Tabel 3: Provinciale achtergrond van
de gezinnen
in Zeeland Township,
1850 en I860
1850
1860
Drenthe
37
17,7
40
13,0
Friesland
35
16,7
54
17,6
Gelderland
11
5,2
15
4,9
Groningen
9
4,3
11
3,6
Noord-Brabant
-
-
2
0,7
Noord-Holland
3
1,4
5
1,6
Overijssel
9
4,3
22
7,2
Utrecht
3
1,4
3
1,0
Zeeland
50
23,9
67
21,8
Zuid-Holland
18
8,6
32
10,4
Niet-Ned.
3
1,4
7
2,2
Onbekend
31
14,8
49
16,0
Totaal
209
99,7
307
100
Bron: Zie tabel 1
de Friezen in het noordoostelijk deel en de Drenthen op de zuidgrens. De beroepen
verraden een beginnende landbouwgemeenschap: 125 gezinshoofden waren boer, 50
arbeider. Negen mannen waren timmerman en maar acht mannen hadden een beroep
buiten de landbouw: twee predikanten, twee onderwijzers, drie handelaren en de
enige luxe, een hotelhouder.
Het eerste volledige overzicht van Zeeland Township dateert van 12 juli 1860.
toen de volksteller langs de deuren ging. Hij begon in de zuidoostelijke hoek, waar
de Drenthen en Staphorsters woonden, liep naar het westen, richting Holland, en ver
volgens naar het midden, waar enkele Zuidhollandse gezinnen woonden, en het
noordoosten, waar hij tussen Friezen en Gelderlanders terecht kwam, om in de dorps
kom in het westen tussen de Zeeuwen te eindigen.24
Vergeleken met de tien jaar daarvoor was de geografische verscheidenheid toege
nomen (tabel 3). De Zeeuwen waren nog steeds het talrijkst, maar het aantal Friezen
nam toe. De immigratie vanuit Drenthe stokte, maar meer Overijsselaars (vooral uit
Staphorst) kwamen binnen. Ook de Zuid-Hollanders, vooral van de eilanden, maak
ten een aanzienlijk deel van de bevolking uit.
De beroepsverdeling in 1860 onthult dat de gemeenschap een gunstige ontwikke
ling had doorgemaakt. Waar in 1850 nog bijna 30 procent als arbeider te boek stond
en 70 procent als boer, verminderde het aandeel van de arbeiders tot 5 procent van
alle agrariërs.25 Aangezien de meeste immigranten in gezinsverband kwamen en er
veel kinderen geboren werden, waren er steeds voldoende arbeidskrachten voorhan
den. In een decennium waren veel gezinnen economisch zelfstandig geworden. Dat
de pioniersdagen voorbij waren blijkt ook uit het verdwijnen van timmerman als zelf
standig beroep. In 1860 waren er nog maar twee over.
42
ZEEUWSE EMIGRATIE NAAR AMERIKA 1840-1920