EEN STUKJE ZEEUWS LANDSCHAP
Enkele persoonlijke impressies
B. Oele
Als geboren en getogen Zeeuw geeft het me elke keer weer een gevoel van herkenning als
we met de auto of de trein vanuit 'Holland' de Kreekrakdam passeren. Vooral als we bij
avond terugkeren en de zon fel oranje ondergaat boven de Oosterschelde, en het water rim
pelloos tussen zijn strakke dijken staat, heb je het gevoel 'we zijn weer thuis'. Het Zeeuwse
land met zijn bomenrijen op de dijken, de strakke belijning van de windsingels rond de
fruitboomgaarden, de naar gelang van het jaargetijde vele tinten groen en geel van de
akkers, de weilanden met daarboven de fraaie wolken, omstraald met het veel geroemde
Zeeuwse licht. Op zulke momenten dringt het eigenlijk niet tot je door dat je kijkt naar het
werk van mensenhanden, want met uitzondering van de wolken en het wonderlijke licht is
alles wat ik tot nog toe schreef over het landschap bedacht door de mens, en door mense
lijke hand gemaakt.
'Oorspronkelijk' landschap is helaas
in Zeeland ook nergens te vinden.
Hoe de wind in de stuifduinen van
Schouwen ook zijn best doet, uitein
delijk zijn het de ambtenaren van
waterstaat die bepalen hoe dicht de
verstuiving het gebied waar mensen
hun fraaie onderkomens bouwden,
mag naderen. Daar waar de grens
wordt overschreden wordt het zand
vastgelegd met helmgras en eindigt
het vrije avontuur van het stuivende
zand.
Zelfs in ons grootste natuurgebied,
het Verdronken Land van
Saeftinghe, is voor kenners duidelijk de hand van de scheppende mens te herkennen. Veel
van de thans aanwezige getijdegeulen en geultjes zijn terug te voeren op 11de- en 12de-
eeuwse kavelindelingen, de periode waarin het gebied nog bestond uit vruchtbaar polder
land omringd door stevige dijken. De greppels die na het doorbreken van de dijken in de
14de tot en met de 16de eeuw als geultjes zijn gaan fungeren, laten zich door hun rechtlij
nig verloop nog duidelijk als greppel herkennen.
Al is dan in het landschap steeds de scheppende hand van de mens te herkennen - we doen
tegenwoordig zelfs aan natuurbouw - toch is door de invloed van wind en water veel prach
tig natuurschoon ontstaan. De kreken ontstaan door dijkbreuken, de welen die restten als
na een dijkbreuk de dijk weer werd gesloten, het steeds wisselende patroon van geulen in
het getijdegebied, de slikken en de schorren zijn alle getuigenissen van het spel van wind
en golven.
Even heb ik overwogen een beeld te schetsen van de achteruitgang, of misschien de voor
uitgang van ons Zeeuwse landschap in de afgelopen 30 jaar. Immers, aan de oprichting van
onze Werkgroep lag mede ten grondslag de vrees dat bij de grootschalige verkavelingen die
Verstuivend zand in de duinen van Schouwen
vastgelegd met helmbeplanting.
79