ONZE MAALTIJD DOOR DE EEUWEN HEEN
M.A. Geuze
Jozien Jobse-van Putten schreef een studie over de eetgewoonten in ons land, getiteld Eenvoudig
maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland. In het hier
volgende artikel dat aanvankelijk bedoeld was als een bespreking van dit voor velen zeer
interessante boek, kon ik niet nalaten een gedeelte van de inhoud weer te geven, toegespitst op
Zeeuwse gebruiken. Degenen die het ontzien een werk van 573 bladzijden in zijn geheel door te
nemen, krijgen op deze wijze toch een indruk hoe en wat er in onze gewesten sinds 1300 zo al
genuttigd werd.
Tegenwoordig kan men niet meer spreken van
een standaardeetpatroon in Nederland. De
voedingsgewoonten zijn in onze sterk
veranderende maatschappij duidelijk op drift.
Slechts enkele decennia geleden kwam het
dagelijks eten en drinken bij de doorsnee
burgerij meestal neer op: ontbijt, in de loop
van de voormiddag koffie of melk,
middagmaal (warm of koud naar gelang de
omstandigheden), in de loop van de middag
thee, avondmaaltijd (warm of koud) en 's
avonds koffie, thee, melk en/of fruit. In veel
huishoudens wordt wellicht nog hetzelfde
patroon gevolgd, maar door allerlei
veranderingen zijn afwijkingen hiervan
normaal geworden.
Lange tijd bestond er slechts belangstelling
voor onze voedingsgewoonten uit hoofde van
gezondheidsaspecten; moderne
wetenschappers zijn nu gaan inzien dat
'voeding' cultuurhistorisch grote betekenis
heeft. Vroeger hield men zich vooral bezig
met de eet- en drinkgewoonten in 'hogere"
kringen. Daarnaast wist men dat door de
eeuwen heen 'potspijzen' het karakteristieke
hoofdgerecht van de gewone man hadden
gevormd, maar echt inzicht in de dagelijkse
maaltijden van vooral de minder welgestelden
- zowel in de steden als op het platteland -
bestond zeer onvolledig en gebrekkig. Jozien
Jobse-van Putten heeft een serieuze bijdrage
geleverd aan de invulling van de leemten op
dit gebied met haar lijvige studie Eenvoudig
maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de
dagelijkse maaltijd in Nederland. Dat de
vrouw verantwoordelijk was voor de
dagelijkse maaltijd, is volgens de auteur de
reden dat het punt voeding door de
cultuurwetenschappers werd verwaarloosd: de
achtergestelde positie van de vrouw kwam tot
uiting in het vroegere wetenschappelijk
denken. Verder merkt de schrijfster op:
'Interessant is niet alleen wat men in een
bepaalde periode gewoon is te eten, hoe dit is
toebereid, wanneer, waar, met wie en hoe
men eet, maar ook hoe er over gedacht wordt,
alsmede waarom men juist op deze, en niet op
een andere manier denkt en handelt.' Vragen
naar samenhang en structuur, naar
weerkerende patronen (op bijvoorbeeld dag-,
seizoen- of jaarbasis) in de loop der eeuwen,
optredend per groep of regio, komen dan naar
voren. 'In de maaltijd,' aldus de auteur,
'komt alles samen: de basisprodukten, de
bereidingswijze, de combinatie en de
opeenvolging van de gerechten, de
tafelschikking, de tafelgenoten, het
voedingsgedrag en het denken over eten. Ergo
kan de maaltijd in alle tijden, overal ter
wereld en in elke cultuur als culminatiepunt
voor de hele voeding worden beschouwd.'
Opbouw in drie delen
De studie omvat drie delen. Het eerste deel is
gewijd aan de theorie en de onderzoeksopzet,
met daarbij een hoofdstuk 'Literatuur
verkenning' gevolgd door een dito 'Materiaal
en doelstelling van het onderzoek'. Bij dit
materiaal hebben schriftelijke enquêtes (met
name volkskundelijst nummer 45 uit 1976)
van het P.J. Meertens-Instituut als belangrijke
bron voor de periode 1900-1940 gefungeerd.
Weliswaar kenden deze lijsten geen
probleemstelling, maar er werd een
overweldigende hoeveelheid detailinformatie
verkregen, die vanuit de literatuur tot
stellingen kon worden gepromoveerd. Wat het
verleden betreft is uitgebreid gebruik gemaakt
van, met enige frequentie voorkomende
spijslijsten in de literatuur, van charitatieve
instellingen en andere overzichten.
De schrijfster gaat niet voorbij aan de
interpretatieproblemen die een dergelijke bron
van onderzoek oplevert, noch aan het feit dat
11