Aflevering 162 winter 2008 resten van de berg. Deze graverijen hadden tot gevolg dat er van de eens zo indrukwekkende berg vrijwel niets meer over was. Alleen twee lichte welvingen in een akker en een min of meer ronde concentratie baksteenpuin herinneren eraan dat hier ooit een vliedberg lag (afb.7). Het archeologische onderzoek naar de vliedberg van 's-Heer Arendskerke vond plaats in het kader van de waardestelling van een ten noorden van de vliedberg gelegen terrein, waarvan vermoed werd dat hier mogelijk een omgrachte nederzetting uit de volle middeleeuwen lag. Aanwijzingen hiertoe had een uitgebreid booronderzoek opgeleverd.43 Om dit te toetsen werden verschillende sleuven op het terrein gegraven, waarvan één aan de noordzijde van de hoofdburcht en één tussen de hoofd- en voorburcht. De sleuven in het terrein ten noorden van de voormalige vliedberg wezen uit dat hier geen sprake was van een omgrachte nederzetting, maar dat de in de boringen waargenomen fenomenen het gevolg waren van systematisch uitgevoerde moerneringsactiviteiten. In grote delen van het gebied was het in de bodem aanwezige veendek in smalle sleuven gewonnen, waarna deze met veenbrokken, klei en nederzettingsafval waren opgevuld. De moerneringssleuven strekten zich uit tot de insteek van de rond het complex gelegen omgrachting. De door de grachten aangelegde sleuven leverden belangrijke aanvullende informatie over de opbouw en gebruiksgeschiedenis van de vliedberg. In combinatie met de eerder door Trimpe Burger waargenomen fenomenen kan hierdoor een reconstructie van de genese van het complex worden gemaakt. In de lle-12e eeuw werd een kernterp opgeworpen. Dit kan worden afgeleid uit de door Trimpe Burger uit de kern van de heuvel uit een cultuurlaag verzamelde scherven Pingsdorf aardewerk en Maaslandse waar. De grond waarmee de terp werd opgeworpen was waarschijnlijk vrijgekomen bij het uitgraven van een cirkelvormige sloot of gracht rond de plek waar de kernterp werd opgeworpen. De exacte hoogte van de kernterp is niet bekend, maar zal naar verwachting 1 tot 3 meter zijn geweest. Niet geheel duidelijk is in hoeverre er op de kernterp bebouwing aanwezig was. De vondst van een cultuurlaag doet dit wel vermoeden, hoewel gebouwresten door Trimpe Burger niet worden vermeld. In een latere fase werd de kernterp uitgebreid en verhoogd. Hierdoor ontstond een ronde hoofdburcht met een doorsnede op maaiveldniveau van ca. 50 m en een hoogte van ongeveer 13 m. Tevens werd een ronde voorburcht met een diameter van ongeveer 30 m aangelegd. Niet duidelijk is of dit in een of meerdere fasen gebeurde. De voor de verhoging van de hoofdburcht en de bij de aanleg van de voorburcht benodigde grond was grotendeels vrijgekomen bij de aanleg van een 20 m brede, ruim 3 meter diepe omgrachting rond beide delen. Aan de rand van de insteek van de binnenzijde van de gracht rond de hoofdburcht zijn enkele kuilen gevonden, waarin houten palen hebben gestaan. Deze paalsporen hebben waarschijnlijk deel uitgemaakt van een houtconstructie die zowel als grondkering als beschoeiing diende. De constructie voorkwam dat grond van de heuvel in de gracht schoof. Onduidelijk is hoe hoog de houtconstructie is geweest. Niet geheel uitgesloten kan worden dat deze tevens als palissade dienst deed. Een dergelijke constructie is nog niet eerder aangetroffen. Onduidelijk is wat het karakter van de bebouwing op de hoofd- en voorburcht was. Bij het afgraven van beide in het verleden zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 33