Kijkend naar de leeftijd valt het grote aantal jonge tot zeer jonge representanten op. Hoewel de minimumleeftijd voor deelname aan de vergaderingen 25 jaar was, werden er representanten aangetroffen van 20 en 22 jaar. De gemiddelde leeftijd bedroeg 42 jaar. Op vijf na waren alle representanten gehuwd. Tien waren directe familie van elkaar. Gelet op het vermogen kan men stellen dat de gemiddelde representant bepaald niet onbemiddeld was, met een aantal uitschieters naar boven, bijvoorbeeld De Beveren, Ennerins en Mathias Pous, die zeer bemiddeld waren en naar beneden met name de vertegenwoordigers van de plattelandsdistricten. 63 van de 94 representanten vielen met beroep of functie binnen de categorie 'maatschappelijke diensten'. Het gemiddeld opleidingsniveau was hoog, van 36 personen kon worden vastge steld dat zij aan een universiteit hadden gestudeerd, waarvan zestien rechten en acht theologie. De godsdienstige overtuiging van de representanten was overwegend her vormd, 71; opvallend is het relatief grote aantal lidmaten van de Waalse gemeente, dertien, en het eveneens relatief hoge aantal lidmaten van de Engelse gemeente en de doopsgezinden, vier en twee. Het aantal katholieken was gelet op het aandeel in de Zeeuwse bevolking van elf procent in 1810 relatief laag met vier. Homines novi? Deze door Leo Hollestelle ten behoeve van de inleiding op het Zeeuwse deel van het homines novi onderzoek verzamelde gegevens zijn met gemak verder uit te breiden. Voor een beeld van de vertegenwoordigers die in 1795 de vergadering van de Provi sionele Representanten hebben bezocht lijkt het mij voldoende. Wij komen nu terug op de eerder gestelde vraag. Waren de homines novi, de nieuwe vertegenwoordigers, daadwerkelijk nieuw of betrof het hier meer een kosme- tische verandering, waarbij de zittende statenleden, omgetoverd tot representant en aangesproken als burger, hun plaats in het nieuwe gewestelijk college van Provisio nele Representanten behielden. Puur cijfermatig gesproken is er veel te zeggen voor het laatste. Niet alleen Leo Hollestelle in zijn inleiding, maar ook tijdgenoten uit 1795 vroegen zich af wat nu eigenlijk het revolutionaire in de omwenteling was.6 Voor Zeeland gaat in ieder geval de term Bataafse revolutie niet op en zelfs de term omwenteling doet meer vermoeden dan er daadwerkelijk is gebeurd, in feite kan ik volledig instemmen met Hollestelle waar hij in zijn eindconclusie spreekt van een 'fundamentele reorganisatie van het bestuur'.7 Dit wil niet zeggen dat er niets wezenlijks gebeurd is in Zeeland in 1795. De eerdergenoemde Waalse predikant en patriotse voortrekker Appelius, schrijft in 1801 niet zonder trots dat dank zij de omwenteling een ingrijpende herverdeling van macht had plaatsgevonden." Daar waar voorheen de zes stemheb bende steden en de vertegenwoordiger van de eerste edele de lakens in Zeeland uit deelden, was er door de omwenteling een eerlijker verdeling gekomen, met een dui delijke numeriek vastgelegde vertegenwoordiging van het platteland. Ook gods dienstige beletselen of een te geringe welstand vormden geen beletsel meer om als vertegenwoordiger in de gewestelijke staten toegelaten te worden. 20 ZEELAND IN DE BATAAFS-FRANSE TUD 1795-1814

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 22