stelling dat orthodoxe predikanten van de publieke kerk oranjegezind waren, terwijl heterodoxe predikanten en dissenters het patriotse standpunt aanhingen.36 Van den Berg, Van Sluis en Schutte zijn erin geslaagd aan te tonen dat het allemaal veel ingewikkelder was. Dat is zeker juist. Het is ook van belang er op te wijzen dat de politisering die plaats vond tijdens de patriotse revolutie de nieuwe voorstelling van het deugdzame vaderland als morele gemeenschap vooronderstelde en dat beide kam pen dit nieuwe beeld deelden.37 Ik ben er niet in geslaagd een radicale verwerping van die moderne voorstelling te vinden. Zelfs een predikant als Theodoor van der Groe, een extremist die speelde met de pretentie eigen goddelijke openbaringen te ontvangen, en die in de negentiende eeuw gecanoniseerd werd als afsluiting van de Nadere Reformatie, blijkt in zijn biddagspre- ken in feite de nieuwe opvatting te onderschrijven. Van der Groe voorspelt in zijn biddagspreken de Republiek de ondergang. Vroomheid is vrijwel geweken, omdat wie zich voor vroom uitgeeft altijd in feite een huichelaar is. Van der Groe komt tot dit oordeel door het probleem van de authenticiteit dat het gevolg is van de lokalisering van godsdienst in een innerlijk te radicaliseren. Er zijn nog slechts enkele, kleine restjes van de plichtenspiegels voor wereldlijke en kerkelijke overheden in zijn bid dagspreken. Hij gaat vooral in op de toestand van de vromen, die altijd worden voorgesteld als een door de hele Republiek verspreide groep individuen. Werkelijk vroom is slechts hij die het oordeel uitspreekt dat alle vromen huichelaars zijn.3* Maar ook bij Van der Groe is godsdienst slechts aanwezig in het innerlijk van een nationale gemeenschap van individuele vromen. De redenen waarom de nieuwe voorstelling van het vaderland als morele gemeen schap aanvaard werd lagen binnen de eigen ontwikkelingen van de verschillende reli gieuze groepen in de Republiek. De bijzondere manier waarop in Nederland de voor stelling van een vaderland van morele burgers gestalte kreeg is, lijkt mij, uiteindelijk vooral te verbinden met het karakter van het staatsvormingsproces binnen de Repu bliek. Het feit dat het nieuwe ideaal het eerst verwoord werd in de biddagsbrieven van de overheid is daarvoor de belangrijkste aanwijzing. De politieke cultuur van de Republiek, met zijn brede consultatie van bij het bestuur betrokkenen en gedecentrali seerde machtsvorming bereidde de voorstelling voor van het vaderland als een ge meenschap die zijn leden niet beveelt, maar op moraliserende wijze benadert. Anders dan in Frankrijk, waar tijdens het ancien régime de macht het beeld van zichzelf ontwierp van het bevel dat geen tegenspraak duldt, was in de Republiek macht altijd al voorgesteld als morele invloed en overtuigingskracht. Deze verschillen zouden doorwerken in de verschillende manier waarop het in beide landen de moderne voor stelling van het vaderland en de natie als een morele gemeenschap van individuen ontwikkeld werd. De Franse Republiek streefde naar een nieuwe schepping van de samenleving en haar burgers, de Bataafse Republiek naar hun vervolmaking. Noten 1 Dit artikel berust op een bijdrage aan de door Niek van Sas bijeengeroepen begripshistorische werkgroep 'Vaderland'. Een uitgebreidere versie is verschenen in mijn Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland 1570-1990 (Amsterdam 1996) [Bert Bakker], 2. E. Gellner, Nations and Nationalism (Oxford 1983) 77. 142; B. Anderson. Imagined Communities. Reflections on the Origin and Spread of Nationalism (rev. ext. ed.; London 1991) 18vv; E.J. Hobsbawm. Nations and Nationalism since 1780. Programme. Myth. Reality (rev. ed.; Cambridge 1992) schenkt meer aandacht aan de dubbelzinnige verhouding tussen nationalisme en godsdienst. RELIGIE. KERKENSTAAT 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 59