schommelde dus tussen de 35 procent (Zeeuws-Vlaanderen) en de 59 procent (Schouwen).19 Van de emigranten uit zowel Tholen als Midden Zeeuws-Vlaanderen was 30 procent vrouw (en 5 respectievelijk 16 procent van de alleengaanden) en voor Walcheren was het 36 procent, maar van de alleenstaanden was slechts één op de vijf een vrouw.20 Het overschot aan mannelijke emigranten en de vele alleenstaanden wijst ook op arbeidsmigratie, al zijn die conclusies niet zo hard. De term alleenstaand is wel juist om de vrijgezelle status aan te duiden, maar zegt niets over het gezelschap waarin deze ongetrouwden reisden. Vaak vertrokken ze in gezelschap van vrienden of familie. De individuele levensgeschiedenissen die in de volgende artikelen zijn opgediept onthullen dat de meesten niet op goed geluk naar Amerika vertrokken. Het gegeven dat 83 procent van de emigranten uit Midden Zeeuws-Vlaanderen een specifieke staat of stad aangaf en 73 procent van de Thoolse/St.-Philipslandse emigranten en 66 procent van de Walcherse, duidt erop dat de bestemming bekend was. Uit deze gegevens blijkt hoezeer 'Amerika' een verlengstuk geworden was van de plaatselijke economie. Conclusies De resultaten van de regionale studies die volgen laten zich het best samenvatten in tien stellingen: 1. Het is beter om over 'emigratie uit Zeeland' te spreken dan over 'Zeeuwse emigratie'. Een rooms-katholieke emigrant uit Westdorpe had niet zoveel gemeenschappelijks met een mosselvisser uit Yerseke. Regionale patronen tonen beter aan hoe de keus voor emigratie paste in de alternatieven. Wel karakteristiek is dat de Zeeuwen in een vroeg stadium stevig voet aan de grond kregen in Amerika en daardoor een keuze aan 'aanlegsteigers' konden bieden. 2. Onderzoek naar emigratie uit andere delen van Nederland over dezelfde periode bevestigt de gemeenschappelijke patronen. In de Friese Bouwhoek werd de drempel om te emigreren steeds lager omdat de economie eenzijdiger en dus kwetsbaarder werd. Een vergelijkbaar patroon van hechte netwerken leidde tot voorspelbare plaatsen van vestiging. Ook voor Noord-Brabant geldt een overgang naar een meer individuele vorm, de vrijgezellen kwamen vooral uit de kleinere plattelandssteden en niet uit de echte industriële centra. Ook in dat opzicht liep Zeeland in de pas.21 3. In vergelijking met andere bestemmingen, zoals Canada, Zuid-Afrika, Australië, Nederlands- Indië, bleef Amerika favoriet bij de Zeeuwen. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen kozen slechts 3 gezinnen voor een andere bestemming dan Noord-Amerika. Van Schouwen vertrokken 51 emigranten naar andere bestemmingen, waarvan de helft Zuid-Afrika koos en een derde Canada. Op Tholen was vooral België populair na 1920. Van Walcheren waren hierover geen gegevens verzameld. 4. Meer dan drievijfde van de emigranten van Walcheren had een verhuizing achter de rug voordat ze de oversteek naar Amerika maakten. Vooral de stadsbewoners kwamen oorspronkelijk van elders. Bovendien blijkt een deel van de emigranten al eerder een emigratie achter de rug te hebben, meestal naar Zuid-Afrika. 5. Veel informatie over vooruitbetaalde tickets is niet bekend, maar aangenomen mag worden dat familieleden uit Amerika financieel bijdroegen aan de overtocht van verwanten. Een rapport over arbeiders in Zeeuws-Vlaanderen meldt zelfs expliciet: 'Bloedverwanten in Amerika zenden dikwijls geld over voor betaling voor een deel der reiskosten.'22 6. De periode is wat kort om nauwkeurig te analyseren hoe economische schommelingen in Amerika de emigratiestroom beïnvloedden. Wel is duidelijk (bijv. in Walcheren) dat de financiële crisis van 1907 doorwerkte in een verminderd aantal emigranten in het jaar daarop, maar dat verschil werd snel weer ingehaald, waarschijnlijk werd het vertrek een tijd uitgesteld. 7. Alle vier auteurs hebben gevallen opgediept over de pendelaars of spijtoptanten. De studie over 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2002 | | pagina 16