wereldvrede die nabij was voor alle volkeren
van Europa. Hij sprak over verbroedering van
de hele mensheid en over het nieuwe licht dat
in de nacht ontstoken was. Hij hield zich
rijkelijk in het vage zodat iedereen zijn eigen
uitleg aan zijn woorden kon geven, al naar
gelang zijn gezindheid. Voor mijn vader
waren de bedoelingen van de pastoor maar al
te duidelijk, Of het nu kwam omdat mijn
vader als eerste zijn offer aan de bezettende
macht had moeten brengen in de vorm van
zijn school die nu een kazerne was, of omdat
hij als voorzitter van het Oranjecomité en als
correspondent van de gewestelijke krant altijd
al een duidelijke politieke kleur had bekend,
voor hem ontpopte de pastoor zich als een
gevaarlijk man, een overloper naar het kamp
van de vijand, een mogelijke verrader.
Tijdens de preek zat mijn vader geërgerd in
de partituur van de Mis sa Solemnis van Perosi
te bladeren en hij wisselde blikken van
verstandhouding met de organist, een baardige
Joodse patriot met een Franse naam wiens
voorvaderen al de Spaanse Furie in
Antwerpen in de zestiende eeuw ontvlucht
waren. Als het geen hoogfeest van Kerstmis
was geweest, maar een gewone zondag, had
mijn vader ongetwijfeld toegestaan dat de
bassen en tenoren de lange preektijd hadden
stukgeslagen met een stevig potje kaarten.
Een kaartje leggen was het gebruikelijke
privilege van de koorzangers om de lange
preken die door de galmtoon op het koor toch
slecht verstaanbaar waren, door te komen.
Maar tijdens deze kerstpreek waarin de
woorden van de pastoor plotseling een
betekenis kregen die echt op iets uit het
werkelijke leven kon slaan, durfde niemand
de klanken die plechtig nagalmden in de
gotische nissen van het witgekalkte gebouw,
te misbruiken om het zachte vloeken, schelden
en grinniken waarmee het kaartspel gepaard
ging, te overstemmen.
In de kerstnacht van 1942 zaten we zonder
organist. Mijn vader speelde zelf op het orgel
en vanaf de orgelbank dirigeerde hij weer een
Missa Solemnis van Perosi. Met heftige
bewegingen van zijn lichaam en korte felle
rukken van zijn hoofd, met de mimiek van
een volkstheater-acteur hield hij bassen,
tenoren, sopranen en alten in de pas. Af en
toe schoten zijn ogen vuur als de tenoren in
de warwinkel van kruisen en mollen de weg
kwijt raakten. Na de nachtmis zei hij tegen
mijn moeder dat hij op het punt had gestaan
om tijdens een valse inval van de tenoren bij
het Sancliis de orgelklep dicht te smijten en
van bovenaf de kerk in te roepen, dat je geen
kerstfeest kon vieren als de organist in een
concentratiekamp zat. Maar de gedachte dat
hij daarmee het leven van de organist in
gevaar kon brengen, had Item weerhouden.
Eerst na de bevrijding hoorde ik dat mijn
vader de organist met zijn gezin bij bevriende
boeren had laten onderduiken.
Natuurlijk preekte de pastoor weer over de
vrede en over de velen die huis en haard
hadden verlaten en in den vreemde het
kerstfeest vierden. Het Jezuskind van de
kerstnacht zou zijn kleine kudde beschermen.
De verkleumde gelovigen zaten gelaten te
luisteren. Ze verwarmden zich met stoven
tegen de vrieskou. De meesten hadden
zwartgeverfde klompen aan tegen koude
voeten. Af en toe viel er een klomp met dof
gebonk op de plavuizen. Soms begon iemand
onbedaarlijk te hoesten. Toen de pastoor met
verheffing van stem zei dat eenmaal de vrede
als de zon in het oosten zou opgaan, begon
mijn vader te hoesten. Het werkte zo
aanstekelijk op het koor dat alle zangers
meerstemmig gingen meehoesten. Het werd
pas weer stil toen de pastoor zijn hoge kansel
was afgedaald.
De relatie met de pastoor werd steeds koeler
en afstandelijker. Toch bleef de pastoor
geloven in de onoverwinnelijkheid van zijn
Duitse vrienden. Het was geen geheim in het
dorp dat de commandant en zijn officieren tot
de geregelde gasten op de pastorie behoorden.
Pas in de loop van '43, toen het duidelijk
werd dat de strijders tegen het goddeloze
communisme de gunst van God aan het
verliezen waren, leek er een kentering te
komen in de opvattingen van de dorpsherder.
De bezettende macht werd grimmiger, zijn
aanwezigheid voelbaarder. Bij de boeren
vorderden de Duitsers paarden en voedsel.
Voor een nieuwe behuizing van de
Ortskommandant eisten zij zelfs de pastorie
op als de grootste behuizing van het dorp. De
meningen over de rol van de pastoor daarin
waren verdeeld. Sommigen zeiden dat hij zijn
huis had gegeven om goede vriendjes met de
bezetter te blijven. Anderen beweerden dat hij
zeker geen echte vriend van de Duitsers was,
8