Aflevering 162 winter 2008
bouwfasen. Het complex begon in de periode eind lle-begin 12e eeuw
als een ca. 3 meter hoge kernheuvel met daarop houten gebouwen.
Later werd de kernheuvel verhoogd tot 5 meter en werden nieuwe
houten opstallen opgetrokken. Kort na 1200 onderging het complex een
drastische gedaanteverwisseling. Aan de voet van de heuvel werd een
ringmuur aangelegd, waarna de heuvel aan de binnenzijde werd afgevlakt.
Hierdoor ontstond een groot rond platform waarop twee bakstenen
gebouwen werden gebouwd. In alle fasen werd het complex omgeven
door een brede gracht. Bij het complex hoorde een, eveneens omgrachte,
rechthoekige voorburcht met utilitaire gebouwen. Het onderzoek naar
de Berg van Troje heeft overtuigend aangetoond dat deze vliedberg een
motteversterking was. Later archeologisch onderzoek naar Zeeuwse
vliedbergen heeft uitgewezen dat de ontwikkeling van de Berg van Troje
zeer uitzonderlijk is en dat dit kasteel absoluut niet als archetype van de
Zeeuwse motteversterkingen mag worden bestempeld.32 De ontwikkeling
van een motteversterking tot een rond kasteel met een door een ringmuur
'ingepakte' hoofdburcht die zich hier voordoet, is tot op heden nergens
anders in Zeeland aangetoond (afb. 3).
Trimpe Burger kwam op basis van de resultaten van het onderzoek in
verschillende bergen tot een driedelige classificatie van de vliedbergen.33
Hij onderscheidde:
a. kernheuvels die in een later stadium niet tot hoge bergen werden
verhoogd. Hieronder vallen veel van de oude dorpskernen;
b. hoge bergen zonder kernheuvel die in één keer tot een hoogte van 5
meter of meer zijn opgeworpen;
c. hoge bergen met kernheuvel, zogenaamde 'tweeperiodenbergen'.
De opgravingen in Buttinge en Abbekinderen hebben uitgewezen dat hier
op de kernterp een eenvoudig rechthoekig gebouw stond, dat als woning
of schaapstelle dienst deed (afb. 4).34 Later werd de kernterp verhoogd en
hierop stond mogelijk een bakstenen gebouw. Voor wat betreft deze latere
fase leverden de opgravingen in Buttinge en Abbekinderen weinig gegevens
op. Deze latere ontwikkeling kon wel bij het onderzoek naar de Maelstede
te Kapelle worden gedocumenteerd.35 De oorspronkelijke kernterp werd
hier later aanzienlijk opgehoogd en op de top verrees een bakstenen toren.
Op de bijbehorende voorburcht werden de resten van een bakstenen
poortgebouw uit de 13e-14e eeuw gevonden, evenals verschillende
begravingen uit later eeuwen. Een brug verbond de omgrachte hoofd- en
voorburcht met elkaar.
Alle nog aanwezige vliedbergen zijn in de periode 1968-1980 aangewezen
als wettelijk beschermd monument.36 Tevens zijn de meeste planologisch
beschermd. Bij het merendeel is sprake van een vorm van consolidatie
en/of restauratie (afb. 5). Met deze aanwijzing zijn de bergen min of meer
gevrijwaard voor toekomstige aantastingen. In de beschermde vliedbergen
wordt alleen nog in het kader van inrichting en beheer op zeer bescheiden
schaal booronderzoek uitgevoerd. Wel zijn er de laatste jaren sleuven
gegraven in en om enkele bergen, zoals de Duivelsberg bij Kapelle (1986)37
en het bergje onder de kerk van Wemeldinge (1989)38, Goes-Ter Valcke
(2002)39 en 's Heer-Arendskerke (2004)40, alle op Zuid-Beveland.