alleen of met oudere kinderen en achterblijvers vertrokken voor gezinshereniging. Men was familie van elkaar, bevriend of kende elkaar van het werk. Niet alleen het vertrek maar ook de vestiging werd regionaal en lokaal bepaald, want 65 emigranten gingen in die jaren naar South Bend in Indiana en 32 emigranten naar Moline in Illinois. Zij kwamen allen uit de agrarische sector en gingen naar de Verenigde Staten voor een nieuw en beter bestaan in de landbouw. Het emigratiepatroon zoals dat door de Amerikaanse historicus Robert Swierenga voor de negentiende eeuw is geconstateerd, namelijk: 'overseas emigration was overwhelmingly a folk migration of rural families seeking cheap land in the United States' leek ook voor de Westdorpenaren nog steeds te gelden.26 Koewacht was evenals Zuiddorpe en Westdorpe in die tijd een agrarische gemeente, maar de inwoners vulden hun inkomsten uit de landbouw tot de Eerste Wereldoorlog aan met vlasnijverheid. Toch moesten de jonge alleenstaanden en jonggehuwden zich eerst nog een plaatsje verwerven zoals het volgende krantenbericht uit de Ter Neuzensche Courant van 13 maart 1907 aantoont: 'In de laatste twee weken zijn weer verschillende personen uit de gemeente naar Duitsland vertrokken. Enkelen, vooral jonggehuwden, trokken naar Noord-Holland, waar ze samen gaan werken in den Haarlemmermeer of IJpolder,'s nachts bij een of anderen boer in de schuur slapen en van den winter met een aardige cent terugkomen. Als de laatsten dit een paar jaar doen, kunnen ze gewoonlijk een eigen huisje bouwen en wat meubels koopen, waarna ze niet meer wegtrekken.'27 Het bovenstaande bericht maakt voor Koewacht duidelijk, dat vrijgezellen onder andere regelmatig naar Duitsland pendelden, maar dat zij ingeschreven bleven in het bevolkingsregister.28 Het aantal jonge mensen dat de rigoureuzere oplossing koos door te vertrekken naar de Verenigde Staten bleef tot de oorlog laag. Dat het topjaar van vertrek na de Eerste Wereldoorlog lag, had waarschijnlijk te maken met een verslechtering van de vlasnijverheid in die tijd. Deze was al die jaren voorspoedig geweest en had door de toevloed van gevluchte Belgische vlassers in de oorlogsjaren tot de oprichting van vele vlasfabriekjes geleid. Na het beëindigen van de oorlog zakte de vlasnijverheid weer terug naar het oude niveau. De vissersplaats Philippine aan de Braakman (een zijarm van de Westerschelde) lag apart van de andere zuidelijke gemeenten. De bevolkingsgroei van 956 naar 1255 inwoners in de jaren 1900- 1920 toonde aan dat het goed ging met het vissersdorp.29 De mosselvissers deden goede zaken en er was volop werk. De gezinnen waren groot, vooral onder de vissers en er was weinig reden om te vertrekken. Dat er toch nog emigranten naar de Verenigde Staten gingen had waarschijnlijk te maken met de korte periode aan het eind van de negentiende eeuw, toen er problemen waren in de visserij door de verzanding van de Braakman. Na aanleg van een verbindingskanaal en een nieuwe haven waren deze problemen voorbij. De emigranten uit deze plaats die, met name in het begin van de twintigste eeuw vertrokken, waren als het ware een laat effect van die korte terugval. In december 1902 vertrok Eduwerdus Pieters (van beroep visser) en zijn vrouw met hun zes jonge kinderen met de SS Potsdam naar Paterson te New Jersey. Hun reis hadden zij geboekt bij de NASM en zij reisden 3e klasse. Augustinus Wijne, ook een visser, vertrok in maart 1903 eveneens naar Paterson.30 Deze emigranten vertrokken via Rotterdam naar de Verenigde Staten. Het merendeel van de emigranten uit de zuidelijke gemeenten reisden echter via de haven van Antwerpen, waar het vervoer o.a verzorgd werd door de Amerikaans-Belgische maatschappij de Red Star Line.31 Conclusie Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat op economisch en sociaal gebied de situatie in de periode 1900-1920 niet voor alle inwoners uit Midden Zeeuws-Vlaanderen gunstig was. Met name de landarbeiders hadden het moeilijk door de mechanisatie in de landbouw en de voorkeur van boeren voor het inzetten van goedkopere seizoenarbeiders. Zij vormden dan ook de grootste groep onder 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2002 | | pagina 36