De man op de berg
Aflevering 162 winter 2008
Vliedbergen in Zeeland: oude theorieën, folklore en parahistorie
Jan J.B. Kuipers
In Goethe's Het lijden van de jonge Werther uit 1774 vinden we een
belangwekkende passage. 'Mijn grootmoeder,aldus de hoofdpersoon,
'kende een sprookje over een magnetische berg: schepen die te dichtbij
kwamen raakten opeens al hun ijzerwerk kwijt, de spijkers vlogen naar
de berg toe en de arme schipbreukelingen vonden hun eind tussen de over
elkaar stortende planken.
Het betreft hier een magnetische kracht die niet alleen over enorme bergen
gaat, of over spijkers en ander ijzerwerk. Het is een kracht die ook de
kleinste verhevenheden in het landschap op de menselijke verbeelding
uitoefenen. De Zeeuwse vliedbergen hadden in de folklore een eigen plaats,
maar het was een plek die verwant was aan andere verheffingen in het
landschap: prehistorische grafheuvels bijvoorbeeld of, om even over zee
te stappen, de omwalde raths of veekralen dan wel erfafscheidingen in
Ierland.2 Het waren bekende woonplaatsen van natuurgeesten zoals witte
wijven, kabouters of ander bovennatuurlijk volk. Zo is de naam van de
Duivelsberg bij het Zuid-Bevelandse Kapelle bepaald niet uniek, denk maar
aan het natuurreservaat 'De Duivelsberg' ten oosten van Nijmegen. Ook
de moderne folklore, of moeten we zeggen fakelore, weet hier nog weg
mee; hedendaagse paranormale 'onderzoekers' gingen er aan de slag. Ze
fotografeerden een hond zonder schaduw en maakten melding van 'heftige
plekken', 'Keltische energie' en 'entiteiten'. Surf maar eens naar de - niet
volledig oncommerciële - website thegosthunter.nl, en dan kunt u wat
beleven.3
De collectieve verbeelding heeft nooit een scherp onderscheid gemaakt
tussen kunstmatige en natuurlijke heuvels: verhevenheden, al of niet van
aarde, blijken in de oude geocentrische culturen puur op grond van hun
verschijningsvorm van mythologische betekenis, dat leren we al uit de
scheppingsberg in de Egyptische mythologie. Heuvels en bergen zijn een
symbool van het onvergankelijke, steeds herrijzende leven dat uit de aarde
en de onderwereld, het rijk van de dood, voortkomt; de vooroorlogse
godsdiensthistoricus Kristensen sprak in dit verband van een functie als
'kosmische voorraadkamer'.4
Romantische oudheidkunde
Ons onderwerp is het vervlochten terrein van folklore, oude
wetenschappelijke theorieën en parahistorische opvattingen over de
Zeeuwse bergjes. Maar wat heeft het verwarde en moeilijk te duiden
volksgeloof te maken met vergeelde theorieën over vliedbergen? Ze
vormden beide onderdeel van een jong wetenschapsgebied, dat zich
in de eerste helft van de negentiende eeuw zowel met oudheden of
antiquiteiten, met naamkunde, mythologie als met de geestelijke bronnen
van het volksleven bezighield. Spoedig viel ook deze brede, 'romantische'
beoefening van de oudheidkunde in vele specialismen uiteen, elk met hun
eigen onderzoeksterrein, methodieken en terminologie. In tal van kleine,
eenzame reservaatjes bleef de parahistorie achter, die zich niets verkoos