Aflevering 162 winter 2008 ophoogd. Deze vliedbergen mogen, om in Trimpe Burgers terminologie te blijven, als 'drieperiodenbergen' worden aangemerkt.46 De hoogte van de kernterp varieerde van ongeveer 1 tot ruim 3 meter. De meeste werden omgeven door een sloot, ringvormige depressie of gracht.47 De verhogingen houden naar alle waarschijnlijkheid grotendeels verband met de toestand van de bedijkingen - veel gebieden waren in deze periode niet of onvoldoende bedijkt - en hebben dus mogelijk gediend als een beveiliging tegen hoge vloeden. Daarnaast is het mogelijk dat terpen werden opgeworpen in gebieden die door inklinking van het veen vernatten. Lange tijd was onduidelijk of de vliedbergen als tijdelijke of permanente woonplaatsen moeten worden bestempeld.48 De term vliedberg suggereert immers een tijdelijk gebruik in perioden van wateroverlast. Tegenwoordig heerst de opvatting dat de meeste vliedbergen permanent werden bewoond. De aanwezigheid van afvalpakketten, houten gebouwen en haardplaatsen zou hierop wijzen.49 Er zijn in elk geval geen concrete aanwijzingen dat de kernterpen een militair-strategische functie hadden.50 In enkele gevallen zijn onder de kernterp oudere bewoningssporen aangetroffen.51 De oudste kernterpen dateren, voor zover kan worden nagegaan, uit de (laat-)Karolingische tijd.52 De meeste zijn evenwel enkele eeuwen later opgeworpen, met name in de 1 le-12e eeuw.53 De jongste kernterpen dateren uit ca. 1200.54 Een deel van de kernterpen werd in een latere fase aanzienlijk verhoogd en getransformeerd tot zogenaamde 'hoge bergen'. Voorbeelden hiervan zijn de vliedbergen van Rittthem55, Hoogelande (gemeente Grijpskerke)56, Maalstede en de Duivelsberg bij Kapelle57, Buttinge58, Abbekinderen59, Biggekerke60, 's-Heer Arendskerke61 en Scherpenisse-Westkerke.62 Niet alle kernterpen maakten dit proces door. Sommige werden niet verhoogd, maar bleven als lage terp functioneren of werden opgegeven. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor enkele op Tholen gelegen vliedbergen. Daarnaast komen er 'hoge bergen' voor die in één keer lijken te zijn opgeworpen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vliedbergen van Grijpskerke en Aagtekerke.63 Niet geheel duidelijk is in welke periode de kernterpen werden getransformeerd tot hoge bergen. In de meeste gevallen ontbreken betrouwbare dateringsgegevens. De gedachte van Van Heeringen dat deze fase reeds in het begin van de 1V eeuw een aanvang neemt, kan nog niet verder worden onderbouwd.64 De introductie van dit type verdedigingswerk in Zeeland lijkt op basis van de beschikbare gegevens eerder in de 12e eeuw, en dan mogelijk zelfs vooral vanaf het midden daarvan, dan in het begin van de 1 le eeuw te moeten worden geplaatst.65 Een gedetailleerde studie van het bij de onderzochte vliedbergen gevonden aardewerk, zou hierin mogelijk meer helderheid kunnen scheppen. De meeste vliedbergen liggen op of aan de rand van een kreekrug. Slechts enkele bevinden zich in de lagere delen van het landschap. Een aantal vliedbergen ligt aan de rand van of net buiten een dorp, zoals die in Gapinge aan de Schellachse weg en de Berg van Troje in Borssele. Sommige daarvan hebben oorspronkelijk vrij gelegen en zijn door latere bebouwing ingesloten, zoals de Duivelsberg te Kapelle, terwijl andere waarschijnlijk altijd aan de rand van de nederzetting hebben gelegen. Enkele vliedbergen liggen midden in een dorp, meestal in de directe omgeving van een kerk of kapel. Mooie voorbeelden hiervan zijn de vliedbergen van Wemeldinge en Kloetinge. In sommige gevallen bevinden zich meerdere vliedbergen op korte afstand van elkaar, zoals het hierboven

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 35