Aflevering 162 winter 2008 15)
aan te trekken van geaccepteerde paradigma's en theorieën, en lustig
voortbouwde op veelal stokoude en allang achterhaalde aannames en
overtuigingen.
De bekende romantische letterkundige Jacob van Lennep gaf in zijn
dagboek van een voetreis door Nederland in 1823 een aardige staalkaart
van de destijds vigerende theorieën over de bergjes. Hij schrijft: 'Vooral
de zogenaamde Vliedbergen, waarover zoveel getwist wordt, trokken onze
aandacht. Het zijn groene, cirkelvormige terpen waarop zoden liggen en die
wel 40 a 50 voet boven de grond en het lage weiland uitsteken. Sommigen
zeggen dat de Denen ze hebben gebouwd om zich tegen de hoge watervloed
te beschermen, toen zij dijken aanlegden. Anderen schrijven ze toe aan de
Katten [en dan bedoelt hij niet het bekende huisdier, maar de Germaanse
stam de Chatten], Kimbren, Chaucen of Romeinen of ze maken er
offerplaatsen, toespraakplaatsen of zegemonumenten van.'5
De Luyksberg
De offerbergheorie had in Zeeland en daarbuiten in de eerste helft
van de jaren dertig van de negentiende eeuw erudiete aanhangers.
Ter toetsing van die theorie werd in de zomer van 1834 uit pure
wetenschappelijke nieuwsgierigheid de Luyksberg ten zuidwesten van
Serooskerke op Walcheren afgegraven, iets wat nu ondenkbaar zou zijn.
Het destructieve onderzoek vond plaats op initiatief van de Middelburgse
belastingontvanger C.A. Rethaan Macaré en C.J.C. Reuvens, directeur van
het in 1818 gestichte Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en Nederlands
eerste beroepsarcheoloog. Ook de bekende jurist en historisch publicist
Samuel de Wind was aanwezig.
In de Luyksberg troffen ze onder meer as en houtskool, een restant
van een eiken paal, dierenbotten en benen schaatsen aan. Pas in 1859
publiceerde Rethaan Macaré zijn verslag van de opgraving, getiteld 'Eene
heidensche offerplaats op Walcheren'.6 Rethaan Macaré betoogde dat de
Links:
Portret van Jacob van
Lennep op 48-jarige
leeftijd.
Rechts:
Portret van C.J.C.
Reuvens.