'LOEP, HALE GROET SLUSE MOSSELEN, HALE, HALE, HALE' Over een veertiende-eeuws marktlied Arco Willeboordse In 1963 publiceerde Hans Hollander een even boeiend vertelde als saai getitelde biografie over de Tjechische componist Leos Janacek (1854-1928). Eén van de foto's in het boek (natuurlijk in zwart wit) is bijzonder intrigerend. We zien de al bejaarde componist schuin van achteren tegen de achtergrond van de zee en een ver pierhoofd. Hij draagt een gleufhoed met brede rand'en is, de handen diep in de zakken, goed ingepakt in een zware trench-coat. Hij staat licht gebogen met de branding aan zijn voeten en het lijkt alsof hij naar iets kijkt, iets vlak voor hem. We lezen het onderschrift: 'The composer listening to the waves at Flushing, 1926'. Janacek op de foto kijkt dus niet, maar luistert. De foto moet genomen zijn in mei van het genoemde jaar (mogelijk in de buurt van de Gevangentoren), tijdens zijn korte verblijf in Vlissingen op de terugweg van Londen naar zijn woonplaats Ostrau.1 Uit een andere bron weten we wat Janacek in Vlissingen deed. Hij bezocht er het strand en luisterde niet alleen, maar maakte ook notities van het geluid dat de zee maakte. Janacek had iets met omgevingsgeluiden. Zo componeerde hij graag op markten. In London liet hij zelfs afspraken lopen om rumoer en kreten op de markten te noteren. Hij schreef ze op in hetzelfde notitieblokje waarin hij kort daarna de golven bij Vlissingen zou noteren. Andere componisten waren Janacek in zijn interesse voor marktgeluiden voorgegaan.2 Een van de vroegste 'marktkreetcomposities' is een lied uit de veertiende eeuw waarin onder andere sprake is van producten uit Sluis en Biervliet. Componisten en marktroepen Zoals gezegd staat Janacek in zijn belangstelling voor alledaagse straat- en marktgeluiden bepaald niet alleen. In hetzelfde decennium verwerkte George Gershwin bijvoorbeeld straatgeluiden in An American in Paris. Een generatie later gebruikte Luciano Berio straatkreten als uitgangspunt voor zijn London Cries. En nog maar enkele jaren geleden nam Steve Reich straatgeluiden op in City life. Ook bij vroegere collega's van Janacek komt men een dergelijke belangstelling tegen. Straatscènes met bijbehorend geblèr komen voor in de opera Louise (1900) van Gustave Charpentier en in Der Evangelimann (1895) van zijn tijdgenoot Wilhelm Kienzl. Eerder al verwerkte de minder bekende componist Cantil Blaze Parijse straatroepen in zijn Molière musicien (1852). Ruim twee eeuwen daarvoor beschreef Richard Deering (c. 1580-1630) kreten in composities met voor zichzelf sprekende titels als London Cries en Country Cries. En nog verder terug gaan de Italianen Giovanni Croce (c. 1557-c. 1609), die in de Triaca Musicale een Venetiaanse markt vereeuwigt en Alessandro Striggio (c. 1535-1595) die met een madrigaal het kwebbelen van vrouwen op een wasplaats nabootst. De bekendste werken in dit opzicht zijn van Clément Jannequin (c. 1485-1558) met chansons als La Bataille de Marignan, La Chasse, L'Alouette, Le caquet des femmes en vooral Voulez ouir les Cris de Paris. Wie benieuwd is naar zestiende-eeuwse strijdkreten, jachtschreeuwen, straatroepen en damesgebabbel kan aan deze kreet-chansons zijn hart ophalen.3 Maar er zijn liederen met marktkreten die nog verder teruggaan in de tijd. Twee van de oudste komen uit Italië. De ene is de driestemmige caccia Cacciando per gustar van de veertiende-eeuwse pauselijke kapelzanger magister Zacharias, waarin een Romeinse markt voorkomt.4 De andere is van Vincenzo di Rimini in zijn caccia Nellacqua chiara e dolze.5 Uit dezelfde eeuw is het oudste Nederlandse lied met kreten overgeleverd. Het brengt een markt tot leven uit een stadje, in (misschien) het noordwesten van Vlaanderen. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 12