Hoe is dit verschil in de houding jegens godsdienst in de verschillende revoluties
aan het einde van de achttiende eeuw te verklaren? Meestal wordt daarvoor terug
gegrepen op een verondersteld verschil tussen protestantisme en katholicisme. Het
protestantisme, met zijn nadruk op het persoonlijk geweten, zou moderner en indivi
dual istischer zijn en daardoor beter in staat zich aan te passen aan de moderne tijd.
Anders dan het autoritaire en hiërarchische katholicisme zou het de vrijheid bevor
deren. Dergelijke redeneringen werden door tijdgenoten al gebruikt. Jodocus Heringa
legde in 1795 in een Leerrede over het betamend gebruik der vrijheid uit dat 'de
zelfde macht, die de Tijrannen op hunne waggelende Troonen ondersteunt, ook de
vermolmden stoel van den oude Man te Rome nog [zoekt] te schragen'.9 Als histo
rische argumentatie schiet een dergelijke essentialistische verklaring tekort. Er is geen
wezen van het protestantisme. Het begrip is altijd een strijdmiddel in moderne
discussies tussen protestanten onderling. Individualisme en persoonlijke vrijheid
waren geen waarden van de publieke kerk van de Republiek. Zij verbeeldde de poli
tieke gemeenschap juist als een geheel van hiërarchische ordeningen.
Voor de vraag naar de verhouding van godsdienst en nationalisme is het vrucht
baarder aan te sluiten bij het recente onderzoek naar de Franse revolutie. Daarin
overheersen niet langer sociaal-economische, maar politiek-culturele interpretaties. De
revolutie wordt niet meer gezien als de triomf van de bourgeoisie, maar als de vol
tooiing van het project van het absolutistisch koningschap, dat streefde naar de
onderwerping van de corporatistische samenleving van het ancien régime. De breuk
die de Revolutie in de Franse geschiedenis betekent, wordt niet langer gevonden in
wat ze teweeg bracht, maar in haar karakter als politieke gebeurtenis, in haar uit
vinding van de moderne politiek. De aandacht van het onderzoek is verschoven naar
de analyse van het revolutionaire vertoog en zijn opkomst. Twee factoren worden
beklemtoond: het beeld van ongelimiteerde macht dat het absolutistisch koningschap
van zichzelf verspreidde en zijn praktijk van uitschakeling van de bestaande organen
van de maatschappij, waardoor een vacuüm ontstond dat gevuld kon worden door de
meningsvorming van intellectuelen en journalisten. Beide factoren waren voorwaarden
voor de plotselinge uitbarsting van de voorstelling dat de politiek het hele maat
schappelijke en persoonlijke leven kon transformeren, een voorstelling waarin het
wezen van de Revolutie bestond.10
Inhoudelijk is een dergelijke analyse niet van toepassing op de Republiek. De Re
publiek. geboren uit een rebellie tegen een absolutistische politiek, kende geen
bureaucratisch centrum dat streefde naar onderwerping van de maatschappij. In de
Republiek werd macht bovendien niet gevierd. Daar bestond niets dat leek op de
Franse verheerlijking van een absoluut gezag zonder grenzen. Dat neemt niet weg dat
dit soort vragen ook vruchtbaar gesteld kan worden aan de patriotse beweging. Wan
neer men die vooral ziet als een politieke gebeurtenis met een revolutionair karakter
omdat ze wat politiek is op een nieuwe manier definieerde en daardoor ook op een
nieuwe manier kon bedrijven, kan men de vraag stellen welke politiek-culturele ont
wikkelingen in de achttiende-eeuwse Republiek de nieuwe definitie mogelijk maakten
of beïnvloedden. Het ligt dan voor de hand om te kijken naar de manieren waarop in
de Republiek heerschappij en gemeenschap in woord en handeling werden verbeeld.
Secundaire literatuur die op dit onderwerp betrekking heeft reproduceert de voor
stelling van een tegenstelling tussen traditionele vormen van godsdienst en modem
nationalisme. Studies over de nieuwe vormen van nationale sociabiliteit en cultuur in
50
ZEELAND IN DE BATAAFS-FR.4NSE TIJD 1795-1814