het hele I opvroeg, met welk doel en met welk resultaat. In 1795 en 1796 bijvoor beeld gir.vn er verzoeken uit om een opgave van noodlijdenden als gevolg van oorlogshak lingen, om een opgave van Bataven die in aanmerking komen voor over- heidssteu >mdat ze in 1787 moesten vluchten, om een opgave van de gebreken in militaire t angenissen, van aantallen paarden bestemd voor de Franse legers, van het aantal lec i van de verschillende kerkgenootschappen, om gegevens over de runder pest en natuurlijk de eerste volkstelling. In de database worden niet alleen de informati xessen, met bijzonderheden over de informatieleveranciers, geregi streerd, n vooral ook de structuur van de gegevens. Dat is voor de onderzoeker essentieel mmers een aanduiding 'de Volkstelling van 1807/1808' zegt op zichzelf nog niets er de rijkdom aan gegevens die daarbij werden verzameld: over het aantal gehuwde i ongehuwde personen, met of zonder kinderen en met of zonder werk- en dienstbod.; het beroep, het bezit van vee, het oppervlak bouw- en weiland, belas tingen en huur.24 Het '-project beoogt ook om de informatieprocessen dwars door de overheids lagen he te reconstrueren. Die processen starten vaak bij de centrale overheid die, via de ge .stelijke/departementale overheid, op lokaal niveau informatie inwint. Die informal' raat dan vanuit de gemeenten naar het gewestelijke/departementaleniveau, waar son de gegevens worden geaggregeerd tot een gewestelijke of departementale statistic vms de lokale gegevens eenvoudigweg gebundeld worden om verstuurd te worden r Den Haag. Daar kunnen we dus aantreffen geaggregeerde gegevens of de origin: lokale informatie. Zo vindt u de door de Agent van Nationale Opvoeding in 1799 .vraagde opgaven van het lokale schoolwezen allemaal in Den Haag: ook die var. jtekerke, Bruinisse, Zonnemaire en vele andere plaatsen.2'' De .'ctmedewerkster Astrid Verheusen maakte op mijn verzoek een statistiek, waaruit jkt dat van de 298 tot nu toe ontdekte informatieverwervingsprocessen 1795-1 veertien procent begon in 1795, 1796 of 1797. In de drie daarop volgende jaren v bbelde het aantal enquêtes, 25% van alle informatieverwervingsprocessen viel in aren 1798, 1799 en 1800. Maar dat is nog niets vergeleken met de jaren 1811 en '12 die samen goed zijn voor 41% van alle tot nu toe ontdekte informatie- verwer sprocessen. Ik moet eraan toevoegen dat de periode 1801-1810 in het ING-pr t nog niet echt goed onderzocht is en dat uit de periode 1798-1800 alleen de arc! n van de agentschappen van Nationale Opvoeding en Nationale Oecono- mie syv matisch zijn doorgenomen. Maar ook bij de huidige stand vallen de verschil- iute cijfers op: 42 enquêtes in 1795, 1796, 1797, 75 in de driejaren 1798, 1799 en 1801 en 123 in 1811 en 1812. Op deze plaats moet ik er, ten overvloede, aan her: ineren dat de periode 1795-1813 natuurlijk niet als eenheid moet worden bescho. J Naar de politieke breukpunten kan men de periode verdelen in zeven subper den-*: januari 1795 tot 1 maart 1796; 1 maart 1796 tot januari 1798; daarna de per n van het Uitvoerend Bewind, het Staatsbewind, de Raadpensionaris, het Holland en de inlijving bij Frankrijk. Bij ieder onderzoek in de Bataafs- 1 ranse tijd moet een van de vragen steeds zijn: zijn deze nationale politieke breukp en ook van invloed geweest op het specifieke terrein waarmee de onder zoeker zich bezighoudt. Wa: de informatieverwerving betreft zijn er tussen die perioden niet alleen kwanti f verschillen, ook kwalitatieve. De stand van het ING-project laat nog geen definitieve conclusies toe. Maar de beschikbare gegevens en die uit Gelderland2' 17RMEI il /.VG VA* DE OVERHEIDSADMINISTRATIE 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 45