Om acht uur 's avonds vergaderde de magistraat in het stadhuis in aanwezigheid van de militaire
commandant, vaandrig Beeckman en een tot zijn troep behorende majoor-militair over wat hen te
doen stond. Zoals in het rampjaar gebruikelijk, werd ook hier de vraag geopperd of het maar niet
beter zou zijn om de stad op een zo goed mogelijk 'accoord' over te geven, maar daar moet vooral
Beeckman zich hevig tegen verzet hebben. Met zijn betoog, waarin burgemeester Peurssens hem
volledig bijviel, wist hij de aanwezige raadsleden tot het besluit te brengen om alles in hun
vermogen te doen om de stad te verdedigen, dit ondanks de wel zeer grote overmacht waarvan
kennelijk sprake was.
De beschikbare artillerie (bestaande uit 9 kleine kanonnen, waarvan er uiteindelijk vier bleken te
werken) werd bij de oostelijke landpoort in gereedheid gebracht en één van de twee burgerwacht
compagnieën werd opgeroepen om de soldaten te assisteren. Ook de overige inwoners, waaronder
vrouwen en zelfs de in de stad wonende (pacifistische) Mennonieten werden ingeschakeld bij de
voorbereidingen.
Komend uit het zuidoosten was de vestingwal van Aardenburg alleen bereikbaar over het terrein
waar resten van de oudere, veel grotere stad gelegen waren en waarin nog restanten van de oude
verdedigingswerken lagen. Tegen twee uur 's nachts werd bij zo'n oud stuk vestingwerk, dat Kijkuit
genoemd werd, een gerucht gehoord waarop het vuur werd geopend. De vijand, die gehoopt had de
stad onvoorbereid te verrassen, lanceerde daarna verschillende stormaanvallen, die echter met grote
verliezen werden afgeslagen. Toen hij het na 'twee uur stormen' opgaf, waren er volgens een latere
brief van Beeckman al zeven of acht wagens nodig om de doden en gewonden af te voeren.
In de loop van de mooie zondagochtend die volgde, deden de Aardenburgers een uitval met het doel
enkele gebouwtjes waarin de vijand een schuilplaats gezocht had tegen de beschieting en een
bruggetje in de aanvoerweg onbruikbaar te maken, wat gedeeltelijk gelukte. Ook werd een dijkje
doorgestoken waardoor er wat meer water in de stadsgracht kon stromen.
De naar Sluis afgevaardigde tweede burgemeester kwam later op de ochtend terug met het nieuws
dat het de garnizoenscommandant, kolonel Simon Schotte, weliswaar onmogelijk gemaakt was om
vanuit die stad (met een garnizoen van negen compagnieën) versterkingen te sturen, maar dat later
op de dag een halve compagnie soldaten uit Retranchement zou arriveren.
Vignet van de vermaningvan de
doopsgezinden (Mennonieten) te Aardenburg,
nu nog een bekend monument aan de
Weststraat.
6