De foto van de familie Glerum uit Yerseke, die op 11 juni 1907 de New York Times haalde. Economische ontwikkelingen De immigrantenstroom is altijd gevoelig geweest voor de economische golfbeweging in Amerika. Behoefte aan arbeidskrachten is de belangrijkste factor geweest in de aantrekkingskracht van Amerika. In de eerste periode waren dat vooral ambachtslieden, later was er grote vraag naar ongeschoolde arbeiders.2 Het aantal immigranten zakte steeds terug in de jaren van economische depressie in 1837, 1857, 1873, 1893 en 1907. De Amerikaanse onafhankelijkheid in 1776 had drie belangrijke economische gevolgen: het ontstaan van één grote interne markt, territoriale expansie en snelle industrialisatie. In de jaren 1820 en 1830 begon de transportrevolutie met de aanleg van kanalen, tolwegen en later spoorwegen, alledrie zwaar gesubsidieerd. Dit maakte een echte industrialisatiesprong mogelijk. Tegelijkertijd stroomde een groot deel van de oostelijke bevolking door naar het westen, tijdelijk gestimuleerd door de goudkoorts van 1845. Door extra vraag en verminderd aanbod van arbeid, werd arbeidskracht duur, wat de lonen hoog maakte en de immigratie deed aanzwellen in de jaren 1850. Amerikaanse reders hadden bovendien behoefte aan een retourlading voor hun schepen die Amerikaanse bulk, vooral hout, katoen en tabak naar Europa brachten. Immigranten konden die ruimte mooi vullen. Later in de eeuw raakten Europese beleggers in Amerika geïnteresseerd. Hun investeringen bestendigden de economische ontwikkeling, vooral van spoorwegen en mijnbouw. Doordat de economie steeds groeide, bleef arbeid relatief duur, zeker in vergelijking met Europa. Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) kwam de industrialisatie in een stroomversnelling door ijzererts en olievondsten, de telegraaf, transcontinentale spoorwegverbindingen en nieuw 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2002 | | pagina 5