HET VERJAAGDE WATER: ROMAN of GESCHIEDENISBOEK? Kees d'Angremond De roman Het Verjaagde Water van Den Doolaard verscheen in 1947 en beleefde zeven herdrukken. Het boek werd vertaald in negen talen en uitgegeven in tien landen. Voor een Nederlandstalig boek was dat zeker kort na afloop van de Tweede Wereldoorlog een groot succes. Het boek beschrijft de droogmaking van Walcheren na de geallieerde bombardementen van oktober 1944. In binnen- en buitenland heeft het boek grote aantrekkingskracht gehad op jonge mensen die na het lezen besloten Weg- en Waterbouwkunde (nu Civiele Techniek) te gaan studeren.1'2 Het was wel bekend dat het een sleutelroman betrof, waarbij een zekere gelijkenis bestond tussen de personages in de roman en personen in de werkelijkheid. Nadere analyse heeft uitgewezen dat niet alleen veel personages heel realistisch zijn getekend, doch dat ook de beschrijving van de technische gebeurtenissen heel accuraat is. Zelfs de spanningen tussen spelers en groepen van spelers in het boek zijn heel getrouw weergegeven. Daarmee wordt het beeld over Den Doolaard bevestigd: misschien niet Nederlands grootste romanschrijver, maar wel een zeer scherp waarnemer en analyticus. Deze eigenschappen maken ook zijn boeken over de Balkan en over de opkomst van het nationaal-socialisme in Europa tot documenten met een blijvende historische betekenis. Om dit gegeven nader uit te werken voor Het Verjaagde Water is enig inzicht in de feitelijke gebeurtenissen in 1944 en 1945 onontbeerlijk. Voorspel Na de landing door de geallieerde troepen op de stranden van Normandië in juni 1944 duurde het geruime tijd voor de bruggenhoofden konden worden uitgebouwd. De Engelse en Canadese troepen trachtten de Seine over te steken en op te rukken evenwijdig aan de Kanaalkust, terwijl de Amerikaanse (en Franse) troepen in oostelijke richting aanvielen. Uiteindelijk forceerden de Amerikanen half augustus een doorbraak, waarna de Duitse weerstand (althans tijdelijk) gebroken was. Zo werd Parijs bevrijd op 25 augustus, en Brussel op 3 september. De haven van Antwerpen viel, mede dankzij steun van het Belgische verzet, op 4 september vrijwel onbeschadigd in geallieerde handen. In Nederland kennen wij deze fase van de oorlog als 'dolle dinsdag'. Montgomery besloot (naar men zegt op basis van een zekere rivaliteit tussen hem en de Amerikaanse generaal Patton) niet eerst de Franse en Belgische Kanaalkust te zuiveren van Duitsers, maar om door te stoten in de richting van het Ruhrgebied. De opmars in de richting van Arnhem werd voortgezet, ondanks het feit dat de bevoorrading van de troepen veel te wensen overliet. De enige havens die de geallieerden konden gebruiken waren de geïmproviseerde landingshavens in Normandië. Alle reguliere havens langs de kanaalkust waren door de Duitsers onbruikbaar gemaakt (en bovendien nog in Duitse handen). De enige potentieel bruikbare haven, Antwerpen, was ontoegankelijk omdat Duitse batterijen vanaf Walcheren de vaart op de Westerschelde konden blokkeren (fig. 1). Het is dan ook achteraf gezien geen wonder dat de aanval op Arnhem (midden september) mislukte, mede door grote problemen met de bevoorrading. Inmiddels had generaal Eisenhower het opperbevel gekregen over de geallieerde troepen in West-Europa. Hij zag het gevaar van de lange aanvoerlijnen en gaf opdracht de haven van Antwerpen zo spoedig mogelijk operationeel te maken. De Duitsers hadden echter niet stil gezeten en via Breskens een deel van hun troepen uit de Franse en Belgische kuststrook gehergroepeerd op Walcheren. Walcheren was daarmee nog meer dan daarvoor een bijna onneembare vesting geworden. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 22