beeld door de pogingen de koloniale handel en de organisatie daarvan steeds meer naar zich toe te trekken. Ook wat er in het begin van de revolutie gebeurd was zoals de opheffing van de admiraliteitencolleges en van de Raad van State kon de Zeeuwen weinig vertrouwen inboezemen. Het belangrijkste materiële voordeel dat de Zeeuwen nog steeds van de revolutie verwachtten was de vermenging der schulden: het fameuze amalgama dat één van de heetste politieke hangijzers van de Eerste Nationale Vergadering zou worden. Hier liepen de belangen van Holland en Zeeland overigens goeddeels parallel. We zien de Zeeuwse Representanten in de Nationale Vergadering en in de constitutiecommissie vrij consequent meewerken aan de een- en ondeelbaarheid, juist om de zware provin ciale schuldenlast - die immers ten dienste van het hele land was aangegaan - ook eerlijk met die anderen te kunnen delen. De Zierikzeese advocaat Breekpot zag het amalgama als een conditio sine qua non voor het instemmen met de eenheid. De Zeeuwse schulden waren nationale schulden en het Zeeuwse belang was een nationaal belang: Zeeland was immers 'korenschuur' en 'voormuur' van Holland en Brabant. De Middelburgse representant Willem Aernout de Beveren deed zijn best ook de kostbare Zeeuwse dijklasten en waterwerken voor rekening van de nationale kas te doen komen. Vertegenwoordigers uit andere gewesten vonden evenwel dat de Zeeuwen met het inmiddels overeengekomen amalgama al genoeg hadden binnenge haald en spraken over plukken van de nationale schatkist waarvoor men zich zou moeten schamen. De Brabander Krieger, afkomstig uit Grave en een politieke weer haan die in 1788 aldaar nog een Oranjesociëteit had opgericht, keerde zich in niet mis te verstane bewoordingen tegen het voorstel van De Beveren: 'De Zeewsche boer leeft zoo rijk, dat hij om zo te spreeken niet behoeft te werken, maar de boer uit Bataafsch Braband jaarlijks voor rijkelijk geld naar zig lokt, om onder den naam van Hannekemayer der Zeeuw zijn werk te verrigten, met een Zeeuwsche koorts na huis terug te keeren en aldaar met veele zijner Dorpsgenooten aardappelen met raapoly te eeten. En deze arme landbouwer zal ook nog den rijken Zeeuw van zijn beete broods in zweet en bloed gewonnen de dijken moeten onderhouden of, - heeft men gezegt - Zeeland zal de Constitutie nimmer aanneefnen'. Het stemgedrag van de Zeeuwse leden in de Eerste Nationale Vergadering in de cruciale kwesties van eenheid en amalgama kwam erop neer dat niemand daar tegen heeft gestemd. Alleen De Beveren en de Goes-Zwitserse radicaal Rabinel stemden echter in beide kwesties voor; De Crane stemde voor het amalgama maar was bij de stemming over de een- en ondeelbaarheid afwezig. De twee overige Zeeuwen Austen en Breekpot namen aan geen van beide stemmingen deel. Bij de stemming over het amalgama werd zelfs door een Hollandse collega genoteerd dat zij 'quasi ziek' zouden zijn. Dit mag misschen symbolisch heten voor de ambivalentie die vele Zeeuwen voelden wanneer het ging om het opgaan in een eenheidsstaat die onvermij delijk door Holland gedomineerd zou worden. De uitputtende beraadslagingen van de Eerste Nationale Vergadering resulteerden ten slotte in het zogenaamde 'Dikke boek', het ontwerp van constitutie dat in augustus 1797 in alle gewesten werd verworpen. De meerderheid waarmee dat ge beurde verschilde echter sterk van gewest tot gewest. In de Republiek als geheel waren er slechts 20,4% voorstemmers. In Zeeland was dat percentage echter meer dan het dubbele: 44%. Alleen in Groningen waren er met 46,4% nog iets meer voorstem mers. Ter vergelijking: in Holland was 25,6% voor, in Bataafs Brabant niet meer dan 10 ZEELAND IN DE BATAAFS-FRANSE TIJD 1795-1814

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 12