HET ZEEUWS HEEFT WEL DEGELIJK EEN
TOEKOMSTPERSPECTIEF
Kees Martens*
'Waar willen wij met het Zeeuws naartoe?' Dat was de laatste zin van de openingstoespraak van de
Commissaris van de Koningin drs. W.T. van Gelder op de afgelopen Dialectdag van 18 oktober
2003. Een toespraak die met een vraag eindigt, is niet erg gebruikelijk. Meestal begint men met de
vraag en in de loop van de toespraak wordt er een antwoord op gegeven. Toch was in dit geval een
vraag op het einde niet zo verwonderlijk, want de heer Van Gelder schetste in zijn toespraak 'Een
warm hart voor het Zeeuws' een aantal ontwikkelingen in de samenleving die van invloed kunnen
zijn op het dialectgebruik in de toekomst. (Zie Nehalennia afl. 142.) Aan de ene kant noemde hij
een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die het dagelijks gebruik van het Zeeuws belemmeren,
aan de andere kant een aantal ontwikkelingen die het gebruik ervan zouden kunnen bevorderen.
De vraag van de Commissaris kan niet alleen gericht zijn aan het bestuur van de Dialectvereniging
of de bezoekers van die Dialectdag. In wezen is het een vraag aan de hele bevolking van Zeeland,
want het zijn uiteindelijk zij die bepalen wat er met het Zeeuws als streektaal zal gaan gebeuren.
Ook dr. Renée van Bezooijen signaleerde tijdens de voorlaatste dialectdag in oktober 2002, in haar
lezing over een onderzoek naar de houding van dialectsprekers in Nederland en Vlaanderen
tegenover hun eigen dialect en het daadwerkelijke gebruik ervan in hun dagelijks leven, een aantal
positieve maar ook negatieve ontwikkelingen. (Zie Nehalennia afl. 139)
Nu de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek 75 jaar bestaat, is het zinvol om over de
vraag 'Waar willen we met het Zeeuws naartoe?' na te denken. Een zinvol antwoord hierop zal voor
een groot deel ook de toekomst van de vereniging bepalen.
Een eenduidig antwoord op de vraag is moeilijk te geven, omdat er een aantal verschillende, zowel
dialectondersteunende als dialectbelemmerende, ontwikkelingen te noemen zijn. Welke
ontwikkelingen in de toekomst het sterkst zullen doorwegen ten gunste van het dialectgebruik, daar
kan men nu slechts naar raden. Het antwoord op die vraag hangt ook af van een eventuele
pessimistische of optimistische toekomstvisie. De pessimisten voorspellen dat het dialect binnen
één of twee generaties uitgestorven zal zijn; de optimisten denken dat de streektaal even belangrijk
wordt als het Standaardnederlands, omdat binnen Europa het regionale en het Europese gevoel
sterker zullen worden en het nationale gevoel zal verminderen.
Al op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw voorspelden sommige
pessimisten (vaak taalpuristen) dat het dialectgebruik in Nederland binnen een of twee generaties
uitgestorven zou zijn. Momenteel leven we in het begin van de eenentwintigste eeuw, en ook al heb
ik het gevoel dat het gebruik van de streektaal weliswaar is afgenomen, toch vind ik dat de
belangstelling hiervoor in Nederland en ook in Zeeland alleen maar toegenomen is. Het grote
verschil is dat de meeste dialectsprekers nu tweetalig zijn: ze spreken hun dialect goed en ze spreken
het Standaardnederlands goed (naast eventueel Engels of een andere taal).
Onderwaardering van het Zeeuws
Om de vraag van de Commissaris van de Koningin te beantwoorden, zou men alle positieve en
negatieve relevante ontwikkelingen kunnen opsommen en tegen elkaar afwegen, maar dat lijkt mij
niet zo zinvol. Men zegt niet voor niets: 'Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst
gaat.'
Het is wellicht belangrijker na te gaan wat de meest doorslaggevende oorzaken zouden kunnen zijn
voor een verder afnemend gebruik van de streektaal, en wat wij kunnen doen om deze trend te
49