zonde te hebben'.3 Ook in de vijftiger jaren van de negentiende eeuw vertrok uit het Land van Axel een groot aantal emigranten naar de nieuwe nederzetting Zeeland. Onder hen bevonden zich acht kinderen uit het gezin van Dirk Oggel uit Axel. Over een van hen, Hendrik Oggel, vermeldde de Missionary Monthly in een memorandum bij zijn overlijden in 1926 dat hij in april 1855 met zijn pleegouders Mr. en Mrs. D.C. de Pree met het zeilschip South Carolina naar Amerika toog.4 Zijn oudere broer dominee Pieter Oggel, die een jaar later vertrok, trouwde in Amerika met een dochter van emigrantenleider Albertus van Raalte en werd in 1859 predikant in de nederzetting Pella.5 Uit hun loopbaan en ook uit het leven van de eerder genoemde Frans van Driele, die jarenlang het ambt van ouderling vervulde in Grand Rapids, blijkt dat de Zeeuws-Vlaamse landverhuizers in Amerika een vooraanstaande plaats innamen. Na 1880 kwam ook de landverhuizing uit de rooms-katholieke gemeenten Koewacht, Sas van Gent, Westdorpe en Zuiddorpe op gang en wist die van de protestantse gemeenten zelfs te overtreffen. In totaal vertrokken gedurende de jaren 1839-1900 ongeveer 1000 geregistreerde emigranten uit Midden Zeeuws-Vlaanderen.6 De redenen voor vertrek waren aan het eind van de eeuw niet meer van godsdienstige aard maar waren het gevolg van de moeilijke economische omstandigheden veroorzaakt door de landbouwcrisis, die duurde van 1880 tot 1895. De rode draad in de zoektocht naar het proces van emigratie in de twintigste eeuw is de vraag: 'Wat bewoog een aantal inwoners uit Midden Zeeuws-Vlaanderen om in de periode 1900-1920 te emigreren en waarom vertrok onder vergelijkbare omstandigheden de een wel en de ander niet?' Vanwege de eigen emigratietraditie wordt een onderverdeling gemaakt in de noordelijke protestantse en zuidelijke katholieke gemeenten. Omdat de socio-economische structuur van de industriële en agrarische gemeenten verschillend is, worden de gegevens van en over de emigranten per gemeente verder uitgediept.7 Emigranten uit het Land van Axel Evenals in de negentiende eeuw ging in de periode 1900-1920 het grootste deel van de emigranten uit het Land van Axel naar de hun bekende plaatsen Grand Rapids in Michigan en Sheboygan in Wisconsin. Men wist zich er opgevangen door geloofs- en streekgenoten en indien verdere migratie geen succes was kon men op hen weer terugvallen. Uit Hoek, de agrarische plattelandsgemeente gelegen ten westen van het kanaal van Gent naar Temeuzen, vertrokken in de jaren 1906 tot 1908 tien jonge vrijgezellen. Zij waren veelal werkzaam in de havenwerken van Terneuzen of als seizoenarbeid(ster)er in de landbouw. Deze vrijgezellen vertrokken niet op eigen houtje: van een aantal onder hen kan men aan de hand van vertrekdatum en bestemming concluderen dat zij met elkaar vertrokken. Dat vrienden gezamenlijk gingen, zal vooral bij vrijgezellen een normaal verschijnsel geweest zijn. Zij zullen elkaar onderling beïnvloed hebben, maar een zekere beïnvloeding c.q. werving kan ook uitgegaan zijn van reisagenten van de diverse rederijen daar ter plekke. Het is namelijk opvallend dat in de kleine plaats Hoek drie van de acht in die tijd actieve reisagenten woonden. In de Ter Neuzensche Courant stonden regelmatig hun reisaanbiedingen voor Canada en Noord-Amerika.8 Een aantal emigranten ging meerdere keren zoals Petrus Dieleman, die op zijn eerste reis in november 1906 met Benjamin de Kraker naar Grand Rapids vertrok. Beiden kwamen spoedig weer terug, maar Petrus vertrok kort daarop weer, nu met Maarten de Feyter. Na deze keer kwam hij alleen terug. Petrus Dieleman kan tot de zogenaamde groep pendelaars gerekend worden: remigranten die reeds eerder in de Verenigde Staten vertoefd hadden en die doordat zij alleenstaand waren gemakkelijker dan gezinshoofden op conjunctuurwisselingen konden reageren.9 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2002 | | pagina 32