Oorzaken voor vertrek De meeste emigranten die een beroep opgaven waren afkomstig uit de landbouwsector, namelijk 12 zelfstandigen en 59 landarbeiders. Daarnaast waren er 17 personen die ongeschoold werk deden, zoals werkman of arbeider. Deze konden natuurlijk ook heel goed werkzaam geweest zijn in de landbouw. Als we de situatie in de landbouw rond 1900 in ogenschouw nemen, zien we dat de moderniseringsprocessen die al in de 19de eeuw waren begonnen, een gunstige uitwerking hadden. In het zeekleigebied waren die veranderingen al eerder op gang gekomen dan in de Westhoek, waar pas rond 1900 nieuwe culturen ingevoerd werden. We zien dan ook dat er in de eerste tien jaar van de 20ste eeuw in dit gebied meer landbouwemigratie was dan elders. Maar over het algemeen was de welvaart toegenomen, zeker bij de boeren. Ook de lonen waren gestegen en arbeiders probeerden te pachten om zo hun positie te verbeteren. De economische redenen waren in deze periode dan ook zeker niet doorslaggevend, alhoewel er heel vaak 'positieverbetering' werd opgegeven en dit zal zeker meegespeeld hebben. Maar in vergelijking met de voorafgaande periode vertrokken er weinig emigranten. De oorzaken waren waarschijnlijk eerder sociologisch van aard, want het meest opvallende is, als we de emigratiepatronen op microniveau bekijken, het grote aandeel groeps- en kettingemigratie in de totale emigratie. Eerdere emigratie bracht weer nieuwe emigratie voort. Gezinnen gingen samen, alleenstaanden vertrokken in kleine groepjes, broers gingen samen of na elkaar. Ook ging er vaak een gezinshoofd of een zoon vooruit om daarna het gezin over te laten komen. Naast materiële redenen (positieverbetering) waren dan ook de immateriële redenen (eerdere emigratie, familieverbanden) minstens zo belangrijk. Groeps- en kettingemigratie Vanuit een aantal plaatsen op Schouwen-Duiveland zullen ter illustratie enkele voorbeelden van dit soort emigratie worden gegeven. Allereerst de emigratie uit Oosterland, een dorp op de zeeklei. Hiervandaan emigreerden 42 personen, bestaande uit zeven gezinnen (12 volwassenen en 26 kinderen) en vier alleenstaanden. Het jaar dat eruit springt is 1906, toen vertrokken er maar liefst 25 personen, gevolgd door zeven in 1905. Als we de verslagen van de gemeente bekijken, zien we dat de opbrengsten van de landbouwproducten in 1905 wisselende resultaten gaven en dat 1906 zelfs als een gunstig jaar werd gezien. Dus een duidelijke economische reden is niet te geven. Er vertrok geen enkele boer, misschien een aanwijzing dat het in de landbouw op de zeeklei inderdaad beter ging. Wel waren er onder de emigranten enkele veldarbeiders en een paar mensen kwamen uit de middenstand. We willen nu kijken naar mogelijke verbanden tussen deze emigranten, misschien geeft ons dat een beter beeld. Op 21-07-1900 vertrokken Jan en Neeltje Kloote, broer en zus, respectievelijk 24 en 18 jaar oud. Als beroep gaven ze arbeider en arbeidster op. Er vertrok op dezelfde datum ook nog een gezin, namelijk Comelis Jacobus Zoeter met zijn vrouw en één kind. De bestemmingen werden niet nader aangeduid. Ook komen er verschillende familienamen steeds terug, of van de emigranten zelf of van hun ouders. Of er ook daadwerkelijk familieverbanden zijn is niet in alle gevallen duidelijk. Onder de emigranten waren ook een vader en een zoon. De vader, Arij van Essendelft, geboren in 1844 en gescheiden in 1902, vertrok op 7 juni 1905 samen met zes kinderen naar Noord-Amerika. Zijn zoon Adriaan, geboren in 1874, vertrok met zijn vrouw en 7 kinderen op 13 februari 1906 naar Grand Rapids. Zijn vrouw heette Dana Scherpenisse en haar broer Adriaan, geboren in 1874, vertrok op dezelfde dag met vrouw en kind, eveneens naar Grand Rapids. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2002 | | pagina 23