Aflevering 162 winter 2008 19
I. C. de Man
J.C. de Man en J. Vader
Met dr. J.C. de Man eindigt de speculatieve periode van het
vliedbergonderzoek. Ook De Man had nog geen weet van de
kasteelbergtheorie, hij meende dat de bergen in de vijfde of zesde
eeuw door de Sueven waren opgeworpen. Maar hij was een empirisch
onderzoeker die in 1888 en 1897 ais eerste een
systematische inventarisatie publiceerde van de
Zeeuwse vliedbergen.11 Over de offerbergtheorie van
Utrecht Dresselhuis en consorten schreef hij: 'Uit alles
blijkt, dat de drie geleerden te voren besloten hadden
in den berg de bewijzen voor een offerberg te zien.'
De Man, die leefde van 1818 tot 1909, was een soort
belichaming van de negentiende eeuw. Hij was als
medicus de moderne materialistische opvattingen
toegedaan. Daarnaast was hij bezield door het ideaal
van kennisverspreiding en een homo universalis die
zich net als de romantische wetenschap die hij hielp
afbreken bezighield met tal van wetenschapsgebieden.
In zijn vliedbergpublicaties stipte hij nu en dan ook op
soms tegenstrijdige wijze de noties aan, die vanouds
onder het volk leefden. 'Romantische of mysterieuze
overleveringen zijn aan de Walcherse bergen niet
verbonden,' concludeert hij, 'iets spookachtigs, iets
heidensch ziet niemand er in, ofschoon natuurlijk
het gaan voorbij zulk een hoogte in den donker
menige vreesachtige deern wel eens een hartklopping zal hebben bezorgd.
Eigenaardig is het, dat men den oorsprong der pasgeborenen toeschrijft aan
den boer, die ze uit de bergjes zou halen, terwijl men elders dit privilege aan
de kooien toeschrijft of aan de ooievaars.
De al genoemde Duivelsberg bij Kapelle beschouwde Dresselhuis ook als
een middelpunt van de offerdienst der heidenen. Over de naam Duivelsberg
meldt De Man dat deze misschien wijst op herinneringen die samenhingen
met 'de leer van den duivel'. Het zou geen wonder zijn, zegt hij, 'indien men
de bergen altoos voor spookachtig had aangezien
De Mans folkloristische exercities ontlokten kritische opmerkingen aan de
bekende Walcherse volkskundige autodidact Jan Vader, naar aanleiding van
De Mans befaamde folkloristische enquête uit 1859/60. Vader, die in 1966
op 91-jarige leeftijd overleed, had De Man nog persoonlijk gekend. In een
artikel over Walchers volksgeloof uit 1963 is hij niet al te complimenteus
over de veelzijdige arts.12 Hij vond het optreden van De Man arrogant, en
door zijn standgevoeligheid - een bij uitstek Middelburgse kwaal in die
dagen, zoals we weten - was de dokter niet in staat door te dringen tot de
Zeeuwse volksziel. Vermoedelijk kunnen we de woorden van Jan Vader
ook betrekken op De Mans magere ontboezemingen over de folkloristische
aspecten van de vliedbergen, want in hetzelfde artikel verstrekt Vader wél
concrete folkloristische informatie over drie Walcherse bergen, namelijk
de Hazenberg bij Aagtekerke, één bij Sint Jan ten Heere en een derde in de
buurt van Hoogelande.