baar waren. De keizer reageerde dan ook kordaat. Het eiland Walcheren werd, tegen
de wil van zijn bewoners en van Lodewijk-Napoleon in, losgemaakt van het Konink
rijk Holland. Het gehele eiland, Vlissingen inbegrepen, werd nu een apart arrondis
sement van het Scheldedepartement. Du Bosch, de man uit Watervliet, werd benoemd
tot onderprefect in Middelburg en ging reeds op 1 februari 1810 aan de slag. Hij had
af te rekenen met een negatief ingestelde bevolking, met een wantrouwige militaire
bevelhebberen met een onwillig ambtenarenkorps. Hij was bijgevolg verplicht met de
nodige omzichtigheid te werk te gaan. Dit deed burgemeester Schorer van Middel
burg besluiten: 'Die zich bij hem weet te insinueeren kan zijn naad naaien'.'
Niet alleen de staatkundige ommekeer in het Noorden en het steeds latente verzet
ertegen, kon eventueel stimulerend werken voor het gevoel van zelfstandigheid in
Zeeuwsch-Vlaanderen. Andere elementen droegen daar eveneens toe bij. Vanuit de
Zuidelijke Nederlanden werden immers vanaf het begin talrijke initiatieven genomen
om de sociaal-economische banden met Zeeuwsch-Vlaanderen nauwer aan te halen.
Vanuit Zeeuws standpunt gezien zou ook kunnen worden gezegd: de inwoners van de
Zuidelijke Nederlanden, vanaf 1830 Belgen genoemd, waren niet wars van econo
misch imperialisme. Er zijn talrijke voorbeelden daarvan te noemen. De ontginningen
van nieuwe gronden in Zeeuwsch-Vlaanderen door grote financiële groepen, met
kapitaal van de Gentse, Antwerpse en Brusselse burgerij en de bijna onvermijdelijke
fraude die zo vaak gepaard gaat bij de exploitatie van immobiliën"; de massale
toewijzing van gronden aan eigenaars van niet-Zeeuwsche, vooral Belgische en
Noord-Franse origine (met vooral generaal Vandamme uit het Noordfranse Cassel als
meest bekende voorbeeld)"; de diverse pogingen om Brugge met de zee te verbinden
via een kanaal naar Breskens en de effectieve start van de werken10. Heel recent
onderzoek wees ook uit dat, zeker in de eerste jaren van de Franse Tijd, Zeeuwsch-
Vlaanderen een grote aantrekkingskracht had op het surplus van arbeidskrachten uit
het Leiedepartement, het huidige West-Vlaanderen. De grote migratiegolven van
seizoenarbeiders vanuit West-Vlaanderen naar Frankrijk gedurende grote gedeelten
van de negentiende en de twintigste eeuw, kenden dus blijkbaar voorlopers naar
Zeeuwsch-Vlaanderen een halve eeuw eerder." Bovendien was vanaf 1795 de admi
nistratie niet alleen op de Franse leest geschoeid, ook de personeelsbezetting was
grondig gewijzigd. De beweging in het Noorden, waarbij vanaf 1810 vooral Belgen
op invloedrijke plaatsen werden benoemd (zij waren immers geen echte Fransen en
dus misschien meer aanvaardbaar en ze kenden bovendien Nederlands) - de zoge
noemde 'migration-Beyts' -, had zich reeds vanaf 1795 in Zeeuwsch-Vlaanderen
voorgedaan. Of al deze gegevens in de Franse tijd zelf reeds tot een anti-Frans gevoel
aanleiding gaven is niet zo eenduidig te bepalen: de Napoleontische censuur liet
immers niet de ventilatie toe van zelfstandige politieke ideeën.
Feit is in elk geval dat Zeeuwsch-Vlaanderen zich in 1814 onmiddellijk als onder
deel van de Noordelijke Nederlanden gedroeg. We zien dat Du Bosch heel lang in
Middelburg blijft. Terwijl het Noorden formeel zijn onafhankelijkheid reeds herwint
in december 1813 is Walcheren nog in Franse handen in april 1814. Ook na de val
van Napoleon wil Du Bosch het Frans gezag erkend zien en op 17 april maakt hij de
aanspraken van de Bourbons op Walcheren nog bekend. Zelfs nog op 3 mei 1814
maande hij zijn ambtenaren aan de Franse wetgeving te doen respecteren, eventueel
met behulp van Franse troepen. Pas op 5 mei 1814 stak Du Bosch de Westerschelde
over en één dag later verlieten de laatste Franse troepen de streek. Dit alles kon
28
ZEELAND IX DE BATAAFS-FRANSE TUD 1795-1814