aan professionele eisen in de toekomstverkenning uit 1988
van de Stichting Zeeland kan gemakkelijk het vermoeden doen rijzen, dat
er überhaupt geen sprake is geweest van een ontwikkeling gedurende de
laatste decennia. De vereniging 'Federatie van Zeeuwse musea en oud
heidkamers' signaleerde namelijk al in 1970, in een schriftelijke reactie op
een het jaar daarvoor gepubliceerde sociaal-culturele ontwikkelingsschets
van de provincie Zeeland, grote knelpunten in de huisvesting, het beheer,
het behoud en de presentatie van de musea in Zeeland. Knelpunten dus op
die gebieden die stuk voor stuk de professionaliteit van de museumorgani
satie bepalen.
Gelukkig doet de opmerking uit de toekomstverkenning niet volledig recht
aan de werkelijke gang van zaken. Bovendien, om welke 'professionele
31